<Resultaat 303 van 2328

>

p1

Madame Dhont prie Monsieur l’abbé Gezelle de lui faire l’honneur de venir dîner chez elle à Jabbeke le lundi 3 7bre prochain - à une heure -

Monsieur Gezelle pourra prendre à Bruges le convoi de 10 h. 45 -R.S.L P,[1]And an affirmative answer – You must come – You will meet your friend the “unnameable” vicaire of Jabbeke – your other friend and co-genius - the “curé” of Houthave – two or three other “curés” Mr Vandenbussche – whom you met p2at our house last winter and took a fancy to – Mr de Madrid with whom it was your wish to become better acquainted – my brother his wife - and the chickie-wickies[2] the lady of the manor – and castle[3] and the crown of all – your humble servant – We have trains starting for Bruges every two hours – you can at any time vanish even unseen when you have enough of us – So there can be no sort of reason why you should not come – unless it were the very unamiable wish of vexing me – Plaisanterie à part – vous viendrez – n'est-ce pas?

J’ai l’honneur d’être avec
p3
respect
Monsieur le Vicaire
Votre toute dévouée servante
Marie Caïmo
Jabbeke 24 Août.

Noten

[1] R.S.L.P.: misschien afkorting van Répondre s’il lui plaît. Uitnodigingen bevatten vaak de afkorting R.S.V.P. = Répondez, s’il vous plaît, in het Nederlands A.A.U.B. = Antwoorden alstublieft. Waarom hier R.S.L.P. staat is niet duidelijk. Wel wordt Gezelle in de 3e persoon aangesproken (Monsieur Gezelle pourra prendre à Bruges le convoi de 10 h 45), en wordt R.S.V.P. misschien daarom omgezet in R.S.L.P. (Répondre s’il lui plaît).
[2] Letterlijk ’kuikentjes’, wat wellicht slaat op de kinderen van haar broer. Die had – naast een zoon Robert van 9 jaar – twee dochtertjes: Julienne Emerence, die op 4 augustus 1866 net vier jaar geworden was, en Louise Leonie van drie maanden oud.
[3] In zijn Parochieboeken beschreef kanunnik Tanghe een recent gebouwd kasteel te Jabbeke tussen het station en de Oostendse vaart, “eigendom van mevrouw Dhont-Claeyssens, die daer ’s zomers wonachtig is”. Wellicht gaat dit om het perceel Stationsstraat 166, dat later in het bezit kwam van François Caïmo. Naast deze villa uit 1850 had het echtpaar Dhont-Claeyssens in de jaren 1820 ook nog een landhuis laten bouwen in Sint-Andries. (G.F. Tanghe, Parochieboek of Beschryving van Jabbeke. Brugge: De Scheemaekcer-Van Windekens, 1860, p. 20; Pasicrisie belge. Brussel: Bruylant-Christophe & Cie, 1879, p. 321; Dhondt contre Caïmo. Faits & moyens pour les demandeurs Dhont représentés par Mtre Mechelare, avoué, contre les défendeurs Caïmo représentés par Mtre De Schrijver, avoué, devant le tribunal civil de Bruges. Gent: C. Annoot-Braeckman, 1876)

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamCaïmo, Marie Colette Joséphine
Datums° Tolhuis (Schelle), 28/01/1829 - ✝ Oostkamp, 18/12/1873
GeslachtVrouwelijk
BioMarie Caïmo was de jongste dochter van militair Hyacinthe Ferdinand François Ghislain Caïmo (Schelle, 1796 – Heppen, 1847) en Marie Claeyssens (Ruiselede, 1797 – Brugge, 20/11/1841). Ze stamde uit een katholieke adellijke familie uit Jabbeke met Italiaanse roots. Guido Gezelle schreef een artikel in Rond den Heerd 03/11/1866 over de familie, waarin we leren hoe de in 1570 geboren Hyppolite Caïmo - Otto in het artikel - naar de Nederlanden kwam door zijn militaire carrière. De bekende Brugse bisschop Joannes-Robertus Caïmo was de broer van Maries grootvader. De familie maakte deel uit van het netwerk rond "’t Jaer 30" en ondersteunde de katholieke activiteiten. Zelf bleef Marie ongehuwd en stierf te Oostkamp op vierenveertigjarige leeftijd op 18 december 1873.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; Rond den Heerd; 't Jaer 30
BronnenArchiefbankbrugge.be; Luc Schepens, De provincieraad van West-Vlaanderen 1836/1921, Tielt, 1976, p.420 en 489. J. Gailliard, Bruges et le Franc V, Brugge, 1862, p.230-231; bidprentje Marie Caïmo

Briefschrijver

NaamCaïmo, Marie Colette Joséphine
Datums° Tolhuis (Schelle), 28/01/1829 - ✝ Oostkamp, 18/12/1873
GeslachtVrouwelijk
BioMarie Caïmo was de jongste dochter van militair Hyacinthe Ferdinand François Ghislain Caïmo (Schelle, 1796 – Heppen, 1847) en Marie Claeyssens (Ruiselede, 1797 – Brugge, 20/11/1841). Ze stamde uit een katholieke adellijke familie uit Jabbeke met Italiaanse roots. Guido Gezelle schreef een artikel in Rond den Heerd 03/11/1866 over de familie, waarin we leren hoe de in 1570 geboren Hyppolite Caïmo - Otto in het artikel - naar de Nederlanden kwam door zijn militaire carrière. De bekende Brugse bisschop Joannes-Robertus Caïmo was de broer van Maries grootvader. De familie maakte deel uit van het netwerk rond "’t Jaer 30" en ondersteunde de katholieke activiteiten. Zelf bleef Marie ongehuwd en stierf te Oostkamp op vierenveertigjarige leeftijd op 18 december 1873.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; Rond den Heerd; 't Jaer 30
BronnenArchiefbankbrugge.be; Luc Schepens, De provincieraad van West-Vlaanderen 1836/1921, Tielt, 1976, p.420 en 489. J. Gailliard, Bruges et le Franc V, Brugge, 1862, p.230-231; bidprentje Marie Caïmo

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamJabbeke
GemeenteJabbeke

Naam - persoon

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamCrombez, Felix
Datums° Hooglede, 23/03/1824 - ✝ Dudzele, 02/05/1885
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; hoogleraar; leraar pastoor; professor
BioFelix Crombez, zoon van Joannes-Josephus Crombez en Coleta Heemeryck, studeerde na zijn priesterwijding in 1850 verder te Leuven waar hij op 27/07/1853 afstudeerde als licentiaat in de godgeleerdheid. In oktober 1854 werd hij professor H.-Schrift aan het grootseminarie te Brugge. Op 7/09/1862 werd hij pastoor te Houtave en op 18/12/1868 pastoor te Dudzele tot zijn dood.
Links[odis]
Relatie tot Gezelleprofessor; collega
NaamCaïmo, Marie Colette Joséphine
Datums° Tolhuis (Schelle), 28/01/1829 - ✝ Oostkamp, 18/12/1873
GeslachtVrouwelijk
BioMarie Caïmo was de jongste dochter van militair Hyacinthe Ferdinand François Ghislain Caïmo (Schelle, 1796 – Heppen, 1847) en Marie Claeyssens (Ruiselede, 1797 – Brugge, 20/11/1841). Ze stamde uit een katholieke adellijke familie uit Jabbeke met Italiaanse roots. Guido Gezelle schreef een artikel in Rond den Heerd 03/11/1866 over de familie, waarin we leren hoe de in 1570 geboren Hyppolite Caïmo - Otto in het artikel - naar de Nederlanden kwam door zijn militaire carrière. De bekende Brugse bisschop Joannes-Robertus Caïmo was de broer van Maries grootvader. De familie maakte deel uit van het netwerk rond "’t Jaer 30" en ondersteunde de katholieke activiteiten. Zelf bleef Marie ongehuwd en stierf te Oostkamp op vierenveertigjarige leeftijd op 18 december 1873.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; Rond den Heerd; 't Jaer 30
BronnenArchiefbankbrugge.be; Luc Schepens, De provincieraad van West-Vlaanderen 1836/1921, Tielt, 1976, p.420 en 489. J. Gailliard, Bruges et le Franc V, Brugge, 1862, p.230-231; bidprentje Marie Caïmo
NaamCaïmo, François Louis Joseph; Caïmo, Frantz
Datums° Schelle, 15/06/1827 - ✝ Gent, 24/07/1896
GeslachtMannelijk
Beroepgrondeigenaar; provincieraadslid; ridder
BioFrançois Louis Joseph, genaamd Frantz Caïmo werd op 15 juni 1827 te Schelle geboren als zoon van militair Hyacinthe Ferdinand François Ghislain Caïmo (Schelle, 1796 – Heppen, 1847) en Marie Claeyssens (Ruiselede, 1797 – Brugge, 20/11/1841). Hij woonde in Jabbeke als grondeigenaar toen hij er op 11 juni 1856 trouwde met zijn nicht Félicie Livine Marie Dewilde (1832-1890), grondeigenares, en dochter van notaris Felix Amandus Dewilde (+Wingene, 1838), burgemeester van Ruiselede en liberaal provincieraadslid. Félicies moeder was Monica Claeyssens (+Ruiselede, 1846), die de zus was van zijn eigen moeder Marie. Het echtpaar François en Félicie had vier kinderen: Robert Marie (1857-1872), François Auguste (1859-1861), Julienne Emerence (1862-1894) en Louise Leonie (°1866). François Caïmo zelf was van 1868 tot 1872 katholiek provincieraadslid voor het kanton Ruiselede. Hij werd in de adelstand verheven in 1867. François en Félicie hadden hun hoofdverblijfplaats op de Mallebergplaats in Brugge, maar zouden een kasteel in Jabbeke gehad hebben. François overleed op 24 juli 1896 in Gent.
Links[wikipedia]
BronnenArchiefbankbrugge.be; Luc Schepens, De provincieraad van West-Vlaanderen 1836/1921, Tielt, 1976, p. 420 en 489. J. Gailliard, Bruges et le Franc, V, Brugge, 1862, p. 230-231 Delcampe (bidprentje Marie Caïmo) Rijksarchief
Naamde Madrid, Charles Jean Mari
Datums° Brugge, 20/02/1841 - ✝ Beernem, 17/07/1886
GeslachtMannelijk
Beroepeigenaar; burgemeester; politicus
BioCharles de Madrid kwam voort uit een eeuwenoude Spaanse patriciërsfamilie. Hij werd geboren te Brugge op 20 februari 1841 als zoon Charles-Robert de Madrid (1793-1856), en Sophie d'Hooghe de la Gaugerie. Zijn grootvader, Jean-Charles de Madrid (1760-1843), was gehuwd met Thérèse Caïmo, een nicht van bisschop Jan-Robert Caïmo. Hij was dus familie van Gezelles correspondent Marie Caïmo. Charles de Madrid voltooide zijn middelbare studies aan het Sint-Lodewijkscollege in Brugge, waar hij in dezelfde retoricaklas zat als bekende figuren zoals historicus Adolf Duclos en Brugse advocaat Joseph Herreboudt. Na de aankoop van kasteel Reigerlo door zijn moeder, weduwe De Madrid, in 1860, vestigde hij zich in Beernem. Hij werd er al snel een vooraanstaand lid van de gemeenschap, dienend als gemeenteraadslid (vanaf 1867) en schepen (vanaf 22 augustus 1872) voordat hij er tussen 1877 en 1884 burgemeester werd. Hij was ook provincieraadslid van 24 mei 1875 tot 1880 en van 24 mei 1880 tot 1884. Charles De Madrid tekende in 1873 in op het Westvlaamsch Idioticon van Leonard Lodewijk De Bo. Hij stierf te Beernem op 17 juli 1886.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecontactpersoon van Gezelle
NaamSlock, Leo
Datums° Kanegem, 27/03/1805 - ✝ Ruiselede, 08/10/1896
GeslachtMannelijk
Beroepcoadjutor; leraar; onderpastoor; pastoor
BioLeo Slock werd geboren in Kanegem op 27 maart 1805 als zoon van geneesheer Jan Slock en Regina De Clercq. Hij werd op 24 mei 1834 tot priester gewijd in Brugge en werd in datzelfde jaar leraar in het college van Ieper. Bovendien was hij ook professor godgeleerdheid in het klooster van de paters discalsen in Ieper. Op 19 oktober 1836 werd hij benoemd tot coadjutor van de Sint-Maartenskerk in Koolskamp. In november 1836 werd hij coadjutor van de deken van Roeselare (Sint-Michielskerk). Hij werd op 31 mei 1837 benoemd tot onderpastoor van de Sint-Michielskerk in Roeselare en op 26 april 1856 tot pastoor van de Sint-Antoniuskerk in Blankenberge. Op 28 januari 1863 werd hij pastoor van de Sint-Blasiuskerk in Jabbeke. Hij nam ontslag op 8 maart 1883. Guido Gezelle schreef gelegenheidsgedichten voor hem o.m. voor zijn intrede als pastoor van Blankeberge. Hij overleed in Ruiselede op 8 oktober 1896.
Links[odis]
NaamDewilde, Félicie Livine Marie
Datums° Ruiselede, 20/07/1832 - ✝ Jabbeke, 23/09/1890
GeslachtVrouwelijk
Beroepgrondeigenares
BioFélicie Livine Marie Dewilde werd op 20 juli 1832 geboren als dochter van notaris Felix Amandus Dewilde (+Wingene, 1838), burgemeester van Ruiselede en liberaal provincieraadslid, en Monica Claeyssens (+Ruiselede, 1846). Op 11 juni 1856 huwde ze met haar neef François Louis Joseph Caïmo, wiens moeder, Marie Claeyssens, de zus was van Monica. Het echtpaar had vier kinderen: Robert Marie (1857-1872), François Auguste (1859-1861), Julienne Emerence (1862-1894) en Louise Leonie (°1866). François en Félicie hadden hun hoofdverblijfplaats op de Mallebergplaats in Brugge, maar zouden een kasteel in Jabbeke gehad hebben. Félicie overleed op 23 september 1890 te Jabbeke.
BronnenArchiefbankbrugge.be; J. Gailliard, Bruges et le Franc, V, Brugge, 1862, p. 231 Rijksarchief
NaamClaeyssens, Colette Josephe
Datums° Ruiselede, 26/02/1797 - ✝ Brugge, 27/12/1870
GeslachtVrouwelijk
BioColette Josephe Claeyssens werd op 26 februari 1797 te Ruiselede geboren als dochter van Liévin Jean Claeyssens, burgemeester van Ruiselede, en Anne Josephine De Schryver. Zij trouwde op 10 november 1819 in Ruiselede met François Joseph Macaire D’Hont (Brugge, 03/03/1776 - Sint-Andries, 02/11/1830), zoon van Jean Bernard D’Hont (+Sint-Michiels, 1817) en Jeanne Vandewalle (+Sint-Michiels, 1811). Deze François D’Hont had kinderen uit een eerste huwelijk met Colette Vande Male, waaronder Eduard D’Hont-De Waepenaert, auteur van "Quartiers généalogiques des familles flamandes" (1871). Colette overleed in Brugge op 27 december 1870.
Bronnen https://nl.geneanet.org/; https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/88758 (kasteel Jabbeke); https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/74824 (kasteel Sint-Andries); https://www.google.be/books/edition/Parochieboek_of_beschryving_van_van_Jabb/hI5bAAAAQAAJ?hl=nl&gbpv=0; https://www.google.be/books/edition/Pasicrisie_belge/j0kH8u0oY68C?hl=nl&gbpv=0; https://www.google.be/books/edition/Dhont_contre_Ca%C3%AFmo_Faits_moyens_pour_le/5tdpQIbk_BUC?hl=nl&gbpv=0;
NaamVandenbussche
GeslachtMannelijk
BioOnbekende persoon uit de kennissenkring van Marie Caïmo en Guido Gezelle. Mogelijk rijksarchivaris Emile Vandenbussche of proost van de Jeruzalemkerk Benoit Vandenbussche.

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamHoutave
GemeenteZuienkerke
NaamJabbeke
GemeenteJabbeke

Titel24/08/[1866], Jabbeke, Marie Colette Joséphine Caïmo aan [Guido Gezelle]
EditeurJohan Van Eenoo; Marc Carlier (research)
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderCaïmo, Marie Colette Joséphine
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum24/08/[1866]
VerzendingsplaatsJabbeke (Jabbeke)
AnnotatieDatering en adressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, ?
wit
papiersoort: 3 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden briefpapier met kanten randversiering
droogstempel met de naam Marie in gotische letters met daarboven een gravenkroon met drie fleurons met ertussen tweemaal drie parels, en een klimmende hond met halsband
Toevoegingen op zijde 1 links bovenaan: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.); idem rechts: 24/8 1866 (potlood, onbekende hand)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID GezellearchiefAanw. 678
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|26479
Geschiedenis 27/04/2021, Rijksarchief Kortrijk: Teruggave Antoon Viaene
Inhoud
IncipitMadame Dhondt prie Monsieur
Tekstsoortbrief
TalenFrans
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.