<Resultaat 68 van 2349

>

p1 +
Weled. Heer en dierbare vriend in Christo

Sedert Ueds. vereerd schryven heb ik dagelyks gedachtenis gehouden in de H Misse van Ued verzoek, en eindelyk heden vry zynde van intentie heb ik het hoogweerdig Slagtoffer[1] opgedragen voor Uw kranken vader voor Ul. en voor al hetgene gy zoo edelmoedig betracht.

Wy blyven hier geen enkele bewonderaars van 't gene gy Catholieke broeders in Holland al tracht uit te voeren. De Kristene geest komt allenger hand aen weerom te voorschyn en wat een dingen ware het niet konden wy daermeê onze jeugd ontvlammen. Met iets anders zal ze toch wel haest niet meer te houden zyn. p2Jammer dat er zoo wenige zyn zelfs onder de voorstaenders by regte van al wat Goed en Schoon is, die denken zoo als Ued. Jammer dat men zoo alleen is en dat wy ons altyd nog troosten moeten met het “Lamma Sabacthani[2] van den verlaten Godverlaten Christus! Hier en daer nogtans ryst er een waektoren met een kruis daerboven op voor “Semaphore” of telegraef. Zoo het niet te veel van Uwen dierbaren tyd stelen ware, zou 'k Ued zeggen wat er hier al gaende is.

Vooreerst is onze Kerkmuziek in allerbeste orde.

Wy hebben voor Muziek Meester den Heer Jan Destoop van Brugge, wiens gansche leven ééne studie geweest is van de heilige Muziek poëzy der 13, 14 eeuw; hy regt zelf onze jongelingen op, speelt zelf den orgel die onlangs met 2, 3 nieuwe spelen p3voorzien is en byna alle zondagen hebben wy “Magnificat” alternatim 400 studenten en door de 20 choorzangers die in 4 stemmen zonder accompagnement op 't oksael zingen. Onder 't lof zyn 't dezelve koorzangers die op dezelve manier Adoro Te, Salve Regina enz. in 13 eeuws muziek, byna zonder orgel door den beuk zenden.

Binst de Misse Credo, alternatim 400 stemmen & choor à 1' unisson; & incarnatus 2 kinderstemmekes. Nog vele verbeteringen zyn der ophanden. Mr De Stoop die een kristelyk en verheven denkend man is blyft om geen andere reden by ons dan om de oudkristelyke kerkmuziek zooveel mogelyk te verspreiden.

Onze kerk komt wenig overeen met de manier van zingen die er geoefend wordt. Een dingen is er goed , 't is de corona lucis (pugin) die my de Engelsche studenten p3onder myn bestier voor 450 gespaerde en gespykerde franken aen Jesus, aen onzen Jesus ten geschenke gebracht hebben. De reste, uitgeweerd Jesu allerhoogweerdigste tegenwoordigheid die alles vergeven kan, is armtierig, zoodanig dat het de kristene gevoelens der studenten nadeel doet.

Ons Huis is niet instate van iets te veranderen en Jesus heeft niet te wachten dan van edelmoedige pogingen van de wenigen die op hem peizen; Dus heb ik nu een bundel dichtoefeningen veerdig waerop byna al de leerlingen ingeschreven hebben en inschryvers zoeken te werven hy moet my 1360 fr kosten op 1000 ex tegen 2.50 stuk waer onkoste uitgesloten 2500 frs met een wenig gespaerd geld zou kunnen genoeg zyn voor een autaer, Koste Ued ons wat helpen wy zouden misschien kunnen beginnen iets te doen en te toogen dat wy willen Welligt dan zou er ons iemand by springen en in korte jaer p4zouden wy een kerke hebben die de Goddelyke tegenwoordigheid min onweerdig is; 't is een allerschoonste vat.

Daerom Mynheer & dierbare vriend heb ik my verstout Ued. een prospectus te zenden en hiernevens een blad voor specimen. 't gedichtje[3] is van Mr Stoop getoonzet en zoo 't Ued. welgevalt zal ik de muziek weleens achter zenden.

't Moge u ook niet ongenaem zyn een versje van een myner leerlingen te lezen en misschien ievers in te plaetsen; 't draegt voor titel “moed en betrouwen[4] Gy zult oordeelen of het zoo heeten mag en of hy moed en betrouwen geven mag aen

Ueds toegenegen en ootmoedigen dienaer in Christo
Guido Gezelle pbr

Une prière fervente console de tout[5]

Noten

[1] de eucharistie
[2] Dat is een van de kruiswoorden Eli, Eli, lamma... (Mt 27:46 en Mc 15:34): Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten.
[3] Guido Gezelle, De Bedroefde, O! ‘t Ruischen van het ranke riet! In: Volks-almanak voor Nederlandsche Katholieken: 8 (1859) p.220-221. In voetnoot staat een verwijzing naar Jan Destoop: “Getoonzet door den Hr. Jan Destoop v. Brugge.”
[4] Eugeen Van Oye, Moed en Betrouen. In: Volks-almanak voor Nederlandsche Katholieken: 8 (1859) p.222-224.
[5] Dit is een woord van Lambertus Joannes Alb. Thijm door zijn broer Jozef meegedeeld in dl I van de DW (1855)

Register

Correspondenten

NaamAlberdingk Thijm, Josephus Albertus; Egbertus Negovagus.
Datums° Amsterdam, 13/08/1820 - ✝ Amsterdam, 17/03/1889
GeslachtMannelijk
Beroephoogleraar; dichter; auteur; kunstcriticus; uitgever
VerblijfplaatsNederland
BioJozef Alberdingk Thijm was de oudste zoon van Joannes Alberdingk, koopman in Amsterdam, en Catharina Thijm. De twee familienamen werden bij KB van 20/01/1834 samengevoegd. Aanvankelijk kocht Alberdingk Thijms vader voor hem een handelszaak van koloniale voedingswaren. In 1851 nam Joseph het initiatief voor de Volks-Almanak voor Nederlandsche Katholieken (1852-1888) en in 1855 stichtte hij het tijdschrift Dietsche Warande, waarin hij zelf ook publiceerde onder verschillende pseudoniemen. In beide tijdschriften en uit zijn contacten met Gezelle blijkt zijn interesse voor Vlaanderen, hoewel hij van België niet hield. De eerste contacten met Gezelle startten in de Roeselaarse periode: in 1855 waren ze beiden corresponderende leden van het Leuvense genootschap Met Tyd en Vlyt. In 1863 nam hij de drukkerij Van Langenhuysen over en werd hij de uitgever van het katholieke dagblad De Tijd. Op 04/12/1876 werd hij hoogleraar in de kunstgeschiedenis en esthetica aan de rijksacademie voor beeldende kunsten te Amsterdam. Hij werd samen met Gezelle in 1887 eredoctor aan de Leuvense universiteit en in datzelfde jaar ook buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Als auteur schreef hij ook gedichten en historische novellen.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

NaamAlberdingk Thijm, Josephus Albertus; Egbertus Negovagus.
Datums° Amsterdam, 13/08/1820 - ✝ Amsterdam, 17/03/1889
GeslachtMannelijk
Beroephoogleraar; dichter; auteur; kunstcriticus; uitgever
VerblijfplaatsNederland
BioJozef Alberdingk Thijm was de oudste zoon van Joannes Alberdingk, koopman in Amsterdam, en Catharina Thijm. De twee familienamen werden bij KB van 20/01/1834 samengevoegd. Aanvankelijk kocht Alberdingk Thijms vader voor hem een handelszaak van koloniale voedingswaren. In 1851 nam Joseph het initiatief voor de Volks-Almanak voor Nederlandsche Katholieken (1852-1888) en in 1855 stichtte hij het tijdschrift Dietsche Warande, waarin hij zelf ook publiceerde onder verschillende pseudoniemen. In beide tijdschriften en uit zijn contacten met Gezelle blijkt zijn interesse voor Vlaanderen, hoewel hij van België niet hield. De eerste contacten met Gezelle startten in de Roeselaarse periode: in 1855 waren ze beiden corresponderende leden van het Leuvense genootschap Met Tyd en Vlyt. In 1863 nam hij de drukkerij Van Langenhuysen over en werd hij de uitgever van het katholieke dagblad De Tijd. Op 04/12/1876 werd hij hoogleraar in de kunstgeschiedenis en esthetica aan de rijksacademie voor beeldende kunsten te Amsterdam. Hij werd samen met Gezelle in 1887 eredoctor aan de Leuvense universiteit en in datzelfde jaar ook buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Als auteur schreef hij ook gedichten en historische novellen.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Plaats van verzending

NaamRoeselare
GemeenteRoeselare

Naam - persoon

NaamAlberdingk Thijm, Joannes Franciscus
Datums° Amsterdam, 22/10/1788 - ✝ Amsterdam, 15/04/1858
GeslachtMannelijk
Beroepkoopman
VerblijfplaatsNederland
BioJoannes Franciscus Alberdingk Thijm was een Amsterdams koopman van katholieken huize, zoon van Fredericus Alberdingk en Catharina Been. Hij huwde op 4 maart 1810 met Elisabeth Reijdon (1788-1818) en na haar dood met Catharina Thijm op 28 oktober 1819. Uit dit huwelijk werden 5 kinderen geboren. De oudste zoon was Josephus Albertus Alberdingk-Thijm (1820-1889). Bij Koninklijk Besluit van 20 januari 1834 had Joannes Franciscus namelijk de toestemming gekregen om de naam van zijn vrouw aan die van hem en zijn kinderen toe te voegen.
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://www.genealogieonline.nl/stamboom-stoffels/I4188.php
NaamDe Stoop, Johan; Jan
Datums° Brugge, 07/02/1824 - ✝ Roeselare, 30/10/1898
GeslachtMannelijk
Beroepcomponist; dirigent; pianist; organist; koorleider
BioJohan De Stoop was een componist en pianist-organist te Brugge en vernieuwer van de (Gregoriaanse) kerkmuziek. Hij was koorleider van de Société Royale des Choeurs te Brugge. Vanaf het schooljaar 1856-1857 werd hij muziekleraar aan het kleinseminarie te Roeselare en bleef dit tot 1885. Hij schreef The eight Gregorian Tones, uitgegeven in Londen (1855), Nederlandse vertaling (Roeselare): Liber Canticorum of Gezangen der acht Kerkelijke Grondtoonen samenbindend gemaakt na het toonstelsel van Sint Gregorius en gezet op vier stempartien. Hij was een kenner van de religieuze muziek uit de middeleeuwen, orgelist en muziekleraar van leerlingen van Gezelle. Heeft veel gedichten van Gezelle op muziek gezet en was een muzikale vriend en animator. Hij was ook een muzikale medewerker van Gezelle in de richting van de neogotiek. Hij schreef muziek op teksten van Albrecht Rodenbach (vertalingen van liederenschat van Schubert en Schumann en van Wagner).
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellegedichten van Gezelle op muziek; vriend; correspondent
Bronnen https://www.svm.be/content/de-stoop-johan ; https://nevb.be/wiki/De_Stoop,_Johan_F.J.
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamPugin, Augustus Welby Northmore
Datums° Bloomsbury (Londen), 01/03/1812 - ✝ Ramsgate, 14/09/1852
GeslachtMannelijk
Beroeparchitect; criticus
VerblijfplaatsEngeland
BioPugin was een architect en ontwerper van de 'Gothic Revival'. Hij begon als tekenaar bij zijn vader. In 1832 huwde hij met Anne Garnett. Hij hertrouwde een jaar later met Louisa Burton en vestigde zich definitief in Ramsgate. In 1833 werd hij decorbouwer bij King's Theatre en in 1834 interieurontwerper van het nieuwe Palace of Westminster. In dit jaar werd hij ook in de Kerk opgenomen. Vanaf 1835 publiceerde hij boeken over zijn meubelontwerpen. Hij restaureerde tal van anglicaanse en katholieke kerken over heel Engeland. Hij was de kunstvriend van Jan-Baptiste baron Bethune. Na de dood van zijn tweede vrouw huwde hij op 10 augustus 1848 voor een derde keer met Jane Knill. In 1851 werd hij het hoofd van de schone kunsten voor de grote tentoonstelling, maar hij belandde een jaar later in een krankzinnigengesticht.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezelleonderwerp van gelegenheidsgedicht; neogotiek
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamVan Oye, Eugeen
Datums° Torhout, 03/06/1840 - ✝ Gistel, 04/06/1926
GeslachtMannelijk
Beroeparts
BioLeerling aan het kleinseminarie (1854-1858). Verliet plots Roeselare en studeerde voor doktet aanvankelijk te Leuven en later te Gent. Lid en secretaris van ,,Met Tijd en Vlijt" (Leuven), lid van ,, 't Zal wel gaan" en ,,De taal is gansch het volk" (Gent). Begon in 1870 zijn loopbaan bij het internationale Rode Kruis en werkte tijdens de oorlog in Frankrijk tot einde mei 1871. Huwde Maria Rumschöttel (28.10.1876). Werd lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (1905). Beschreef zijn belevenissen als politiek gevangene in Mijn gevangenis. Werd in juli 1919 uitgesloten uit de Vlaamse Academie en uit zijn staatsfuncties ontzet. WEBSITE: Eugeen van Oye stamt uit een Torhouts doktersgezin, dat cultureel zeer actief was. Om hem een klassieke opvoeding te geven, stuurden zijn ouders hem in de herfst van 1854 naar het kleinseminarie van Roeselare. Nadat hij voor een kwajongensstreek bij surveillant Gezelle geroepen werd, moet de dromerige, in poëzie geïnteresseerde leerling al vrij vroeg een zekere indruk op Gezelle gemaakt hebben. De verhouding verinnigde toen Van Oye in zijn poësisjaar (1857-1858) Gezelle als leraar had. Tussen beiden ontstond een vriendschapsband, waarvan we de ups en downs kunnen volgen in de uitvoerige correspondentie. Die is van beide kanten grotendeels bewaard gebleven en bevindt zich in het Gezellearchief. Gezelle schreef vele gedichten voor Van Oye, waaronder Dien avond en die rooze, Ik droome alreê, Rammenta ti, Ik misse u en Een bonke keerzen kind. Het zijn gedichten van een hoge kwaliteit die vaak gebloemleesd werden. Ondanks tegenkantingen van zijn familie voelde Van Oye zich mede door de invloed van Gezelle geroepen tot het priesterschap. In de kerstvakantie van 1858 verliet hij vrij abrupt - maar niet tegen zijn zin - het kleinseminarie om geneeskunde te studeren, eerst in Leuven en later in Gent. Vanaf 1870 ging hij werken als dokter voor het internationale Rode Kruis en kwam zo tijdens de oorlog in Frankrijk terecht tot eind mei 1871. Op 28 oktober 1876 trouwde hij met de Duitse Maria Rumschöttel. Ook na Roeselare was Van Oye literair actief. Hij werd lid van tal van literaire kringen als Met tijd en vlijt, ’t Zal wel gaan en De taal is gansch het volk. Zijn jeugdgedichten bundelde hij in Morgenschemer (1874), waarin gedichten voorkomen die in verband staan met Gezelle. Zijn oeuvre omvat verder dichtbundels, liederen, enkele toneelstukken en literaire essays. Hij werd veroordeeld voor zijn houding tijdens de Eerste Wereldoorlog. Zijn ervaring als politiek gevangene beschreef hij in Mijn gevangenis. In 1919 werd hij ontzet uit zijn staatsfuncties en uitgesloten uit de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, waarvan hij sinds 1905 lid was.
Relatie tot Gezelleoud-leerling van Gezelle; correspondent; vriend; gelegenheidsgedichten, lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamRoeselare
GemeenteRoeselare

Naam - instituut/vereniging

Naamkleinseminarie Roeselare
BeschrijvingHet klein seminarie werd opgericht onder het Frans bewind en herstartte officieel in 1830 als bisschoppelijk college. In 1846 werden de Latijnse klassen aangevuld met een handelsafdeling Saint-Michel, waaraan ook een lagere basisschool verbonden was. Dit Sint-Michielsinstituut fungeerde als een voorbereiding op de humaniora. Het klein seminarie trok heel wat katholieke leerlingen uit Engeland en Ierland aan. In 1849 werd hiervoor een aparte Engelse afdeling opgericht. Vanaf hetzelfde jaar werd ook een filosofieafdeling ingericht als voorbereiding op de priesteropleiding. Gezelle volgde er secundair onderwijs van 1 oktober 1846 tot 19 augustus 1850. Vanaf 21 maart 1854 tot 21 augustus 1860 kwam hij er terug als leerkracht. Zijn eerste drie bundels waren nauw verbonden met deze periode. Ook nadien hield hij een intens contact met zijn oud-leerlingen.
Datering1830
Links[odis], [wikipedia]

Titel - gedicht van Guido Gezelle

TitelO! ' t Ruischen van het ranke riet!
PublicatieDichtoefeningen (Verzameld dichtwerk, deel I), p. 125

Titel - werk van Guido Gezelle

Titel(Vlaemsche) dichtoefeningen
Links[gezelle.be]

Titel05/04/1858, Roeselare, Guido Gezelle aan [Josephus Albertus Alberdingk Thijm]
EditeurRik Van Gorp
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderGezelle, Guido
Ontvanger[Alberdingk Thijm, Josephus Albertus]
Verzendingsdatum05/04/1858
VerzendingsplaatsRoeselare (Roeselare)
AnnotatieBriefversie van datering: H. Vincentius Ferer., A.D. 1858.; adressaat gereconstrueerd op basis van de publicatie; locatie origineel: brief is bezit van het Katholiek Documentatie Centrum, Radbout Universiteit Nijmegen (J.A. Alberdingk Thijm, nr. 217); bewaring in Regionaal Archief Nijmegen.
Gepubliceerd inDichtoefeningen, p.210, p.215, p.218-219, p.288 (citaat); Brieven van Gezelle aan Alberdingk-Thijm / door H. Duurkens, S.J.. - in: De Beiaard Jrg.2 (1917), p.503-504
Fysieke bijzonderheden
Staat volledig
Bewaargegevens
LandNederland
PlaatsNijmegen
BewaarplaatsKatholiek Documentatie Centrum, Radbout Universiteit Nijmegen
ID Gezellearchieflocatie origineel: Katholiek Documentatie Centrum, Radbout Universiteit Nijmegen
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|25678
Inhoud
IncipitSedert Ueds. vereerd schrijven heb ik dagelijks gedachtenis
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.