<Resultaat 598 van 2349

>

Mynheer G.P. Roos, Archivaris der Gemeente Roulers
 
Achtbare Heer,[1]

Heb met het aldergrootste genoegen uw bekn. woordenboek gelezen. Heb myn vader zaliger hooren vertellen van 't graven der Damsche vaart, etc.[2] Heb eenen Barbio gekend, den zoon van een dier gevangene Spanjaards, die, onder 't geweld den (sic) gehaten dwingeland, spanerden[3]

Mag ik U een maandelyk verschynend bladtje voor eigen vlaamsche taalgeleerdheid laten geworden en zult gy my altemets geen woordeken of twee inlichting toezenden?

ulieden ootmoedige dienaar
Guido Gezelle
19, Handboogstr. Kortrijk.

Noten

[1] De locatie van de originele briefkaart is onbekend. De briefkaart is enkel in publicatie beschikbaar: J.D.S., Gezelle en G.P. Roos van Aardenburg. In: Biekorf: 67 (1966) 1-2, p.250. In het artikel staat: G.P. heeft de kaart van Gezelle ingeplakt in het handexemplaar van zijn Woordenboek, rechtover blz. 185, waar gehandeld wordt over de vaart Brugge-Damme-Sluis, die van p. 251 1810 tot 1813, op bevel van keizer Napoleon werd gegraven door Spaanse krijgsgevangenen.
[2] Begonnen in 1810 in opdracht van Napoleon en tot 1813 op zijn bevel gegraven door Spaanse krijgsgevangenen.
[3] Het woord ‘spaneren’ werd niet opgenomen in “Loquela”.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamRoos, Gerrit Pieter
Datums° Aardenburg, 06/12/1822 - ✝ Croix, 19/06/1905
GeslachtMannelijk
Beroepstadsarchivaris; klerk; boekhandelaar; auteur; dichter
VerblijfplaatsNederland; Frankrijk
BioGerrit Pieter Roos werd geboren te Aardenburg als de zoon van Johannes Roos en Maria Van Den Berghe. Aanvankelijk opgeleid als onderwijzer, koos hij er op zijn zestiende voor om notarisklerk te worden. Geleidelijk breidde hij zijn functie uit en werd hij zaakwaarnemer. In 1851 werd hij deeltijds ambtenaar bij het gemeentebestuur en boekhandelaar. Al vanaf zijn twintigste legde hij zich toe op de dichtkunst. Dat zou hij zijn hele leven volhouden. Zo gaf hij samen met zijn goede vriend Abraham de Ligny in 1846 een vrolijke vertelling in verzen uit: “Vroolijke tooneelen uit het leven van Heldewijs, in zijn tijd pastoor ter gemeente Lapscheure, provincie West-Vlaanderen, meer algemeen bekend onder de naam van Paap Lapscheure". Begin augustus 1853 trouwde Roos in Sluis met Levina van Dale, de zuster van zijn goede vriend, de woordenboekschrijver Johan Hendrik Van Dale. Na 1856 combineerde Roos zijn job als boekhandelaar met dat van postkantoorhouder en schrijver. Hij was ook ontvanger-griffier van de hervormde kerk. Hij werkte vanaf 1854 intensief mee aan het literaire jaarboekje “Cadsandria” (1854-1859) dat ook aandacht had voor de Vlaamse taalstrijd en waaraan ook Vlaamse letterkundigen meewerkten. De Vlaamse taalstrijd zal Roos tot op hoge leeftijd in zijn verzen memoreren. Roos werd op eigen verzoek in 1855 aangesteld als onbezoldigd archivaris van Aardenburg. In het tijdschrift “De Navorscher” publiceerde hij de resultaten van zijn historisch, taal- en letterkundig, volkskundig en genealogisch onderzoek. Ook voor aardrijkskunde had hij grote belangstelling. Vanaf 1860 werd hij redacteur van het “Sluisch Weekblad”, een nieuws- en advertentieblad voor West-Zeeuws-Vlaanderen. In 1874 publiceerde hij zijn “Beknopt geschied- en aardrijkskundig woordenboek van Zeeuwsch-Vlaanderen - westelijk deel”. Hij stuurde een exemplaar naar Guido Gezelle. In de jaren zeventig ging het bergaf en kwam hij in moeilijkheden. Begin december 1870 moest hij zijn boekenvoorraad veilen. In 1872 werd hij ontslagen als postkantoorhouder, naar verluidt omwille van zijn nonchalance. In de zomer van 1874 werd hij ontslagen als redacteur van het “Sluisch Weekblad”. De redenen hiervoor blijven duister. Toch lijkt hij in uitstekende verstandhouding met het gemeentebestuur Aardenburg te hebben verlaten. Ondertussen had Roos toenemende contacten gelegd met de protestanten in Vlaanderen. Hij verbond zich nauw met de protestantse gemeente in Roeselare waar hij zich op 23 oktober 1878 samen met zijn vrouw liet inschrijven. Hij woonde er in de Spanjestraat. Zijn beroep was er kantoorbediende. In die jaren kwamen heel wat protestantse Zeeuwen in Roeselare terecht waar ze werk vonden bij de protestantse en liberale textielfabrikant Henri Tant. In Roeselare werd Roos ouderling, lid van de kerkenraad en koster. Hij bleef koster tot aan zijn vertrek uit Roeselare in 1884. Ondertussen hadden zijn zus Maria Kristina Roos en zijn schoonbroer Abraham van Hal zich in 1882 in Roeselare gevestigd. Ze gingen inwonen bij Gerrit Roos en zijn gezin. Er zijn geen aanwijzingen dat tussen beide gezinnen een financiële relatie bestond. Wel was Abraham van Hal eind maart 1879 - Roos was toen evenwel al naar Roeselare uitgeweken - in Aardenburg gearresteerd en voor een paar jaar in de gevangenis opgesloten voor de aanranding van twee minderjarige meisjes. In mei 1884 vertrok Roos met zijn gezin naar Calais, meer bepaald naar het dorpje Saint-Pierre-les-Calais. Hij zou het plan hebben opgevat er Nederlandse les te geven. Ook in Calais was een kleine protestantse gemeente. Na 1893 werd hij opgenomen in het huis van zijn dochter Levina in Croix, een dorpje bij Roubaix. Hij overleed er op 19 juni 1905.
Links[dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://www.ensie.nl/encyclopedie-van-zeeland/gerrit-pieter-roos; Lo van Driel, Omtrent Gerrit Pieter Roos. In: Bijdragen tot de geschiedenis van West-Zeeuws-Vlaanderen: nr.46, Aardenburg, 2018, p.328

Briefschrijver

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

NaamRoos, Gerrit Pieter
Datums° Aardenburg, 06/12/1822 - ✝ Croix, 19/06/1905
GeslachtMannelijk
Beroepstadsarchivaris; klerk; boekhandelaar; auteur; dichter
VerblijfplaatsNederland; Frankrijk
BioGerrit Pieter Roos werd geboren te Aardenburg als de zoon van Johannes Roos en Maria Van Den Berghe. Aanvankelijk opgeleid als onderwijzer, koos hij er op zijn zestiende voor om notarisklerk te worden. Geleidelijk breidde hij zijn functie uit en werd hij zaakwaarnemer. In 1851 werd hij deeltijds ambtenaar bij het gemeentebestuur en boekhandelaar. Al vanaf zijn twintigste legde hij zich toe op de dichtkunst. Dat zou hij zijn hele leven volhouden. Zo gaf hij samen met zijn goede vriend Abraham de Ligny in 1846 een vrolijke vertelling in verzen uit: “Vroolijke tooneelen uit het leven van Heldewijs, in zijn tijd pastoor ter gemeente Lapscheure, provincie West-Vlaanderen, meer algemeen bekend onder de naam van Paap Lapscheure". Begin augustus 1853 trouwde Roos in Sluis met Levina van Dale, de zuster van zijn goede vriend, de woordenboekschrijver Johan Hendrik Van Dale. Na 1856 combineerde Roos zijn job als boekhandelaar met dat van postkantoorhouder en schrijver. Hij was ook ontvanger-griffier van de hervormde kerk. Hij werkte vanaf 1854 intensief mee aan het literaire jaarboekje “Cadsandria” (1854-1859) dat ook aandacht had voor de Vlaamse taalstrijd en waaraan ook Vlaamse letterkundigen meewerkten. De Vlaamse taalstrijd zal Roos tot op hoge leeftijd in zijn verzen memoreren. Roos werd op eigen verzoek in 1855 aangesteld als onbezoldigd archivaris van Aardenburg. In het tijdschrift “De Navorscher” publiceerde hij de resultaten van zijn historisch, taal- en letterkundig, volkskundig en genealogisch onderzoek. Ook voor aardrijkskunde had hij grote belangstelling. Vanaf 1860 werd hij redacteur van het “Sluisch Weekblad”, een nieuws- en advertentieblad voor West-Zeeuws-Vlaanderen. In 1874 publiceerde hij zijn “Beknopt geschied- en aardrijkskundig woordenboek van Zeeuwsch-Vlaanderen - westelijk deel”. Hij stuurde een exemplaar naar Guido Gezelle. In de jaren zeventig ging het bergaf en kwam hij in moeilijkheden. Begin december 1870 moest hij zijn boekenvoorraad veilen. In 1872 werd hij ontslagen als postkantoorhouder, naar verluidt omwille van zijn nonchalance. In de zomer van 1874 werd hij ontslagen als redacteur van het “Sluisch Weekblad”. De redenen hiervoor blijven duister. Toch lijkt hij in uitstekende verstandhouding met het gemeentebestuur Aardenburg te hebben verlaten. Ondertussen had Roos toenemende contacten gelegd met de protestanten in Vlaanderen. Hij verbond zich nauw met de protestantse gemeente in Roeselare waar hij zich op 23 oktober 1878 samen met zijn vrouw liet inschrijven. Hij woonde er in de Spanjestraat. Zijn beroep was er kantoorbediende. In die jaren kwamen heel wat protestantse Zeeuwen in Roeselare terecht waar ze werk vonden bij de protestantse en liberale textielfabrikant Henri Tant. In Roeselare werd Roos ouderling, lid van de kerkenraad en koster. Hij bleef koster tot aan zijn vertrek uit Roeselare in 1884. Ondertussen hadden zijn zus Maria Kristina Roos en zijn schoonbroer Abraham van Hal zich in 1882 in Roeselare gevestigd. Ze gingen inwonen bij Gerrit Roos en zijn gezin. Er zijn geen aanwijzingen dat tussen beide gezinnen een financiële relatie bestond. Wel was Abraham van Hal eind maart 1879 - Roos was toen evenwel al naar Roeselare uitgeweken - in Aardenburg gearresteerd en voor een paar jaar in de gevangenis opgesloten voor de aanranding van twee minderjarige meisjes. In mei 1884 vertrok Roos met zijn gezin naar Calais, meer bepaald naar het dorpje Saint-Pierre-les-Calais. Hij zou het plan hebben opgevat er Nederlandse les te geven. Ook in Calais was een kleine protestantse gemeente. Na 1893 werd hij opgenomen in het huis van zijn dochter Levina in Croix, een dorpje bij Roubaix. Hij overleed er op 19 juni 1905.
Links[dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://www.ensie.nl/encyclopedie-van-zeeland/gerrit-pieter-roos; Lo van Driel, Omtrent Gerrit Pieter Roos. In: Bijdragen tot de geschiedenis van West-Zeeuws-Vlaanderen: nr.46, Aardenburg, 2018, p.328

Plaats van verzending

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - persoon

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamGezelle, Pieter-Jan
Datums° Heule, 29/09/1791 - ✝ Heule, 27/05/1871
GeslachtMannelijk
Beroephovenier
BioDe vader van Guido Gezelle was afkomstig van Heule en werkte aanvankelijk als tuinman in het kleinseminarie te Roeselare. Na de sluiting ervan door het Nederlandse bewind was hij werkzaam in de Bijloke te Gent. Op zevenendertigjarige leeftijd ging hij wonen in de Rolweg te Brugge waar hij hovenier werd van de familie Th. Van de Walle-Van Zuylen. Op 2 juni 1829 trouwde hij met Monica De Vriese. Om bij te verdienen was hij ook tuinman in het Brugse grootseminarie van Brugge, had hij een eigen boomkwekerij en werd hij ook opzichter bij een bebossingexperiment langs de kust. Na de dood van Theodoor Van de Walle in 1848 stelde de barones een andere tuinman aan. Zo verhuisde Pieter-Jan op 24 januari 1849 naar de overkant van de Rolweg. In 1871 verbleef hij met zijn vrouw bij zijn dochter Louise in Heule waar hij in mei overleed
Relatie tot Gezellefamilie: vader van Guido Gezelle; correspondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; http://www.gezelle.be
NaamRoos, Gerrit Pieter
Datums° Aardenburg, 06/12/1822 - ✝ Croix, 19/06/1905
GeslachtMannelijk
Beroepstadsarchivaris; klerk; boekhandelaar; auteur; dichter
VerblijfplaatsNederland; Frankrijk
BioGerrit Pieter Roos werd geboren te Aardenburg als de zoon van Johannes Roos en Maria Van Den Berghe. Aanvankelijk opgeleid als onderwijzer, koos hij er op zijn zestiende voor om notarisklerk te worden. Geleidelijk breidde hij zijn functie uit en werd hij zaakwaarnemer. In 1851 werd hij deeltijds ambtenaar bij het gemeentebestuur en boekhandelaar. Al vanaf zijn twintigste legde hij zich toe op de dichtkunst. Dat zou hij zijn hele leven volhouden. Zo gaf hij samen met zijn goede vriend Abraham de Ligny in 1846 een vrolijke vertelling in verzen uit: “Vroolijke tooneelen uit het leven van Heldewijs, in zijn tijd pastoor ter gemeente Lapscheure, provincie West-Vlaanderen, meer algemeen bekend onder de naam van Paap Lapscheure". Begin augustus 1853 trouwde Roos in Sluis met Levina van Dale, de zuster van zijn goede vriend, de woordenboekschrijver Johan Hendrik Van Dale. Na 1856 combineerde Roos zijn job als boekhandelaar met dat van postkantoorhouder en schrijver. Hij was ook ontvanger-griffier van de hervormde kerk. Hij werkte vanaf 1854 intensief mee aan het literaire jaarboekje “Cadsandria” (1854-1859) dat ook aandacht had voor de Vlaamse taalstrijd en waaraan ook Vlaamse letterkundigen meewerkten. De Vlaamse taalstrijd zal Roos tot op hoge leeftijd in zijn verzen memoreren. Roos werd op eigen verzoek in 1855 aangesteld als onbezoldigd archivaris van Aardenburg. In het tijdschrift “De Navorscher” publiceerde hij de resultaten van zijn historisch, taal- en letterkundig, volkskundig en genealogisch onderzoek. Ook voor aardrijkskunde had hij grote belangstelling. Vanaf 1860 werd hij redacteur van het “Sluisch Weekblad”, een nieuws- en advertentieblad voor West-Zeeuws-Vlaanderen. In 1874 publiceerde hij zijn “Beknopt geschied- en aardrijkskundig woordenboek van Zeeuwsch-Vlaanderen - westelijk deel”. Hij stuurde een exemplaar naar Guido Gezelle. In de jaren zeventig ging het bergaf en kwam hij in moeilijkheden. Begin december 1870 moest hij zijn boekenvoorraad veilen. In 1872 werd hij ontslagen als postkantoorhouder, naar verluidt omwille van zijn nonchalance. In de zomer van 1874 werd hij ontslagen als redacteur van het “Sluisch Weekblad”. De redenen hiervoor blijven duister. Toch lijkt hij in uitstekende verstandhouding met het gemeentebestuur Aardenburg te hebben verlaten. Ondertussen had Roos toenemende contacten gelegd met de protestanten in Vlaanderen. Hij verbond zich nauw met de protestantse gemeente in Roeselare waar hij zich op 23 oktober 1878 samen met zijn vrouw liet inschrijven. Hij woonde er in de Spanjestraat. Zijn beroep was er kantoorbediende. In die jaren kwamen heel wat protestantse Zeeuwen in Roeselare terecht waar ze werk vonden bij de protestantse en liberale textielfabrikant Henri Tant. In Roeselare werd Roos ouderling, lid van de kerkenraad en koster. Hij bleef koster tot aan zijn vertrek uit Roeselare in 1884. Ondertussen hadden zijn zus Maria Kristina Roos en zijn schoonbroer Abraham van Hal zich in 1882 in Roeselare gevestigd. Ze gingen inwonen bij Gerrit Roos en zijn gezin. Er zijn geen aanwijzingen dat tussen beide gezinnen een financiële relatie bestond. Wel was Abraham van Hal eind maart 1879 - Roos was toen evenwel al naar Roeselare uitgeweken - in Aardenburg gearresteerd en voor een paar jaar in de gevangenis opgesloten voor de aanranding van twee minderjarige meisjes. In mei 1884 vertrok Roos met zijn gezin naar Calais, meer bepaald naar het dorpje Saint-Pierre-les-Calais. Hij zou het plan hebben opgevat er Nederlandse les te geven. Ook in Calais was een kleine protestantse gemeente. Na 1893 werd hij opgenomen in het huis van zijn dochter Levina in Croix, een dorpje bij Roubaix. Hij overleed er op 19 juni 1905.
Links[dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://www.ensie.nl/encyclopedie-van-zeeland/gerrit-pieter-roos; Lo van Driel, Omtrent Gerrit Pieter Roos. In: Bijdragen tot de geschiedenis van West-Zeeuws-Vlaanderen: nr.46, Aardenburg, 2018, p.328

Naam - plaats

NaamDamme
GemeenteDamme
NaamKortrijk
GemeenteKortrijk
NaamRoeselare
GemeenteRoeselare
NaamAardenburg

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelLoquela
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelBeknopt geschied- en aardrijkskundig woordenboek van Zeeuwsch-Vlaanderen: Westelijk deel
AuteurRoos, Gerrit Pieter
Datum1874
PlaatsOostburg
UitgeverA.J. Bronswijk

Titel[06/08/1881], Kortrijk, Guido Gezelle aan Gerrit Pieter Roos
EditeurLouise Snauwaert; Publicatie
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderGezelle, Guido
OntvangerRoos, Gerrit Pieter
Verzendingsdatum[06/08/1881]
VerzendingsplaatsKortrijk (Kortrijk)
AnnotatieLocatie origineel onbekend: brief is enkel in gepubliceerde versie beschikbaar; In artikel staat: G.P. heeft de kaart van Gezelle ingeplakt in het handexemplaar van zijn Woordenboek, rechtover blz. 185, waar gehandeld wordt over de vaart Brugge-Damme-Sluis, die van [p. 251] 1810 tot 1813, op bevel van keizer Napoleon werd gegraven door Spaanse krijgsgevangenen.; datum gereconstrueerd op basis van de poststempel.
Gepubliceerd inGezelle en G.P. Roos van Aardenburg / door J.D.S. - in : Biekorf. - Jrg. 67 (1966) nr.1-2, p.250
Fysieke bijzonderheden
Drager papiersoort: recto met adres; verso beschreven
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden op adreszijde: gedrukte postzegel, afgestempeld
Bewaargegevens
Bewaarplaatslocatie origineel onbekend
ID Gezellearchieflocatie origineel onbekend
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|25729
Inhoud
IncipitHeb met het aldergrootste genoegen uw bekn. woordenboek gelezen.
Tekstsoortbriefkaart
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.