<Resultaat 1353 van 2308

>

p1

Op 3 Mei dankt ze den meester om het gedicht,[1] en schrijft o.m. "Je vais les copier pour l'impression désirant conserver le manuscrit parmi mes plus précieuses reliques, et vous enverrai l'épreuve pour la correction"[2]

Noten

[1] Het eerstecommuniegedicht dat ze voor haar zoon Joseph Tinel had aangevraagd op 13 april 1889. Joseph deed zijn communie op 30 juni te Mechelen. Het gelegenheidsdrukwerk met Gezelles gedicht wordt bewaard in het Guido Gezellearchief nr. 496.
[2] De locatie van de originele brief van Emma Coeckelbergh van 3 mei 1889 is onbekend. Er is bestaat enkel deze beperkte inhoudsbeschrijving in: Jubileumuitgave van Guido Gezelle’s volledige werken, Tijdkrans II, Brussel: N.V. Standaard-Boekhandel, 1931, p.170.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamCoeckelbergh, Maria Josephina Emma; Coeckelbergh, Emma
Datums° Antwerpen, 22/09/1851 - ✝ Elsene, 17/02/1921
GeslachtVrouwelijk
Beroepdichter
BioEmma Coeckelbergh werd geboren op 22 september 1851 in Antwerpen als tweede kind van Franciscus Julianus Coeckelbergh en Maria Ludovica Paridaens. Het gezin verhuisde op 10 december 1871 van Antwerpen naar Sint-Niklaas, waar haar ouders een textielfabriek dreven. In 1878 verhuisden ze naar Temse, waar haar vader op 19 december 1879 overleed. Emma Coeckelberg begon haar literaire carrière in haar twintiger jaren en publiceerde diverse dichtbundels, waaronder "Conte Indien. La Mandragore, poème" (1874), "Heures Perdues" (1874), "Les Epines" (1875), en "Sentiers Perdus" (1877). Haar poëzie wordt gekenmerkt door romantische, melancholische en empathische thema's, en ze ontving meerdere onderscheidingen bij poëziewedstrijden in Bordeaux. Ze ontmoette de componist Edgar Tinel in 1875, met wie ze bleef corresponderen en uiteindelijk trouwde in 1877. Het echtpaar vestigde zich in Brussel en kreeg zes zonen. Coeckelbergh vertaalde ook verschillende van Tinels muzikale werken naar het Frans en werkte nauw met hem samen aan zijn composities. Ze correspondeerde ook met de dichter Guido Gezelle en vroeg hem in 1889 voor een gelegenheidsgedicht voor de eerste communie van haar zoon Joseph Tinel. Gezelle bezorgde haar het gedicht 'Wat kan een schamel kind' ter publicatie op het gelgenheidsdrukwerk. Na de dood van Edgar Tinel in 1912 bleef Emma wonen in Elsene, waar ze in 1921 overleed op 69-jarige leeftijd. Haar literaire nalatenschap omvat zowel gedichten als proza, gepubliceerd onder haar eigen naam en pseudoniemen.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; aanvrager gelegenheidsgedicht
BronnenJubileumuitgave van Guido Gezelle’s volledige werken, Tijdkrans II: Brussel: N.V. Standaard-Boekhandel, 1931, p.169; https://nl.wikipedia.org/wiki/Emma_Coeckelbergh

Briefschrijver

NaamCoeckelbergh, Maria Josephina Emma; Coeckelbergh, Emma
Datums° Antwerpen, 22/09/1851 - ✝ Elsene, 17/02/1921
GeslachtVrouwelijk
Beroepdichter
BioEmma Coeckelbergh werd geboren op 22 september 1851 in Antwerpen als tweede kind van Franciscus Julianus Coeckelbergh en Maria Ludovica Paridaens. Het gezin verhuisde op 10 december 1871 van Antwerpen naar Sint-Niklaas, waar haar ouders een textielfabriek dreven. In 1878 verhuisden ze naar Temse, waar haar vader op 19 december 1879 overleed. Emma Coeckelberg begon haar literaire carrière in haar twintiger jaren en publiceerde diverse dichtbundels, waaronder "Conte Indien. La Mandragore, poème" (1874), "Heures Perdues" (1874), "Les Epines" (1875), en "Sentiers Perdus" (1877). Haar poëzie wordt gekenmerkt door romantische, melancholische en empathische thema's, en ze ontving meerdere onderscheidingen bij poëziewedstrijden in Bordeaux. Ze ontmoette de componist Edgar Tinel in 1875, met wie ze bleef corresponderen en uiteindelijk trouwde in 1877. Het echtpaar vestigde zich in Brussel en kreeg zes zonen. Coeckelbergh vertaalde ook verschillende van Tinels muzikale werken naar het Frans en werkte nauw met hem samen aan zijn composities. Ze correspondeerde ook met de dichter Guido Gezelle en vroeg hem in 1889 voor een gelegenheidsgedicht voor de eerste communie van haar zoon Joseph Tinel. Gezelle bezorgde haar het gedicht 'Wat kan een schamel kind' ter publicatie op het gelgenheidsdrukwerk. Na de dood van Edgar Tinel in 1912 bleef Emma wonen in Elsene, waar ze in 1921 overleed op 69-jarige leeftijd. Haar literaire nalatenschap omvat zowel gedichten als proza, gepubliceerd onder haar eigen naam en pseudoniemen.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; aanvrager gelegenheidsgedicht
BronnenJubileumuitgave van Guido Gezelle’s volledige werken, Tijdkrans II: Brussel: N.V. Standaard-Boekhandel, 1931, p.169; https://nl.wikipedia.org/wiki/Emma_Coeckelbergh

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamMechelen
GemeenteMechelen

Naam - persoon

NaamCoeckelbergh, Maria Josephina Emma; Coeckelbergh, Emma
Datums° Antwerpen, 22/09/1851 - ✝ Elsene, 17/02/1921
GeslachtVrouwelijk
Beroepdichter
BioEmma Coeckelbergh werd geboren op 22 september 1851 in Antwerpen als tweede kind van Franciscus Julianus Coeckelbergh en Maria Ludovica Paridaens. Het gezin verhuisde op 10 december 1871 van Antwerpen naar Sint-Niklaas, waar haar ouders een textielfabriek dreven. In 1878 verhuisden ze naar Temse, waar haar vader op 19 december 1879 overleed. Emma Coeckelberg begon haar literaire carrière in haar twintiger jaren en publiceerde diverse dichtbundels, waaronder "Conte Indien. La Mandragore, poème" (1874), "Heures Perdues" (1874), "Les Epines" (1875), en "Sentiers Perdus" (1877). Haar poëzie wordt gekenmerkt door romantische, melancholische en empathische thema's, en ze ontving meerdere onderscheidingen bij poëziewedstrijden in Bordeaux. Ze ontmoette de componist Edgar Tinel in 1875, met wie ze bleef corresponderen en uiteindelijk trouwde in 1877. Het echtpaar vestigde zich in Brussel en kreeg zes zonen. Coeckelbergh vertaalde ook verschillende van Tinels muzikale werken naar het Frans en werkte nauw met hem samen aan zijn composities. Ze correspondeerde ook met de dichter Guido Gezelle en vroeg hem in 1889 voor een gelegenheidsgedicht voor de eerste communie van haar zoon Joseph Tinel. Gezelle bezorgde haar het gedicht 'Wat kan een schamel kind' ter publicatie op het gelgenheidsdrukwerk. Na de dood van Edgar Tinel in 1912 bleef Emma wonen in Elsene, waar ze in 1921 overleed op 69-jarige leeftijd. Haar literaire nalatenschap omvat zowel gedichten als proza, gepubliceerd onder haar eigen naam en pseudoniemen.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; aanvrager gelegenheidsgedicht
BronnenJubileumuitgave van Guido Gezelle’s volledige werken, Tijdkrans II: Brussel: N.V. Standaard-Boekhandel, 1931, p.169; https://nl.wikipedia.org/wiki/Emma_Coeckelbergh
NaamTinel, Joseph
Datums° Brussel, 09/06/1878 - ✝ Brussel, 18/01/1913
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; geestelijk directeur; leraar; onderpastoor
BioJoseph Tinel werd geboren te Brussel op 9 juni 1878 als oudste zoon van Emma Coeckelbergh en Edgar Tinel. Voor zijn eerste communie op 30 juni 1889 schreef Guido Gezelle het gelegenheidsgedicht "Wat kan een schamel kind'" op verzoek van zijn moeder. Joseph volgde kerkelijk hoger onderwijs aan het Grootseminarie in Mechelen vanaf 2 oktober 1899 en werd tot priester gewijd op 19 april 1903 in Mechelen. Hij was leraar aan het Institut Saint-Josse van 22 april 1903 tot 23 augustus 1909. Vervolgens diende hij als onderpastoor in de Parochie Onze-Lieve-Vrouw van Goede Bijstand in Brussel van 24 augustus 1909 tot 3 mei 1912. Daarnaast was hij geestelijk directeur van de Congrégation de la Très Sainte Vierge in de Artoisstraat. Joseph Tinel overleed op 18 januari 1913 aan tuberculose, drie maanden na het overlijden van zijn vader Edgar Tinel.
Links[odis]
BronnenJubileumuitgave van Guido Gezelle’s volledige werken, Tijdkrans II: Brussel: N.V. Standaard-Boekhandel, 1931, p.169

Titel - gedicht van Guido Gezelle

TitelWat kan een schamel kind al weinig woorden zeggen?
PublicatieTijdkrans (Verzameld dichtwerk, deel III), p. 320

Titel03/05/1889, [Mechelen], Maria Josephina Emma Coeckelbergh (= mevrouw Emma Tinel) aan [Guido Gezelle]
EditeurEls Depuydt; Publicatie
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2024
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderCoeckelbergh, Maria Josephina Emma
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum03/05/1889
VerzendingsplaatsMechelen (Mechelen)
AnnotatieLocatie origineel onbekend: enkel citaat en beperkte inhoudsbeschrijving in publicatie: Op 3 Mei dankt ze den meester om het gedicht ("Wat kan een schamel kind"), en schrijft o.m. "Je vais les copier pour l'impression désirant conserver le manuscrit parmi mes plus précieuses reliques, et vous enverrai l'épreuve pour la correction"
Gepubliceerd inTijdkrans II, p.170
Fysieke bijzonderheden
Staat fragment: citaat en beperkte inhoudsbeschrijving
Bewaargegevens
Bewaarplaatslocatie origineel onbekend
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|25643
Inhoud
Tekstsoortbrief
TalenFrans
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.