Brugge den 10 Mei 1887.
Hooggeachte Heer en Vriend!
Hierringesloten zend ik u het gevraagde handschrift van het prachtig gedicht van meester Gezelle die ik diep betreur niet te kunnen in muziekzetten voor de redenen die ik Ued heb voorgeleid, en mij als ernstig blijven voorstaan.
Mijn spijt is driedubbel: vooreerst, Ued als vriend niet te kunnen verplichten, ten tweeden, van het St Lodedewijks Collegie waar aan ik met hert en ziel verkleefd ben, niet te kunnen helpen tot het op = luisteren zijner prijsdeeling & ten derden, voor zoo een meesterlijk gedicht te moeten laten ontsnappen.
Aanvaard, Hooggeachte Heer en Vriend mijn hartelikste groetenissen
Karel Mestdagh