<Resultaat 1649 van 2328

>

p1
Mijn Weled. Heer
Jonkheer N. de Pauw
N° 278, in de lange Violettenstr.
te
Gent.

Afzender: Guido Gezelle
te Kortrijk.
 
Weled. Heer & vriend[1]

Zende u het blauw afschrift;[2] met inte,[3] door Weale afgeschreven; nagezien door mij: met potlood afgeschreven en tweemaal hernagelezen door mij.[4]

Postkaarte van G. Parker, hulpboekwaarder van The Bodleian.

twee postkaarten van Weale

een kaartje over S. Werner[5] van Baron J. B. Bethune, den Vader.

In 't handschrift staat er:

hiet Ysaa

Daar kan Ysaat niet Ysaa gestaan hebben, in allen gevalle rijmt Ysaac (onvolmaakt) met stat. 't Dunke mij dat er in M. v Thorhout nog zulke onvolmaakte rijmen te vinden zijn. Op die plaatse en ontbreekt er niets aan het Handschrift Weale en ik hebben 't gelijk afgeschreven, met dat verschil dat Weale de c van Ysaac erbij gevoegd heeft.

Geen groote letters, 't en zij die Kp3geteekend hebbe: een groote B en 2 groot A, die 't getal reke niet en stooren.

Doet met mijn aangevuld vers[6] wat u goed dunkt: ik en houde er niet aan.

Met 7 haasten

Uedele toegenegen
Guido Gezelle
p42)

III [7]

25 Besiden, Coelne, te Bagharac,

Daer woende een Juede, ende hiet Ysaac;

[8]

Dar al de Jueden van der stat[9]

Ende die dar woenden ombetrent

Elcs iaers hilden hare parlement,

30 Ende van haren passcen oec de feeste.

Het was recht, hi was de meeste[10]

Here, ende de rijcste mede,

Van alden Jueden van deser stede.

Te Bagharac, als hic hebbe verstaen,[11]

35 (?) Woenden si twe, die, sonder waen,

Tegader leefden in huweleke,

Ende nochtanne onwetteleke,

Daer de Heleghe Kerke bi was bedroghen,

Also ic u wel hierna sal toeghen.

40 Dese twe wonnen een cnapelijn,

Alsoe hict verstont in therte mijn,

Ende daedent toeter kerken dragen,

Met sinen vrienden, met sinen maghen,

Om kerstijn te doene, met groeter ghare,

45 Ende dadent heeten Warenare,

Also men dede, sonder waen.

Daer naer, alsoe dit was ghedaen,

Doe gheviel, op enen dach,

p5

Guido Gezelle[12]

Informer pour St Werner[13] (Oberwezel).[14]

St Werner

Enfant. martyrisé par les juifs au XIIIe s/ à l'âge de 13 à 14 ans il s'était mis au service de vignerons Juifs (voy. Bolland.[15] April, t. II p 700 + suiv)[16] 19 avril 1287, à Oberwesel.[17] Est honoré dans le diocèse de Trèves & en Auvergne, comme patron des vignes. - Il était fils d'un vigneron. Les Juifs le mirent à mort pendant la semaine sainte & s'efforçèrent de cacher son corps près de Bacharach. - On le représente suivi d'un chien, ou tenant une bêche, mais ce ne sont pas là ses attributs les plus ordinaires : on lui donne aussi une serpe à la main. - Il fit sortir, dit-on, une source pour abreuver des bergers qui lui p6avaient donné du pain, mais qui souffraient de la soif.

Extraits de l'iconographie des Saints du R. P. Cahier.[18]

S. Werner, M. a peasant boy (martyred by the Jews) a.D. 1285.

Ikonographic[19] (Emblems of saints, du Rd F.C. Husenbeth. London, Breson & Lambert - 1850)

St Werner[20] dessen zerstörte Kirche zu Bacharach am Rhein berühmt ist, hätte nach Legende dasselbe Schichsal, wie S. Simeon von Trident. Er war ein frommer Bauernknabe aus Wamrodd (Wammerath) wurde von den Juden zu Oberwesel in J. 1235[21] gemartert, sollte nach Mainz geschafft werden: aber das Schiff wollte mit der Leiche, bei welcher Wunder geschehen, nicht weiter rheinaufwärts, als bis Bacherach. Der junge Märtyrer wird dargestellt als Bauernknabe. Wer Näheres zu wissen wünscht, mag am neunzehnten April den Surius[22] und die Bollandisten[23] nachsehen

Bildnerbuch[24] als Leitfaden für Kunstschulen, xxx von J. Kreuber 376, Paderborn 1863.

Noten

[1] Deze brief bevat diverse bijlagen: twee toevoegsels, één van Gezelle en één van J.-B. Bethune, alsook drie briefkaarten: twee briefkaarten van W.H.J. Weale aan Guido Gezelle van 27/11/1892 en 08(?)/12/1892, en een briefkaart van G. Parker aan Guido Gezelle van 26/08/1891.
[2] In de correspondentie van Napoleon De Pauw met Gezelle gaat het over de editie door Napoleon de Pauw van Sente Waerneer, een heiligenleven uit het Oudenaardse Rijmboek van de late 13e eeuw, ook Codex Enamensis genoemd naar de benedictijnerabdij van Ename. Als auteur van de twaalf gedichten uit dit handschrift wordt Martijn van Torhout aangenomen. Zijn naam komt voor in het begin van het gedicht ‘Van der biechten’. De heel populaire patroon van de wijnbouwers, Sint-Werner van Oberwesel (Saint Vernier, Verny), is nooit officieel heilig of zalig verklaard. Het verhaal van deze succesvolle sint berust immers op een zgn. ‘bloedsprookje’, een gerucht waarbij Joden ervan beschuldigd werden een slachtoffer ontvoerd en in het kader van hun Pesachfeest ritueel gedood te hebben om het bloed bij het bereiden van de ongedesemde broden te gebruiken. Dergelijke geruchten, zoals ook die over het vergiftigen van bronnen en het desacraliseren van gewijde hosties, vormden de aanleiding tot gewelddadige Jodenvervolgingen.
[3] Inkt.
[4] Vandaag zijn de fragmenten waarover sprake in de correspondentie N. De Pauw met Gezelle bekend als de “Enaamse codex” of “Oudenaards Rijmboek” en onderdeel van de Vlaamse Topstukkenlijst. Ze worden bewaard in het stadsarchief van Oudenaarde. Het oorspronkelijk handschrift werd later losgemaakt en de bladen werden hergebruikt om boeken in te binden. De huidige codex bestaat dus uit gerecupereerde bladen. Eén blad uit het leven van Sint-Werner van het Oudenaardse handschrift is terechtgekomen in een handschrift van de Bodleian Library te Oxford.
[5] “Sinte Waerneer”, d.i. Sint Werner (overleden in 1287), is een berijmd heiligenleven van Martijn van Torhout, ontstaan omstreeks 1300, dat berust op het middeleeuws geloof dat de Joden jaarlijks een christenkind offeren. Het is de legende van een jongen van 13 jaar, tot wiens eer in 1428 een kerkje gebouwd werd te Bacharach aan de Rijn. Er zijn maar 236 verzen van over, uitgegeven door N. De Pauw in zijn “Middelnederlandsche gedichten en fragmenten”. Tweede aflevering (Gent, A. Siffer, 1893) in het gedeelte ‘Geestelijke en zedelijke gedichten van het zogezegde Rijmboek van Oudenaarde uit het klooster van Eename en toegeschreven aan Martijn van Torhout’ (p. 290-402). ‘Van Sente Waerneer’ is te vinden op p. 357-36.
[6] Zie het vers in de bijlage van Gezelle: “Ende die dar woenden ombetrent”.
[7] Een blad uit het leven van Sint-Werner van het Oudenaardse handschrift is terechtgekomen in een handschrift van de Bodleian Library te Oxford. Afgeschreven door Guido Gezelle. Bijlage bij de brief van G. Gezelle aan N. De Pauw van 17/03/1893.
[8] In de kantlijn staat bij dit doorstreepte vers bijgeschreven in potlood in de hand van Napoleon De Pauw: volgens Guido Gezelle. Aan de rechterkant ook doorstreepte notities.
[9] In de kantlijn bijgeschreven in inkt in de hand van Napoleon De Pauw: Ombetrent (?). Gezelle voegde in de linker marge een vers toe.
[10] Pijltje in potlood in de kantlijn.
[11] In de kantlijn bijgeschreven in potlood: f° v°, 1e kat. En 2 pijltjes in inkt.
[12] Bijlage bij de brief van G. Gezelle aan N. De Pauw van 17/03/1893: kaartje over S. Werner van baron J.-B. Bethune.
[13] “Sinte Waerneer”, d.i. Sint Werner (overleden in 1287), is een berijmd heiligenleven van Martijn van Torhout, ontstaan omstreeks 1300, dat berust op het middeleeuws geloof dat de Joden jaarlijks een christenkind offeren. Het is de legende van een jongen van 13 jaar, tot wiens eer in 1428 een kerkje gebouwd werd te Bacharach aan de Rijn. Er zijn maar 236 verzen van over, uitgegeven door N. De Pauw in zijn “Middelnederlandsche Gedichten”.
[14] Bijgeschreven in potlood.
[15] De bollandisten zijn de jezuïeten die sinds de 17e eeuw een nog altijd werkzaam instituut leiden voor het wetenschappelijk bestuderen en beschrijven van de heiligenlevens. De basis werd gelegd toen Jan Bolland (Joannes Bollandus, 1596-1665) het werk van zijn ordegenoot Heribert Rosweyde (1569-1629) op een meer systematische wijze verderzette met medewerkers als Godfried Henchen of Henskens (Godefridus Henschenius, 1601-1681) en Daniël van Papenbroeck (1628-1714). Hun publicaties zijn de ‘Acta sanctorum’ - als eerste de twee volumes over de maand januari te Antwerpen bij Jan de Meurs in 1643 - en de ’Acta bollandiana’.
[16] Godfried Henschen, Daniël van Papenbroeck, Acta Sanctorum. Aprilis, Tomus II. Antwerpen, Michiel Cnobbaert, 1675 (p. 697-740: De S. Wernhero puero, 19 april).
[17] Onderstreept met blauw potlood.
[18] Onderstreept met blauw potlood. Van Charles Cahier is de titel "Iconographie des Saintsé" nergens te vinden. Vermoedelijk gaat het om: Caractéristiques des saints dans l’art populaire énumérées et expliquées.
[19] Onderstreept met blauw potlood.
[20] Onderstreept met blauw potlood.
[21] Onderstreept met blauw potlood.
[22] De Duitse kartuizer Laurentius Surius (Lorenz Sauer, 1523-1578) is de auteur van het hagiografisch werk “De probatis Sanctorum historiis” (6 vols., Keulen, 1570-75). Hij steunde daarvoor op het werk van de Italiaanse bisschop-hagiograaf Ludovicus Lippomanus (Luigi Lippomano, 1496-1559), “Sanctorum priscorum patrum vitae“ (8 vols., Venetië, 1551-1560; 2 vols., Leuven, 1564) en opende mede de weg voor de bollandisten.
[23] De bollandisten zijn de jezuïeten die sinds de 17e eeuw een nog altijd werkzaam instituut leiden voor het wetenschappelijk bestuderen en beschrijven van de heiligenlevens. De basis werd gelegd toen Jan Bolland (Joannes Bollandus, 1596-1665) het werk van zijn ordegenoot Heribert Rosweyde (1569-1629) op een meer systematische wijze verderzette met medewerkers als Godfried Henchen of Henskens (Godefridus Henschenius, 1601-1681) en Daniël van Papenbroeck (1628-1714). Hun publicaties zijn de “Acta sanctorum“ - als eerste de twee volumes over de maand januari te Antwerpen bij Jan de Meurs in 1643 - en de “Acta bollandiana”.
[24] Onderstreept met blauw potlood.

Register

Correspondenten

NaamDe Pauw, Napoleon
Datums° Gent, 26/09/1835 - ✝ Gent, 08/04/1922
GeslachtMannelijk
Beroepmagistraat; uitgever; hoogleraar; schepen; auteur
BioNapoleon De Pauw ging naar het atheneum te Gent waar hij samen in de klas zat met Julius Vuylsteke, Tony Bergmann, Emile Moyson en Prosper Claeys. Hij had er o.a. J.F.J. Heremans als leraar. Hij studeerde rechten aan de Gentse universiteit, waar hij ook medestichter was van de vrijzinnige studentenvereniging Het Taalminnend Studentengenootschap 't Zal Wel Gaan. In 1860 promoveerde hij tot doctor in de rechten. Hij liep stage bij H. Metdepenningen en werd advocaat-generaal (1893) en procureur-generaal (1902). In 1907 ging hij op emeritaat. Net zoals zijn vader was hij liberaal en orangist. Hij was lid van tal van literaire genootschappen: De Taal is gansch het Volk, het Willemsfonds, de Maatschappij der Vlaamsche Bibliophilen. Hij was in 1886 medestichter van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde en was er tweemaal bestuurder. Hij schreef literaire, historische en literair-historische werken zoals Tijdvak van Jacob van Artevelde (3 dln. 1872-1885) en Bijdragen tot de Geschiedenis der Middelnederlandsche letterkunde in Vlaanderen (1879). Hij was een ook uitgever Middelnederlandse teksten. De Pauw behoorde tot een oud Gents patriciërsgeslacht en enkele maanden voor zijn dood werd hij door de koning tot de adelstand verheven en verkreeg hij de titel van baron.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
Bronnen https://ojs.ugent.be/GT/article/view/5472/5390
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

NaamDe Pauw, Napoleon
Datums° Gent, 26/09/1835 - ✝ Gent, 08/04/1922
GeslachtMannelijk
Beroepmagistraat; uitgever; hoogleraar; schepen; auteur
BioNapoleon De Pauw ging naar het atheneum te Gent waar hij samen in de klas zat met Julius Vuylsteke, Tony Bergmann, Emile Moyson en Prosper Claeys. Hij had er o.a. J.F.J. Heremans als leraar. Hij studeerde rechten aan de Gentse universiteit, waar hij ook medestichter was van de vrijzinnige studentenvereniging Het Taalminnend Studentengenootschap 't Zal Wel Gaan. In 1860 promoveerde hij tot doctor in de rechten. Hij liep stage bij H. Metdepenningen en werd advocaat-generaal (1893) en procureur-generaal (1902). In 1907 ging hij op emeritaat. Net zoals zijn vader was hij liberaal en orangist. Hij was lid van tal van literaire genootschappen: De Taal is gansch het Volk, het Willemsfonds, de Maatschappij der Vlaamsche Bibliophilen. Hij was in 1886 medestichter van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde en was er tweemaal bestuurder. Hij schreef literaire, historische en literair-historische werken zoals Tijdvak van Jacob van Artevelde (3 dln. 1872-1885) en Bijdragen tot de Geschiedenis der Middelnederlandsche letterkunde in Vlaanderen (1879). Hij was een ook uitgever Middelnederlandse teksten. De Pauw behoorde tot een oud Gents patriciërsgeslacht en enkele maanden voor zijn dood werd hij door de koning tot de adelstand verheven en verkreeg hij de titel van baron.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
Bronnen https://ojs.ugent.be/GT/article/view/5472/5390

Plaats van verzending

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - persoon

Naam(de) Béthune, Jean-Baptiste-Charles-François (Jean); (de) Béthune, Jan/Jean
Datums° Kortrijk, 25/04/1821 - ✝ Marke, 18/06/1894
GeslachtMannelijk
Beroeparchitect
BioJean Bethune was de oudste zoon van baron Felix Bethune, een Kortrijkse textielhandelaar en politicus. Hij was de broer van Félix en vader van Jean-Baptiste Bethune-de Villers. Hij huwde in 1848 met Emilie van Outryve d’Ydewalle. Hij was secretaris van de gouverneur van West-Vlaanderen en provincieraadslid (1848-1858). Hij woonde in Brugge (1845-1859), waar hij proost was van de Edele Confrerie van het H.-Bloed en een van de stichters van de Société d’Archéologie. Hij maakte een reis naar Engeland (1842-1843), waar hij kennis maakte met de neogotische architectuur van A.W. Pugin. Hij had ook invloedrijke Engelse vrienden zoals James Weale, Thomas Harper King en John Sutton. Begin 1859 verhuisde hij naar Gent waar hij in 1863 samen met James Weale en Jules Helbig de Gilde de Saint-Thomas et de Saint-Luc (de Sint-Lucasscholen) stichtte. Hij is de centrale figuur in de ontwikkeling van een katholieke, neogotische kunstbeweging in België tijdens de negentiende eeuw, meer bepaald in de architectuur. Hij was ook innoverend op het gebied van de glasraamkunst (onder invloed van John Hardman), de polychromie en de productie van neogotische devotieprenten. Enkele belangrijke realisaties zijn: het kasteel van Loppem, de abdij van Maredsous en de neogotische site van Vivenkapelle (Damme).
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; onderwerp van gelegenheidsgedicht; Gezelle was zijn biechtvade
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; J. Helbig, Le baron Bethune, fondateur des écoles Saint-Luc. Etude biographique, Rijsel-Brugge: Desclée De Brouwer, 1906; J.F. van Cleven, ‘The Eternal Château’: bouwgeschiedenis en kunsthistorische analyse van het neogotische kasteel van Loppem. In: V. van Caloen, J.F. van Cleven en J. Braet (red.), Het kasteel van Loppem, Oostkamp: Stichting Kunstboek, 2001, p.69-71
NaamDe Pauw, Napoleon
Datums° Gent, 26/09/1835 - ✝ Gent, 08/04/1922
GeslachtMannelijk
Beroepmagistraat; uitgever; hoogleraar; schepen; auteur
BioNapoleon De Pauw ging naar het atheneum te Gent waar hij samen in de klas zat met Julius Vuylsteke, Tony Bergmann, Emile Moyson en Prosper Claeys. Hij had er o.a. J.F.J. Heremans als leraar. Hij studeerde rechten aan de Gentse universiteit, waar hij ook medestichter was van de vrijzinnige studentenvereniging Het Taalminnend Studentengenootschap 't Zal Wel Gaan. In 1860 promoveerde hij tot doctor in de rechten. Hij liep stage bij H. Metdepenningen en werd advocaat-generaal (1893) en procureur-generaal (1902). In 1907 ging hij op emeritaat. Net zoals zijn vader was hij liberaal en orangist. Hij was lid van tal van literaire genootschappen: De Taal is gansch het Volk, het Willemsfonds, de Maatschappij der Vlaamsche Bibliophilen. Hij was in 1886 medestichter van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde en was er tweemaal bestuurder. Hij schreef literaire, historische en literair-historische werken zoals Tijdvak van Jacob van Artevelde (3 dln. 1872-1885) en Bijdragen tot de Geschiedenis der Middelnederlandsche letterkunde in Vlaanderen (1879). Hij was een ook uitgever Middelnederlandse teksten. De Pauw behoorde tot een oud Gents patriciërsgeslacht en enkele maanden voor zijn dood werd hij door de koning tot de adelstand verheven en verkreeg hij de titel van baron.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
Bronnen https://ojs.ugent.be/GT/article/view/5472/5390
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamWeale, William Henry James; Francis Mary of the Angels
Datums° St. Marylebone, Londen, 08/03/1832 - ✝ Clapham, Londen, 26/04/1917
GeslachtMannelijk
Beroepkunsthistoricus; conservator; auteur
VerblijfplaatsEngeland
BioWilliam Henry James Weale werd in London geboren op 8 maart 1832 als zoon van James Weale en Susan De Vesien. Hij studeerde Grieks, Hebreeuws, geschiedenis en theologie aan King's College, Londen (1843-1848). Hij kwam in contact met Frederick Oakeley, kapelaan van St. George's Southwark en bekeerde zich onder zijn impuls op 09/02/1849 tot de Rooms-Katholieke Kerk. Oakeley werd pastoor te St. John, Islington en deed een beroep op James om een kloostergemeenschap te stichten. Weale was toen brother Francis Mary of the Angels. Met een groepje bekeerlingen kwam hij voor de eerste keer naar Brugge voor de bisschopswijding van Mgr. Malou. Hij reisde doorheen België. Vervolgens was hij een korte tijd ambtenaar. Hij gaf daarna les aan een Katholieke armenschool voor Ierse kinderen verbonden aan de kerk van St. Johannes de Evangelist in Duncan Terrace. Daar werd hij op heterdaad betrapt door getuigen terwijl hij een jongen met een lineaal mishandelde. De jongen was ondertussen bewusteloos. Weale gaf toe dat hij een opvliegend karakter had. Voor het ernstig afranselen van die zesjarige leerling John Farrell, werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. Hij vertrok op een lange reis door Europa waardoor zijn interesse voor de middeleeuwen en kunst werd opgewekt. Op 30/08/1854 huwde hij met Helena Amelia Walton. Ze kregen 11 kinderen. In december 1854 kwam hij naar Brugge, waar hij zich in 1857 definitief vestigde. Hij maakte kennis met de gebroeders Bethune, de architect Brangwyn en King, belangrijke vertegenwoordigers van de christelijke kunst en bouwstijl in Vlaanderen. Weale bestudeerde de kunst en de liturgie van de middeleeuwen. Hij ontdekte verloren kunstwerken en identificeerde schilders. Hij was lid van de Commission royale d'art et d'archéologie (1860) en briefwisselend lid van de Belgische Koninklijke Commissie voor monumenten (1861). In 1863 was hij ook de stichter van de Gilde van Sint-Thomas en Sint-Lucas die de studie van de oude christelijke kunst ging stimuleren. Hij was ook medestichter en de eerste conservator van de Société Archéologique. Deze vereniging richtte het eerste historische museum van Brugge op, de voorloper van het huidige Gruuthusemuseum. Samen met Gezelle stichtte hij 'Rond den Heerd' (1865) maar zette de samenwerking stop op 26/05/1866. Hij schreef talrijke artikels en bijdragen tegen betaling. In 1863 ging hij als vertegenwoordiger werken voor de firma Chance Brothers Glass Works in Birmingham. Hij leverde o.m. glas aan Jean Bethune en Samuel Coucke. In 1872 werd hij verbonden aan het South-Kensington Museum en belast met het catalogiseren van Nederlandse kunstvoorwerpen. Op 03/08/1878 verliet hij Brugge en vestigde zich te Clapham, Londen. Hij importeerde er o.m. liturgische boeken voor de uitgevers Desclée de Brouwer (1883-1885). In 1890 werd hij conservator van de National Art Library in South-Kensington maar werd in 1897 tot ontslag gedwongen. In 1899 organiseerde hij in de New Gallery te Londen een tentoonstelling over de Vlaamse Primitieven, gevolgd door een grote tentoonstelling in Brugge in 1902. Enkele belangrijke werken: 'Guide book for Belgium', 'Aix-la-Chapelle and Cologne' (1858), 'Bruges et ses environs' (1862), 'Hans Memlinc' (1865), 'Bibliographia Liturgica' (1886), 'Analecta Liturgica' (1889), 'Bookbindings in the National Art Gallery' (1898), 'Hubert and John van Eyck' (1908).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; vriend; Rond den Heerd; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; Karen Ellis Rees, William Weale, Brother Francis and the Bad Boy. Op: London Overlooked. True Stories from the Old Smoke: https://london-overlooked.com/weale/
NaamVan Torhout, Martijn
Datums° 13de eeuw (?)
GeslachtMannelijk
Beroepschrijver; dichter
BioMartijn Van Torhout was een middelnederlands schrijver en werd als auteur van het gedicht De boec der biechte genoemd in het zgn. ‘Rijmboek van Oudenaarde’: een bundel gedichten die ca 1300 wellicht in de abdij van Ename tot stand is gekomen.
Links[dbnl]
NaamParker, George
Datums° 03/03/1838 - ✝ Oxford, 29/01/1906
GeslachtMannelijk
Beroepbibliotheekassistent
VerblijfplaatsEngeland
BioGeorge Parker startte zijn werk in de Bodleian Library te Oxford in 1854. Hij was er senior assistant, werkte er als catalograaf en was een handschriftenspecialist. Hij was betrokken bij het catalogiseren van de College Libraries in Oxford, diverse andere instellingen in de stad en bibliotheken van particulieren in het graafschap en elders. In zijn vrije tijd deed hij aan stamboomonderzoek naar belangrijke Engelse families en de laatste vijf jaar van zijn leven was hij bezig met het ordenen van het Stadsarchief van Oxford. In 1881 richtte hij een afdeling van de Anti-Vivisection Society op te Oxford en sedert 1884 was hij ook administratief betrokken bij de Oxford Historical Society. Hij beantwoorde ook op vrijwillige basis wereldwijd vragen omtrent handschriften. Vanaf de negentigerjaren werden de meeste vragen behandeld door zijn dochters Angelina (bijgenaamd: Anna) en Evelyn. In 1902 kreeg hij in kader van de driehonderdste verjaardag van Bodleian een "Honours degree Master of Arts" van de universiteit en in 1904 een zilver theeservies naar aanleiding van de 50ste verjaardag van zijn werk aan de Bodleian
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenObituary. In: The Library Assistant: (1907), p.80

Naam - plaats

NaamGent
GemeenteGent
NaamKortrijk
GemeenteKortrijk
NaamMainz
NaamTrier
NaamOberwezel

Naam - instituut/vereniging

NaamBodleian Library
BeschrijvingDe Bodleian Library is de belangrijkste wetenschappelijke bibliotheek van de universiteit van Oxford en één van de oudste Europese bibliotheken. Ze is genoemd naar de oud-student, hoogleraar en diplomaat Thomas Bodley (1545-1613) die dankzij zijn vermogen de in verval geraakte oude universiteitsbibliotheek in 1602 een nieuwe start bezorgde.
Datering14de eeuw-heden
Links[wikipedia]

Titel - ander werk

TitelMiddelnederlandsche gedichten en fragmenten. 1 Geestelijke en zedelijke gedichten. 1893-1897. 2 Wereldlijke gedichten
AuteurDe Pauw, Napoleon
Datum1897
PlaatsGent
UitgeverSiffer
TitelSinte Waerneer [handschrift]
AuteurMartijn van Thorout
Datumca 1300
TitelCaractéristiques des saints dans l'art populaire
AuteurCahier, Charles
Datum1867
Plaats[s.l.]
UitgeverLibrairie Poussielgue Frères
TitelEmblems of saints: Saints: by which they are distinguished in Works of Art
AuteurHusenbeth, Frederick Charles
Datum1850
PlaatsLondon
UitgeverBreson & Lambert
TitelBildnerbuch als Leitfaden fur Kunstschulen, Kunstler, geistliche und weltliche Kunstfreunde zur Wiederauffrischung altchristlicher Legende
AuteurKreuser, Johann
Datum1863
PlaatsPaderborn
UitgeverF. Schöningh
TitelActa Sanctorum quoquot toto orbe coluntur, vel à Catholicis scriptoribus celebrantur, quae ex latinis & graecis, aliarumque gentium antiquis monumentis
AuteurBollandus, Joannes; Henschen,Godefroid
Datum1643
PlaatsAntuerpiae
Uitgeverapud Ioannem Mevrsium
TitelOudenaards Rijmboek of de Oudenaarde Enaamse Codex [handschrift]
Auteuro.a. Martijn van Torout

Titel[17/03/1893], [Kortrijk], Guido Gezelle aan Napoleon De Pauw
EditeurPaul Thoen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderGezelle, Guido
OntvangerDe Pauw, Napoleon
Verzendingsdatum[17/03/1893]
VerzendingsplaatsKortrijk (Kortrijk)
AnnotatieDatum en plaats gereconstrueerd op basis van de poststempel; originele brief en bijlages zijn aanwezig in het Archief Gent PA_NPD_1982 Briefwisseling (1882-93) tussen Guido Gezelle en Napoleon De Pauw; Abeelding: Archief Gent.
Gepubliceerd inPaul De Keyser, De legende van S. Werner De uitgave van 'Van Sente Waerneer' in het licht van de briefwisseling Nap. De Pauw-Guido Gezelle. - In: Verslagen en mededelingen vande Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. - (1963), p.241, bijlage 1 p.247;
Fysieke bijzonderheden
Drager enkel vel ?; bijlage 1: enkel vel, ?; bijlage 1: ?; bijlage 2: ?
wit, vierkant geruit; bijlage 1: wit, gelijnd; bijlage 2: wit
papiersoort: 2 zijden beschreven; bijlage 1: 1 zijde beschreven; bijlage 2: recto en verso beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden briefomslag bewaard, met adres, postzegel, afgestempeld
diverse bijlage 1: tekstfragment uit de Legende van S. Werner te Oxford bewaard in handschrift van Guido Gezelle
bijlage 2: steekkaart van baron J.B. Bethune over S. Werner geschreven op naamkaartje van Guido Gezelle
bijlage 3: 2 briefkaarten van W.H.J. Weale aan G. Gezelle van 27/11/1892 en 08(?)/12/1892
bijlage 4: briefkaart van George Parker aan Guido Gezelle van 26/08/1891
Toevoegingen op zijde 1 links bovenaan: Antw. 22 april 93 (inkt, hand N. De Pauw)
Bewaargegevens
BewaarplaatsArchief Gent
ID GezellearchiefArchief Gent, PA_NPD_1982
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|26302
Inhoud
IncipitZende u het blauwe afschrift; met inte,
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.