<Resultaat 2605 van 2616

>

Eerw(eerd) Heer en Vriend,[1]

Daar zijn muurschilderingen ontdekt in Sint Maertens[2] zeker wel van 1350. Daar zijn 5-6 vakken, met zwarte lijsten afgedeeld, 't Staan alderhand persoonen op, met wimpels naast hunnen mond; en oud-vl(aamsche) verzen, in alderschoonste letters, op die wimpels. Alonder staan wêer vl(aamsche) opschriften, ver versleten eilaas(,) maar 't zien en 't beschrijven weerd.

'k Heb Paul Alberdingk Thijm gezien. De zake van de boekskes ligt in de handen van den Pastor van S. Louis. Zoudt gij willen zoo goed zijn een Pelgrimsboekske naar Pater Benedictus Discals[3] te Brugge te zenden(?)[4]

Mr. Heldenbergh heeft den gevraagden n° ontv(angen) maar zondag laatst, getuige Briefdrager, weêr zijnen R. d. H. niet gekregen.

Daar staat in de Kölnische Zeitung eene biographie van Fritz Reuter(,) den platduitschen schrijver van de Olle Kamellen;[5] zende u den n° meê op voorwaarde van terugzenden.

Blijve ulieden toegenegen
Guido G.

P. S. 't Dunkt mij dat Nolet verre achteruit is met zijne antw(oorde) Dat moet een AltKatholisch liberaal-katholiek pangermane zijn.[6]

Maakt gij verzameling van mijn gedichten[7] hier hebt gij nog een stuk; de groote verzen ten minsten. Carton had er vele die ik zelf niet meer en hebbe.[8] t Moet nog een in 't Hospitaal zijn dat ik gemaakt hebbe op de professie van zekere zuster Vermandere[9] Zou er denken aan zijn om een nieuwe uitgave Dichtoefeningen (uitgekozene) te laten in druk gaan?1

Noten

[1] Locatie van de originele brief is onbekend. De brief is enkel in gepubliceerde versie beschikbaar: F. Baur, Brieven van, aan en over Gezelle, uit velerlei briefwisseling. Jubileumuitgave van Guido Gezelle's volledige werken, dl.II, p.170-171 (140a).
[2] Op 7 augustus 1862 werd de toren van de Sint-Maartenskerk door een blikseminslag getroffen. Hierdoor liep de kerk zware schade op. De restauratie zou 25 jaar in beslag nemen.
[3] Met ’discals’ wordt ’ongeschoeide karmeliet’ bedoeld.
[4] Guido Gezelle had hem geraadpleegd bij de voorbereiding van zijn boek, zie zijn antwoordbrief aan Gezelle d.d. 09/03/1874.
[5] Fritz Reuter was enkele weken voordien overleden op 12/07/1874. Hij had een humoristische verhalenreeks geschreven: Olle Kamellen.
[6] Verwijzing naar de reactie van J. Nolet de Brauwere van Steeland, op het antwoord van L.L. De Bo in juni. Nolets tekst verscheen in het julinummer van De Toekomst: J. Nolet de Brauwere van Steeland, Nederlandsch contra Westvlaamsche Taalparticularisterij. In: De Toekomst (juli 1874), p. 326-340.
[7] Guido Gezelle had plannen voor een nieuwe uitgave van zijn Verzamelde werken. Die verschenen tussen 1878 en 1880 te Leuven en Roeselare bij uitgevers Fonteyne en De Meester. Aan zijn eerder verschenen bundels werd een vierde deel toegevoegd met ongebundeld werk onder de titel Liederen, Eerdichten et reliqua waarin ook gedichten opgenomen werden die eerder in Rond den Heerd verschenen waren, zoals ’Boerke Naas‘. In 1873-74 speelden ze met het idee om dit als een deel van de Bibliotheke rond den Heerd uit te geven.
[8] Charles Carton stierf in 1863. Zijn bibliotheek werd geveild op 26 februari 1866 en volgende dagen. Lot 753 bevatte ”Un paquet d’opuscules poétiques de Mr G. Gezelle”. (Catalogue des livres, manuscrits et documents originaux, formant la bibliothèque de feu Mr Charles-Louis Carton. Gent, Ad. Van der Meersch, 1866, p.56.)
[9] De enige zuster Vermandere die we terugvonden is Rosalia Vermandere. Ze werd geprofest in het Sint-Janshospitaal op 12/06/1838. Dit is te vroeg voor Guido Gezelle, maar hij was wel in de buurt toen zij haar 25-jarig kloosterjubileum vierde enkele maanden voor haar dood. Helaas is daar geen enkel gelegenheidsgedicht van bewaard gebleven (hoewel dat wel de gewoonte was).

Register

Correspondenten - personen

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare

Plaats van verzending

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - persoon

NaamAlberdingk Thijm, Peter Paul
Datums° Amsterdam, 21/10/1827 - ✝ Kessel-Lo, 01/02/1904
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; hoogleraar; auteur; geschiedschrijver; letterkundige
VerblijfplaatsNederland
BioPaul Alberdingk-Thijm was hoogleraar in de Nederlandse en Germaanse Letterkunde aan de katholieke universiteit te Leuven. Hij was een jongere broer van de Nederlandse letterkundige Jozef Alberdingk-Thijm die o.m. in 1855 het tijdschrift 'Dietsche Warande' had opgericht. Na hogere studies te Utrecht zette hij zijn opleiding in Duitsland (Freiburg) voort. Hij werd eerst leraar te Maastricht, daarna, vanaf 1870, hoogleraar te Leuven. Hij werd meteen tot ondervoorzitter, en na de dood van Pieter Willems in 1898, tot voorzitter gekozen van het Vlaamse studentengenootschap 'Met Tijd en Vlijt' waardoor hij een bijzondere invloed uitoefende op de jonge Albrecht Rodenbach. In 1875 werd hij tevens stichter en eerste voorzitter (1875-1878) van het Davidsfonds. In oktober 1886 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde en in december van datzelfde jaar nam hij de 'Dietsche Warande' over van zijn broer. Hij verkocht het tijdschrift in 1899 aan Maria Belpaire die het blad samensmolt met 'Het Belfort'. Als auteur publiceerde P. Alberdingk-Thijm literaire en historische studies die getuigen van een breed humanistische visie.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamDe Meester, Roland Joseph; Benedictus Maria a Jesu (Pater); Demeester
Datums° Roeselare, 15/09/1833 - ✝ Kortrijk, 14/06/1903
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pater
BioRoland Joseph De Meester (ook Demeester) is geboren in Roeselare op 15 september 1833 als zoon van schoenmaker Roland De Meester en Isabella Clara Fry. Zijn ouders waren in Roeselare getrouwd op 26 september 1832. Hij werd geprofest in de Karmelorde op 8 oktober 1857 onder de naam Benedictus Maria a Jesu, en priester gewijd in Gent op 21 september 1861. Hij werd ingeschreven in Brugge op het adres van het klooster in de Ezelstraat op 15 juni 1865. Hij kwam toen van Elsene. Hij overleed in Kortrijk op 14 juni 1903. Gezelle kondigde preken van hem aan in ’t Jaer 30 van 25 april 1868 en 17 april 1869. In Rond den Heerd X (1875), nr. 2, p. 10 verscheen een lovend in memoriam voor zijn godsvruchtige vader Roland De Meester die in 1874 overleed. Guido Gezelle correspondeerde met hem over de H. Benedictus naar aanleiding van het Pelgrimsboekse van S. Louis.
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenInfo Carlos Noyen, archivaris Karmelietenklooster Ezelstraat; Rijksarchief; Rond den Heerd
NaamCarton, Charles Louis
Datums° Pittem, 03/06/1802 - ✝ Brugge, 19/09/1863
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; coadjutor; directeur; kapelaan; historicus
BioCharles Carton werd op 17/08/1825 tot priester gewijd te Mechelen. Hij was coadjutor te Maldegem en Ichtegem (22/10/1825), kapelaan te Wielsbeke (1826) en te Ardooie (1829-1835). Hij was de bezieler van het doven- en blindenonderwijs, waarvoor hij een eigen methode ontwikkelde. Zo richtte hij te Brugge het Spermalie-instituut op voor doven en blinden (juli 1835) en, ook in 1835, de Congregatie van de Zusters der Kindsheid van Maria. Hij ondernam diverse buitenlandse reizen om het blindenonderwijs te bestuderen. Als historicus was hij in 1839 medestichter van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge (Société d'émulation). In 1840 stichtte hij de eerste 'bewaarschool' (voorloper van de kleuterklas).
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT)
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamNolet de Brauwere van Steeland, Jan
Datums° Rotterdam, 23/02/1815 - ✝ Vilvoorde, 21/06/1888
GeslachtMannelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsNederland
BioJan Nolet De Brauwere van Steelandt was een Belgisch-Nederlandse schrijver. Hij deed zijn humaniorastudies in Doornik en in Brugge. Later ging hij rechten studeren aan de Rijksuniversiteit Gent. Hij behoorde tot de vriendenkring van Jan Frans Willems (1832 -1838). Daarna studeerde hij verder aan de Katholieke Universiteit Leuven bij kanunnik Jan Baptist David. Hij was auteur van meerdere epische gedichten en medewerker aan diverse tijdschriften. Hij was ook lid van het Brussels Taal- en Letterkundig Genootschap, voorzitter van het Taalverbond en lid van de Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde. Hij was voorvechter van het behoud van het Nederlands en nam nooit afstand van zijn Nederlandse nationaliteit. Hij was een vurig tegenstander van het taalparticularisme en van de verfransing in Vlaanderen. In polemische geschriften ging hij heftig tekeer ging het West-Vlaamse taalparticularisme.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamHeldenbergh, Antoine Jacques; Heldenbergh, Antonius
Datums° Kortrijk, 11/01/1817 - ✝ Kortrijk, 05/03/1880
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; onderpastoor; koster
BioAntoine Jacques Heldenbergh werd op 11 januari 1817 te Kortrijk geboren als zoon van Petrus-Josephus Heldenbergh en Sophia-Cornelia Coucke. In 1844 werd hij tot priester gewijd te Brugge. In zijn loopbaan gaf hij les op verschillende instituten: het Sint-Lodewijkscollege te Brugge, het college van Diksmuide en het Sint-Amandscollege te Kortrijk (vanaf 1857). Van 1847 tot 1857 was hij onderpastoor te Wervik, en vanaf juni 1860 was hij geestelijk koster in de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Kortrijk. Hij stierf er in 1880.
Links[odis]
NaamReuter, Heinrich Ludwig Christian Friedrich; Fritz
Datums° Stavenhagen, 07/11/1810 - ✝ Esenach, 12/07/1874
GeslachtMannelijk
Beroepschrijver
VerblijfplaatsDuitsland
BioFritz Reuter was een Duitse schrijver, geboren op 7 november 1810 in Stavenhagen, Mecklenburg. Hij studeere eerst rechten in Rostock en Jena. Zijn deelname aan een verboden studentenbeweging leidde in 1833 tot zijn arrestatie. Aanvankelijk ter dood veroordeeld, werd zijn straf later omgezet in dertig jaar hechtenis, waarvan hij na zeven jaar werd vrijgelaten. Na korte tijd te hebben gewerkt in de landbouw en als leraar, wijdde Reuter zich vanaf 1853 aan het schrijven. Hij verwierf grote bekendheid met zijn werken in het Nederduitse dialect, die hij bundelde onder de titel Olle Kamellen (Oude Kamillen of kruiden). In 1863 vestigde hij zich als succesvol auteur in Eisenach, waar hij op 12 juli 1874 overleed. Reuter was een van de belangrijkste regionalistische schrijvers van zijn tijd en werd ook als referentie gebruikt in de waardering van het werk van Guido Gezelle en zijn omgeving.
Links[wikipedia]
NaamVan Baeten, August Ferdinand
Datums° Harelbeke, 29/06/1813 - ✝ Harelbeke, 22/11/1887
GeslachtMannelijk
Beroepcoadjutor; onderpastoor; pastoor
BioAugust Ferdinand Van Baeten werd op 29 juni 1813 te Harelbeke geboren als zoon van Ludovicus-Joannes Van Baeten en Leocadia-Francisca de Schryver. Op 21 december 1839 ontving August zijn priesterwijding te Brugge. Gedurende enkele weken was hij coadjutor in Hooglede van pastoor Amaat Vande Lanotte. Snel nadien werd hij onderpastoor te Woesten (1840), Ooigem (1845), Marke (1852) en Tiegem (1856). Vanaf 20 juni 1866 was hij pastoor van de Onze-Lieve-Vrouwkerk te Sint-Lodewijk in Deerlijk. Daar liet hij een nieuwe kerk bouwen door Pierre Croquison. De eerste steen werd op 5 mei 1868 gelegd, en de wijding volgde op 23 september 1869. Op 13 oktober 1880 nam August Van Baeten ontslag, en op 22 november 1887 stierf hij te Harelbeke.
Links[odis]
NaamVermandere, Rosalia; zuster Vincentia
Datums° Pittem, 19/06/1813 - ✝ Brugge, 19/08/1863
GeslachtVrouwelijk
Beroepzuster
BioRosalia Vermandere werd geboren op 19 juni 1813 in Pittem als dochter van kleermaker Ludovicus Vermandere en Felicita Francisca Maertens. Op 24 april 1835 trad ze toe tot de Zusters van Sint-Jan en legde op 12 juni 1838 haar kloostergeloften af als zuster Vincentia. Ter gelegenheid daarvan werd een lofdicht geschreven. Ook drie meizangen uit 1837, 1839 en 1844, opgedragen aan haar overste, bleven bewaard. Ze overleed op 19 augustus 1863 in het klooster van het hospitaal in de Mariastraat te Brugge. In de briefwisseling is er sprake van een gelegenheidsgedicht dat Gezelle voor haar zou hebben geschreven in de jaren 1860. Later, in 1883, schreef Gezelle een gedicht ter ere van het vijftigjarig priesterjubileum van haar broer, pastoor Franciscus Ludovicus in Otegem.
Relatie tot Gezellegelegenheidsgedicht
Bronnen https://nl.geneanet.org/; Archiefbankbrugge

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - instituut/vereniging

NaamSint-Janshospitaal, Brugge
BeschrijvingHet Sint-Janshospitaal te Brugge werd omstreeks 1150 gebouwd en is een van de oudste ziekenzorginstellingen op het Europese vasteland. In de eeuwen nadien werd het stapsgewijs vergroot. Terwijl het hospitaal bij aanvang in handen was van een zelfstandige gemeenschap van lekenbroeders- en zusters, kwam het in de late 16e eeuw in handen van de zusters Augustinessen. Vanaf 1796 werd het onder het bestuur van de Commissie van Burgerlijke Godshuizen gesteld, en in 1925 onder dat van de Commissie voor Openbare Onderstand, dat op haar beurt in 1977 werd omgevormd tot het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn. In datzelfde jaar verhuisden de ziekenhuisdiensten naar nieuwe gebouwen van het AZ Sint-Jan in Sint-Pieters bij Brugge.
Datering1150-heden
Links[odis], [wikipedia]

Titel - werk van Guido Gezelle

Titel(Vlaemsche) dichtoefeningen
Links[gezelle.be]
TitelLiederen, eerdichten et reliqua
Links[gezelle.be]
TitelRond den Heerd. Een leer-en leesblad voor alle lieden.
Links[gezelle.be]
TitelVerzamelde werken. Leuven-Roeselare: Fonteyne-De Meester, 1878-1880
TitelHet Pelgrimsboekske van Sint-Louis bij Deerlijk ; dat is het leven van Sint-Benedictus, patriarch van de Benedictinen, Met gebeden en andere oefeningen van devotie, benevens eenige aanteekeningen over Sint-Louis en de Eerweerde Heeren Proosten en Pastors aldaar. Kortrijk: Felix Vanderghinste, 1874

Titel - ander werk

TitelKölnische Zeitung (periodiek)
Datum1798-1945
PlaatsKeulen
UitgeverDuMont-Schauberg

Titel[12/07/1874 t.p.q. - 25/07/1874 t.a.q.], [Kortrijk], Guido Gezelle aan [Adolf Juliaan Duclos]
EditeurKoen Calis; Publicatie; Marc Carlier (research)
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2025
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenKoen Calis; Publicatie; Marc Carlier (research), Gezelle Guido aan Duclos Adolf Juliaan, Kortrijk (Kortrijk), [12/07/1874 t.p.q. - 25/07/1874 t.a.q.] . In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. 2025 Available from World Wide Web: link .
VerzenderGezelle, Guido
Ontvanger[Duclos, Adolf Juliaan]
Verzendingsdatum[12/07/1874 t.p.q. - 25/07/1874 t.a.q.]
VerzendingsplaatsKortrijk (Kortrijk)
AnnotatieLocatie origineel onbekend: brief is enkel in gepubliceerde versie beschikbaar; t.p.q. gereconstrueerd op basis van de brieftekst: na overlijden van Fritz Reuter op 12/07/1874; t.a.q. gereconstrueerd op basis van brief van A. Duclos aan G Gezelle van 25/07/1874 met reactie op muurschilderingen (nr.5024); adressaat gereconstrueerd op basis van de publicatie; plaats gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens.
Gepubliceerd inBrieven van, aan en over Gezelle II, p.170-171 (140a); Gedichten, gezangen & gebeden II, p.16 (citaat)
Fysieke bijzonderheden
Staat volledig
Bewaargegevens
Bewaarplaatslocatie origineel onbekend
ID Gezellearchieflocatie origineel onbekend
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|25659
Inhoud
IncipitDaar zijn muurschilderingen ontdekt in Sint Maertens zeker
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.