<Resultaat 99 van 2074

>

+
p1
Myn Weledele & dierbare Heer & vriend

Dank u voor uwe Nederdaling! Waer zynder nóg zulke edele & standvastige kampers als ued. voor het oude en altyd goede en schoone ! Ik heb u onlangs twee kleene werkskes toegezonden het Kindeke van de dood en XXXIII Kleengedichtjes en het zou my alles zins aengenaem en vereerend zyn mogt er eenigte melding van gemaekt zyn in Uw aenstaende warande als vervolg aen 't gene gy alree gezeid over de weerom intredende katholieke letterkundigen, gy en kunt niet peizen wat al ryzing dat dat maekt die hand ons gereekt van uit het noorden als zoo wel zuidersche broeders ons verzaken en wierook branden gaen voor vreemde kunst en letter schoongodinnen, gy en kunt niet peizen hoe de goede vlaemsche jongheid in vlam en vier staet voor de Paus de bekeering van Engeland de missie van Pater Desmet etc p2in een woord voor de grootmaking van den vlaemschen naem zoo wel hier als elders & tot op de uiterste palen der wereld.

Ik zond u ook een dichtbundeltje van myn besten leerling & vriend Mr Karel Degheldere van Hondswalle nu student op de Hoogsch. te Leuven Wierinckxstraet dat ik u mogte verzoeken dien heer één reke te schryven. 't ware een goed katholiek en edel vlaemsch herte te meer gewonnen voor uwe zaek, hy is vol verwondering voor u en Uw vrienden en later zal hy werkzaem yn dat belove ik.

Ik ben te wege een schets uittegeven van de Engelsche missionarissen die in Westvlaamsch gepredikt hebben in 't vlaamsch & in 't Engelsch met een lyst van de vlaemsche priesters nu in Engeland in dienst, weet gy my geen dienstige hulpbronnen? hebt gy geen hollanders voor ons Engelsch Seminarie wy hebben al twee duitschers. de priesterlyke opvoeding wordt kosteloos gegeven aen wel aenbevolen jongelingen die hun Rhetorika gedaen hebbenp3Mr. Weale klaegt dat hy geen inschryvings biljetten heeft van de warande.

Ik heb iets voor my liggen waeraen ik nog de laetste hand moet leggen te weten:

De zwallems volgens de westvlaemsche volksopvatting. te weten 't is een opstel van al het natuergeloofskundige dat het Westvlaamsche volk te zeggen weet ten regte of ten onregte van de zwallems in 't westvlaemsch Kan dit opgenomen zyn in uw warande

Daerby heb ik nog: litteratuer des volks of

Raedsels dichtjes spreuken vertelsels van 't volk van westvlaenderen letterlyk uit den mond des volks volgens hun eigen versmaet en voor zoo veel zy nievers geschreven voorkomen. Mag dit in uw warande?

Mag ik u verzoeken eenige myner Kleengedichtjes op te nemen in uwen Almanak en den titel er by te voegen van G.G. professor van Philosophie in 't Engelsch zendelingsseminarie te Brugge om het bestaen van zulk seminarie in Holland bekend te maken? p4Ons Seminarie is gesticht door de edelmoedige mildheid van den Weled. Heer Sir John Sutton, Bart. bekeerden protestant, die alles in 't werk legt om de oude 13 eeuwsche kunst te hernieuwen op eigen kosten orgels doet herstellen in Duitschland kerken bouwt in Engeland en muzikanten en priesters maekt in Vlaenderen.

Vergeet toch niet geliefde Heer & vriend er is immers zoo veel aen gelegen dat het goed bekend worde zooveel dat Vlaenderen en Holland een katholieke hand ineensluiten, tesamen en wederzyds malkaers bloed drinken op oud germaensche wyze en stryden neffens malkaer gelyk den vlaming Pieter Laigneil myn biechtkind en Schoemaker den Hollander te Castelfidardo

Groete ul. in den Heer Jesu & bidt voor
Guido Gezelle pbr

vergeet Karel Degheldere niet

Register

Correspondenten

NaamAlberdingk Thijm, Josephus Albertus; Egbertus Negovagus.
Datums° Amsterdam, 13/08/1820 - ✝ Amsterdam, 17/03/1889
GeslachtMannelijk
Beroephoogleraar; dichter; auteur; kunstcriticus; uitgever
VerblijfplaatsNederland
BioJozef Alberdingk Thijm was de oudste zoon van Joannes Alberdingk, koopman in Amsterdam, en Catharina Thijm. De twee familienamen werden bij KB van 20/01/1834 samengevoegd. Aanvankelijk kocht Alberdingk Thijms vader voor hem een handelszaak van koloniale voedingswaren. In 1851 nam Joseph het initiatief voor de Volks-Almanak voor Nederlandsche Katholieken (1852-1888) en in 1855 stichtte hij het tijdschrift Dietsche Warande, waarin hij zelf ook publiceerde onder verschillende pseudoniemen. In beide tijdschriften en uit zijn contacten met Gezelle blijkt zijn interesse voor Vlaanderen, hoewel hij van België niet hield. De eerste contacten met Gezelle startten in de Roeselaarse periode: in 1855 waren ze beiden corresponderende leden van het Leuvense genootschap Met Tyd en Vlyt. In 1863 nam hij de drukkerij Van Langenhuysen over en werd hij de uitgever van het katholieke dagblad De Tijd. Op 04/12/1876 werd hij hoogleraar in de kunstgeschiedenis en esthetica aan de rijksacademie voor beeldende kunsten te Amsterdam. Hij werd samen met Gezelle in 1887 eredoctor aan de Leuvense universiteit en in datzelfde jaar ook buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Als auteur schreef hij ook gedichten en historische novellen.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

NaamAlberdingk Thijm, Josephus Albertus; Egbertus Negovagus.
Datums° Amsterdam, 13/08/1820 - ✝ Amsterdam, 17/03/1889
GeslachtMannelijk
Beroephoogleraar; dichter; auteur; kunstcriticus; uitgever
VerblijfplaatsNederland
BioJozef Alberdingk Thijm was de oudste zoon van Joannes Alberdingk, koopman in Amsterdam, en Catharina Thijm. De twee familienamen werden bij KB van 20/01/1834 samengevoegd. Aanvankelijk kocht Alberdingk Thijms vader voor hem een handelszaak van koloniale voedingswaren. In 1851 nam Joseph het initiatief voor de Volks-Almanak voor Nederlandsche Katholieken (1852-1888) en in 1855 stichtte hij het tijdschrift Dietsche Warande, waarin hij zelf ook publiceerde onder verschillende pseudoniemen. In beide tijdschriften en uit zijn contacten met Gezelle blijkt zijn interesse voor Vlaanderen, hoewel hij van België niet hield. De eerste contacten met Gezelle startten in de Roeselaarse periode: in 1855 waren ze beiden corresponderende leden van het Leuvense genootschap Met Tyd en Vlyt. In 1863 nam hij de drukkerij Van Langenhuysen over en werd hij de uitgever van het katholieke dagblad De Tijd. Op 04/12/1876 werd hij hoogleraar in de kunstgeschiedenis en esthetica aan de rijksacademie voor beeldende kunsten te Amsterdam. Hij werd samen met Gezelle in 1887 eredoctor aan de Leuvense universiteit en in datzelfde jaar ook buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Als auteur schreef hij ook gedichten en historische novellen.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Plaats van verzending

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - persoon

NaamDe Gheldere, Karel
Datums° Torhout, 18/08/1839 - ✝ Koekelare, 17/07/1913
GeslachtMannelijk
Beroeparts; dichter
BioKarel De Gheldere was een oud-leerling van Gezelle te Roeselare (poësis 1858-1859). Gezelle schreef een aantal gedichten voor hem waaronder 'Tranen' en ‘Zoo welkom als de bie’ (1859). Na zijn retorica (1859-augustus 1860) volgde De Gheldere een korte periode filosofie aan het kleinseminarie in het schooljaar 1860-1861 met het oog op het priesterschap. Hij verzaakte evenwel aan een priesterroeping en studeerde vanaf januari 1861 geneeskunde te Leuven, waar hij in 1865 met onderscheiding afstudeerde. Hij vestigde zich als arts in Koekelare. Hij was een levenslange vriend van Gezelle, die een aantal van zijn gedichten aan hem heeft opgedragen. Zelf publiceerde hij de dichtbundels Jongelingsgedichten (1861), Landliederen (1883) en Rozeliederen (1893). In de Landliederen komt een wisselgedicht met Gezelle op de nachtegaal voor. Hij was corresponderend (1889) en werkend lid (1892) van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; zanter (WDT); lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde; gedichten
BronnenH. Verriest, Twintig Vlaamsche koppen. Leuven, 19234, p.30-49; R. Seys, De dichter van de rozen. Koekelare. 1958 R. Seys, Dr. Karel de Gheldere. Wat land- en rozeliederen. In: VWS-Cahiers: 2 (1967) 8.
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamLaigneil, Pierre
Datums° Roeselare, 17/04/1842 - ✝ Kortrijk, 17/01/1907
GeslachtMannelijk
Beroepzouaaf; textielhandelaar
VerblijfplaatsItalië
BioPierre Laigneil was een oud-leerling van Guido Gezelle aan het kleinseminarie te Roeselare. Hij werd zoeaaf dankzij de steun van Gezelle die bij zijn ouders ging pleiten. Op 18/09/1860 vocht hij in de slag van Castelfidardo waar een kogel zijn rechterarm verwondde. In het Franse Osimo werd de kogel operatief verwijderd. Na zijn ontslag als zoeaaf keerde hij op 10/01/1861 als held terug naar Roeselare. Voor zijn heldendaad ontving Laigneil ook een eremedaille als ridder in de orde van Pius IX. Ook Gezelle steunde hem verder en gebruikte hem als een stichtend voorbeeld. Op 14 oktober 1868 trouwde Pierre Laigneil met Hortense Delbaere. Hij vestigde zich in Kortrijk als textielhandelaar. In 1892 werd hij ondervoorzitter van de Westvlaamse Pauselijke Zouavenmaatschappij. Voor zijn oudste zoon Jules Laigneil schreef Gezelle het eerstecommuniegedichtje "Je sais que du Seigneur je suis l'ami intime,"
Relatie tot Gezellecorrespondent; oud-leerling; gelegenheidsgedicht
Bronnen http://www.oudleerlingenksr.be/Eertijds/jaargang8-nr2.pdf ; https://gw.geneanet.org/djoseph?lang=nl&n=laigneil&oc=0&p=petrus
NaamPius IX (Paus); Mastai-Ferretti, Giovanni Maria
Datums° Senigallia, 13/05/1792 - ✝ Rome, 07/02/1878
GeslachtMannelijk
Beroeppaus
VerblijfplaatsItalië
BioPius IX was paus van 1846 tot 1878, en was na Petrus (35 jaar) de langstzittende paus. Onder Pius IX kwam een einde aan de wereldlijke macht van de paus.
Links[wikipedia]
NaamSutton, John
Datums° Sudbrooke Holme, Lincolnshire, 18/10/1820 - ✝ Brugge, 05/06/1873
GeslachtMannelijk
Beroepmecenas
VerblijfplaatsEngeland
BioSir John Sutton was een vermogend Engelsman die bekend is omwille van zijn mecenaat van o.a. het Engels Seminarie in Brugge. Hij werd op 18 oktober 1820 geboren als zoon van Sir Richard Sutton, 2nd baronet (1798-1855) en Lady Mary Elizabeth Burton. Hij studeerde onder meer in Eton College en aan het Jesus College van Cambridge. In Cambridge werd hij lid van de Cambridge Camden Society, die zich bezighield met architectuur, muziek en liturgie. Dit paste bij zijn algemene interesse voor de beeldende kunsten en (orgel)muziek. Op 23 december 1844 trouwde John met Emma Helena Sherlock, die het jaar erop overleed. Daarop keerde hij terug naar Cambridge, waar hij contact had met Augustus Welby Northmore Pugin. Via Pugin leerde hij Jean Bethune kennen, waarmee hij goed bevriend raakte. Na de dood van zijn vader in 1855 werd John verantwoordelijk voor het grote familievermogen. Hoewel hij dus af en toe naar Engeland terugkeerde om het beheer van het landgoed te inspecteren, had hij zich gevestigd in Brugge, waar hij in de Gouden-Handstraat woonde, en in het Duitse stadje Kiedrich. Ondertussen had hij zich bekeerd tot het katholicisme en had hij ook besloten om zijn fortuin ten dienste van de katholieke kerk te stellen. In Kiedrich richtte hij in 1865 een Choralschule op, en nam o.a. de kosten op zich voor de restauratie van de kerk. In Brugge was hij in 1857, samen met kardinaal Wiseman, de mede-oprichter van het Engels Seminarie. Met Suttons dood in 1873 kwam er echter ook een einde aan dit seminarie. Suttons stoffelijk overschot werd op het kerkhof van Sint-Kruis bij Brugge bijgezet in de familiekelder van kanunnik Amaat Boone, maar in 1874 overgebracht naar Kiedrich.
Links[wikipedia]
Relatie tot GezelleEngels Seminarie
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; L. VAN BIERVLIET
NaamWeale, William Henry James; Francis Mary of the Angels
Datums° St. Marylebone, Londen, 08/03/1832 - ✝ Clapham, Londen, 26/04/1917
GeslachtMannelijk
Beroepkunsthistoricus; conservator; auteur
VerblijfplaatsEngeland
BioWilliam Henry James Weale studeerde Grieks, Hebreeuws, geschiedenis en theologie aan King's College, Londen (1843-1848). Hij kwam in contact met Frederick Oakeley, kapelaan van St. George's Southwark en bekeerde zich onder zijn impuls op 09/02/1849 tot de Rooms-Katholieke Kerk. Oakeley werd pastoor te St. John, Islington en deed een beroep op James om een kloostergemeenschap te stichten. Weale was toen brother Francis Mary of the Angels. Met een groepje bekeerlingen kwam hij voor de eerste keer naar Brugge voor de bisschopswijding van Mgr. Malou. Hij reisde doorheen België. Vervolgens was hij een korte tijd ambtenaar, en gaf daarna les aan een school voor arme Ierse kinderen. Wegens het afranselen van een leerling werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. Hij vertrok op een lange reis door Europa waardoor zijn interesse voor de middeleeuwen en kunst werd opgewekt. Op 30/08/1854 huwde hij met Helena Amelia Walton. Ze kregen 11 kinderen. In december 1854 kwam hij naar Brugge, waar hij zich in 1857 definitief vestigde. Hij maakte kennis met de gebroeders Bethune, de architect Brangwyn en King, belangrijke vertegenwoordigers van de christelijke kunst en bouwstijl in Vlaanderen. Weale bestudeerde de kunst en de liturgie van de middeleeuwen. Hij ontdekte verloren kunstwerken en identificeerde schilders. Hij was lid van de Commission royale d'art et d'archéologie (1860) en briefwisselend lid van de Belgische Koninklijke Commissie voor monumenten (1861). In 1863 was hij ook de stichter van de Gilde van Sint-Thomas en Sint-Lucas die de studie van de oude christelijke kunst ging stimuleren. Hij was ook medestichter en de eerste conservator van de Société Archéologique. Deze vereniging richtte het eerste historische museum van Brugge op, de voorloper van het huidige Gruuthusemuseum. Samen met Gezelle stichtte hij 'Rond den Heerd' (1865) maar zette de samenwerking stop op 26/05/1866. Hij schreef talrijke artikels en bijdragen tegen betaling. In 1863 ging hij als vertegenwoordiger werken voor de firma Chance Brothers Glass Works in Birmingham. Hij leverde o.m. glas aan Jean Bethune en Samuel Coucke. In 1872 werd hij verbonden aan het South-Kensington Museum en belast met het catalogiseren van Nederlandse kunstvoorwerpen. Op 03/08/1878 verliet hij Brugge en vestigde zich te Clapham, Londen. Hij importeerde er o.m. liturgische boeken voor de uitgevers Desclée de Brouwer (1883-1885). In 1890 werd hij conservator van de National Art Library in South-Kensington maar werd in 1897 tot ontslag gedwongen. In 1899 organiseerde hij in de New Gallery te Londen een tentoonstelling over de Vlaamse Primitieven, gevolgd door een grote tentoonstelling in Brugge in 1902. Enkele belangrijke werken: 'Guide book for Belgium', 'Aix-la-Chapelle and Cologne' (1858), 'Bruges et ses environs' (1862), 'Hans Memlinc' (1865), 'Bibliographia Liturgica' (1886), 'Analecta Liturgica' (1889), 'Bookbindings in the National Art Gallery' (1898), 'Hubert and John van Eyck' (1908).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; vriend; Rond den Heerd; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamDe Smet, Pieter-Jan
Datums° Dendermonde, 30/01/1801 - ✝ Saint-Louis (Missouri), 23/05/1873
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; missionaris
VerblijfplaatsAmerika
BioPieter-Jan De Smet was een jezuïet-missionaris en ontdekkingsreiziger. Hij verliet zijn geboortestad Dendermonde om voor missionering naar Amerika te trekken. Daar werd hij priester gewijd. Hij pendelde daarna geregeld tussen Amerika en Europa om hulp. Bekend is hij vooral geworden doordat hij in naam van de Amerikaanse regering optrad bij de onderhandelingen met de indianen (vooral de Sioux) en erin slaagde om Sitting Bull te overtuigen om het verdrag van Laramie (1868) te aanvaarden. Bij de indianen stond hij bekend als ‘de Grote Zwartrok.
Links[odis]
NaamSchoemaker, Lodevicus Richardus; Louis
Datums° Boxtel (Noord-Brabant), 10/02/1835 - ✝ Maastricht, 01/02/1889
GeslachtMannelijk
Beroepzoeaaf; stationschef
VerblijfplaatsNederland
BioOver het leven van Lodevicus Richardus Schoemaker is weinig geweten, behalve dat hij zich heeft aangemeld bij de Pauselijke Zoeaven. Als zodanig vocht hij, onder bevel van generaal Charette, op 18 september 1860 mee in de Slag bij Castelfidardo, waar hij gewond werd. Voor zijn moed kreeg hij het Ridderkruis 3de klas der orde van Pius IX en de gouden medaille van de gemeente Castelfidardo. Terug in Nederland werd hij nadien in 1876 stationschef van Deurne en daarna in Boxmeer en Sittard.

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamLeuven
GemeenteLeuven
NaamCastelfidardo

Naam - instituut/vereniging

NaamEngels Seminarie
BeschrijvingHet Engels Seminarie te Brugge werd opgericht door John Sutton in 1858 met de steun van de Engelse katholieke kerkleiding. Sutton was een tot het katholieke geloof bekeerde Engelse baron die in 1855 een groot fortuin geërfd had. Hiermee liet hij scholen en kerkelijke gebouwen herstellen of bouwen en richtte hij katholieke instellingen op. In het Engels Seminarie werden Engelse, Schotse en Vlaamse jongens opgeleid tot missionarissen voor Engeland. Ook Gezelles broer Jozef was er een tijdje ingeschreven als leerling. Het seminarie was gevestigd langs de Lange Rei in Brugge, schuin tegenover het grootseminarie en verhuisde later naar de Potterierei, nu het Sint-Leocollege . Op 26 augustus 1860 werd Gezelle er aangesteld als professor in de filosofie. Hij zou er vijf jaar blijven, vanaf februari 1861 als vice-rector. De benoeming was voor Gezelle een hoogtepunt in zijn professioneel en sociaal leven. Door zijn functie kwam hij nu in contact met prominente Engelse clerici als Wiseman en Faber.
Datering1859-1873
Links[odis]

Titel - gedicht van Guido Gezelle

TitelHet kindeke van de dood
PublicatieKerkhofblommen (Verzameld dichtwerk, deel I), p. 274

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelKleengedichtjes
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelVolks-almanak voor Nederlandsche katholieken, ...
AuteurAlberdingk-Thym, Jos. Alb.
Datum1851-1890
PlaatsAmsterdam
UitgeverVan Langenhuysen
TitelDietsche Warande (periodiek)
AuteurAlberdingk Thijm, Jos.; Alberdingk Thijm, Paul
Datum1855-1874; 1886-1899
PlaatsAmsterdam; Gent
UitgeverVan Langenhuysen, C.L.; Leliaert
TitelJongelingsgedichten
AuteurDe Gheldere, Karel
Datum1861
PlaatsLeuven
UitgeverFonteyn

Titel04/03/1861, Brugge, Guido Gezelle aan [Josephus Albertus Alberdingk Thijm]
EditeurRik Van Gorp
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderGezelle, Guido
Ontvanger[Alberdingk Thijm, Josephus Albertus]
Verzendingsdatum04/03/1861
VerzendingsplaatsBrugge (Brugge)
AnnotatieBriefversie van datering: Op Sinte Casimirs dag A D 1861; adressaat gereconstrueerd op basis de briefinhoud; locatie origineel: brief is bezit van het Katholiek Documentatie Centrum, Radbout Universiteit Nijmegen (J.A. Alberdingk Thijm, nr. 217); bewaring in Regionaal Archief Nijmegen.
Gepubliceerd inWestenbroek, J. J. M. Een niet gepubliceerde brief van Gezelle aan J. A. Alberdingk Thijm. - In: Gezelle-kroniek (Kapellen): (1964) 2 (apr) 118-128. p. 120-121. Tekst van brief d.d. 4 maart 1861; p. 125-128 [Bijlage: Egbertus Negovagus (pseud. van J. A. Alberdingk Thijm). Nederlandsche taal en volksgeloof: aan prof. Guido Gezelle in het Seminarie te Rousselaere. Eerder verschenen in: Dietsche Warande. - Jrg. 5 (1860) p.521-524]
Fysieke bijzonderheden
Staat volledig
Bewaargegevens
LandNederland
PlaatsNijmegen
BewaarplaatsKatholiek Documentatie Centrum, Radbout Universiteit Nijmegen
ID Gezellearchieflocatie origineel: Katholiek Documentatie Centrum, Radbout Universiteit Nijmegen
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|25681
Inhoud
IncipitDank u voor uwe Nederdaling!
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.