<Resultaat 487 van 2308

>

p1

Lettre à M. le Doyen de Courtrai.[1]

A ce que j'apprends, la santé de Mr Gezelle ne se rétablit que très imparfaitement. Le Dr Verriest, son ancien élève et son ami, le croit menacé de méningite, maladie qui pourrait l'emporter en fort peu de temps.

Je suis porté à croire que le docteur n'a pas tort.

La guérison radicale de Mr Gezelle n'est possible, paraît-il, qu'à la condition d'un repos absolu.

C'est pourquoi le docteur susdit, présentement à Leipsich, engage Mr le vicaire Gezelle à l'aller rejoindre, répondant généreusement de tous les frais.

Tel est le rapport que le frère du docteur, professeur de rhétorique à Roulers, m'a fait transmettre. Avant que d'y donner la moindre suite, je demande à connaître votre avis motivé.

+J. J. Evêque de Bruges

Noten

[1] Locatie origineel: Bisschoppelijk Archief Brugge (Acta 1873, 29 flee. pag. 518.). Editie op basis van de publicatie: J. Geldhof, Professor Gustaaf Verriest. In: Biekorf: 62 (1961) 6, p.184

Register

Correspondenten

NaamFaict, Joannes Josephus
Datums° Leffînge, 22/05/1813 - ✝ Brugge, 04/01/1894
GeslachtMannelijk
Beroeppriester, professor, superior, erekanunnik, vicaris-generaal, coadjutor, bisschop
BioIn 1834 was J.J. Faict, zoon van Henri Faict, brouwer, en Marie Hellinck, laureaat van de retorica aan het kleinseminarie te Roeselare. Hij werd doctor in de theologie, wijsbegeerte en letteren. Op 09 juni 1838 werd hij te Brugge door Mgr. Boussen tot priester gewijd. Hij werd professor kerkgeschiedenis en wetenschappen (12/01/1839) en professor theologie (oktober 1840) aan het grootseminarie in Brugge. Vanaf augustus 1849 tot oktober 1856 was hij superior van het kleinseminarie te Roeselare. Hij werd erekanunnik (29/12/1853) en vicaris-generaal van Mgr. Malou op 18/10/1856. In september 1862 werd hij huisprelaat van paus Pius IX en op 25/02/1864 coadjutor van Mgr. Malou. Hij was bisschop van Brugge van 18/10/1864 tot aan zijn dood in 1894.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezelleoverste, correspondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamVan De Putte, Ferdinand
Datums° Rumbeke, 18/03/1807 - ✝ Kortrijk, 08/02/1882
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; deken; historicus; filoloog
BioFerdinand Van de Putte, zoon van Joannes-Jacobus Van de Putte, handelaar, en Maria-Elisabeth Delebecque, werd bij de opstart van het Duinencollege te Brugge in 1834 studiemeester, later leraar wetenschappen en directeur (vanaf 1838). Van de Putte was medestichter van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge en bestuurslid tot aan zijn dood. Hij schreef heel wat bijdragen voor de Handelingen. In 1843 werd hij pastoor van Boezinge en in 1858 pastoor-deken van Sint-Bertinus in Poperinge. In 1866 werd hij pastoor-deken van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Kortrijk en in 1872 van de Sint-Martinuskerk in Kortrijk. In 1872 bemiddelde hij om Gezelle over te plaatsen van Brugge naar Kortrijk.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent, lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde
BronnenGeldhof, 150 jaar Sint-Lodewijkscollege te Brugge. 1986, p.48, 175, 317-320

Briefschrijver

NaamFaict, Joannes Josephus
Datums° Leffînge, 22/05/1813 - ✝ Brugge, 04/01/1894
GeslachtMannelijk
Beroeppriester, professor, superior, erekanunnik, vicaris-generaal, coadjutor, bisschop
BioIn 1834 was J.J. Faict, zoon van Henri Faict, brouwer, en Marie Hellinck, laureaat van de retorica aan het kleinseminarie te Roeselare. Hij werd doctor in de theologie, wijsbegeerte en letteren. Op 09 juni 1838 werd hij te Brugge door Mgr. Boussen tot priester gewijd. Hij werd professor kerkgeschiedenis en wetenschappen (12/01/1839) en professor theologie (oktober 1840) aan het grootseminarie in Brugge. Vanaf augustus 1849 tot oktober 1856 was hij superior van het kleinseminarie te Roeselare. Hij werd erekanunnik (29/12/1853) en vicaris-generaal van Mgr. Malou op 18/10/1856. In september 1862 werd hij huisprelaat van paus Pius IX en op 25/02/1864 coadjutor van Mgr. Malou. Hij was bisschop van Brugge van 18/10/1864 tot aan zijn dood in 1894.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezelleoverste, correspondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Briefontvanger

NaamVan De Putte, Ferdinand
Datums° Rumbeke, 18/03/1807 - ✝ Kortrijk, 08/02/1882
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; deken; historicus; filoloog
BioFerdinand Van de Putte, zoon van Joannes-Jacobus Van de Putte, handelaar, en Maria-Elisabeth Delebecque, werd bij de opstart van het Duinencollege te Brugge in 1834 studiemeester, later leraar wetenschappen en directeur (vanaf 1838). Van de Putte was medestichter van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge en bestuurslid tot aan zijn dood. Hij schreef heel wat bijdragen voor de Handelingen. In 1843 werd hij pastoor van Boezinge en in 1858 pastoor-deken van Sint-Bertinus in Poperinge. In 1866 werd hij pastoor-deken van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Kortrijk en in 1872 van de Sint-Martinuskerk in Kortrijk. In 1872 bemiddelde hij om Gezelle over te plaatsen van Brugge naar Kortrijk.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent, lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde
BronnenGeldhof, 150 jaar Sint-Lodewijkscollege te Brugge. 1986, p.48, 175, 317-320

Plaats van verzending

Naamonbekend

Naam - persoon

NaamFaict, Joannes Josephus
Datums° Leffînge, 22/05/1813 - ✝ Brugge, 04/01/1894
GeslachtMannelijk
Beroeppriester, professor, superior, erekanunnik, vicaris-generaal, coadjutor, bisschop
BioIn 1834 was J.J. Faict, zoon van Henri Faict, brouwer, en Marie Hellinck, laureaat van de retorica aan het kleinseminarie te Roeselare. Hij werd doctor in de theologie, wijsbegeerte en letteren. Op 09 juni 1838 werd hij te Brugge door Mgr. Boussen tot priester gewijd. Hij werd professor kerkgeschiedenis en wetenschappen (12/01/1839) en professor theologie (oktober 1840) aan het grootseminarie in Brugge. Vanaf augustus 1849 tot oktober 1856 was hij superior van het kleinseminarie te Roeselare. Hij werd erekanunnik (29/12/1853) en vicaris-generaal van Mgr. Malou op 18/10/1856. In september 1862 werd hij huisprelaat van paus Pius IX en op 25/02/1864 coadjutor van Mgr. Malou. Hij was bisschop van Brugge van 18/10/1864 tot aan zijn dood in 1894.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezelleoverste, correspondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamVerriest, Gustaaf
Datums° Deerlijk, 19/05/1843 - ✝ St. Cloud, Parijs, 25/06/1918
GeslachtMannelijk
Beroeparts
BioGustaaf Verriest was pas 10 jaar oud toen hij ingeschreven werd in het pensionaat van het kleinseminarie te Roeselare. Hij was dan ook de jongste van Gezelles poësisklas in het schooljaar 1858-1859. De levenslang aangehouden briefwisseling en de talrijke gedichten van Gezelle voor Gustaaf getuigen van een bijzonder nauwe band tussen de jonge, nog wat kinderlijke leerling en zijn leraar. Ook de familie Verriest had een grote genegenheid voor Gezelle, die nog met de oudste zoon Adolf gestudeerd had. Hoe licht is toch die sparke vier (07/08/1858) is geschreven naar aanleiding van een nachtmerrie van Gustaaf, maar tevens opgedragen aan zijn oudere broer Hugo Verriest en Eugeen Van Oye. Waarom en kunnen wij niet (04/01/1859) Brief (12/01/1859), O vriend wat schaadt of baat het ons, (02/02/1859) en Nu of nooit! (02/02/1859) zijn persoonlijk gericht aan Gustaaf Verriest. Gezelle wou hiermee de jongen steunen die een mogelijke priesterroeping ernstig nam en naar aanleiding daarvan worstelde met een sterk besef van zwakte en zondigheid. Uiteindelijk besloot Verriest geneeskunde te studeren, eerst in Leuven en later in Wenen. Hij was dokter in Wervik van 1869 tot 1873 en trok daarna naar Duitsland om er verder te studeren. Op 21 september 1876 huwde hij te Münster met Louise Niermann, waarmee hij zes kinderen kreeg. Vanaf 1876 werd hij professor aan de K.U. Leuven tot 1911. Na Gezelles dood ging hij op zoek naar een wetenschappelijke verklaring voor het dichterlijke genie van zijn oud-leraar.
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedichten; oud-leerling kleinseminarie Roeselare; lid van Gezelles confraternity
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamVerriest, Hugo
Datums° Deerlijk, 25/11/1840 - ✝ Ingooigem, 27/10/1922
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; auteur; leraar; directeur kloostergemeenschap; schooldirecteur; pastoor
BioHugo Verriest was leerling aan het kleinseminarie te Roeselare (1854-1859). Hij kreeg er gedurende negen maanden les van Gezelle. Hij volgde filosofie in 1860 en zijn priesterwijding volgde op 17/12/1864. Hij werd leraar aan het Sint-Lodewijkscollege (09/06/1864) en aan het kleinseminarie te Roeselare (19/09/1867). Hij onderwees zijn leerlingen in de geest van Gezelle. Hij figureerde als spilfiguur binnen de Blauwvoeterij, dit ook als redacteur van het studententijdschrift De Vlaamsche Vlagge, het medium van de Blauwvoeterij. Vervolgens was hij directeur van de Zusters van Liefde in Heule (25/08/1877) en superior van het college te leper (13/06/1878). Hij was pastoor te Wakken (19/09/1888) en Ingooigem (19/06/1895). In 1906 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal-en Letterkunde. Hij was een spilfiguur in de Vlaamse Beweging en een zeer vurig spreker. Als auteur schreef hij romantisch-impressionistische gedichten, talrijke artikels en biografieën o.m. van Guido Gezelle, Stijn Streuvels en Albrecht Rodenbach.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellezanter (WDT); correspondent; medestichter van Biekorf; oud-leerling kleinseminarie Roeselare; lid van Gezelles confraternity; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Naam - plaats

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk
NaamRoeselare
GemeenteRoeselare
NaamLeipzig

Titel29/12/1873, s.l., Joannes Josephus Faict aan [Ferdinand Van De Putte]
EditeurKoen Calis; Publicatie
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2022
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderFaict, Joannes Josephus
Ontvanger[Van De Putte, Ferdinand]
Verzendingsdatum29/12/1873
Verzendingsplaatsonbekend
AnnotatieLocatie origineel: Bisschoppelijk Archief Brugge (Acta 1873, 29 flee. pag. 518.) ; adressaat gereconstrueerd op basis van de publicatie.
Gepubliceerd inProfessor Gustaaf Verriest / door J. Geldhof. - Biekorf. - Jrg. 62 (1961) nr.6, p. 184
Fysieke bijzonderheden
Staat volledig
Bewaargegevens
Bewaarplaats
ID GezellearchiefBisschoppelijk Archief Brugge
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|25733
Inhoud
IncipitA ce que j'apprends, la santé de Mr Gezelle ne se rétablit que très imparfaitement,
Tekstsoortbrief
TalenFrans
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.