<Resultaat 733 van 2349

>

p1Jésus Marie + Joseph Thérèse

Carmel de Courtrai 5 Av 83,

Monsieur le vicaire,

Loué soit Jésus Christ,

Notre Révérende Mère Prieure me charge de demander à Votre Eminence de nous faire le plaisir de vouloir bien prêcher dans notre Eglise pour la fête du Patronage de notre Père Saint Joseph[1] Dimanche 15 Avril au Salut de 3 heures

p2

Noten

[1] De kapel van het Kortrijks karmelietenklooster was toegewijd aan de H. Jozef en de H. Theresa. De H. Jozef werd bij de Teresiaanse hervorming van de Karmel patroon van vele karmelkloosters door de bijzondere verering van de H. Theresa voor St.-Jozef. Vanaf 1680 werd het liturgisch vastgelegde patroonsfeest van St.-Jozef door de ongeschoeide karmelieten gevierd op de derde zondag na Pasen. In 1847 breidde Paus Pius IX dat patroonsfeest uit tot de hele Kerk. Pas in 1956 werd het vervangen door een gedachtenis ter ere van St.-Jozef arbeider op 1 mei. De karmelieten mochten echter het patroonsfeest blijven vieren als ‘de beschermer en patroon van de Orde’.
pinnen - pinnespinnen span gesponnenSpannen

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Naamde Robiano, Sophie Marie Louise; Thérèse-Marie de Jésus (Zuster)
Datums° Rumillies, 25/06/1835 - ✝ Kortrijk, 02/10/1895
GeslachtVrouwelijk
Beroepkarmelietes; onderpriorin
BioGravin Sophie de Robiano was de jongste dochter van graaf Charles de Sales de Robiano (1785-1854) en de uit Duitsland afkomstige gravin Maria Theresia zu Stolberg-Stolberg. Op negentienjarige leeftijd trad Sophie in het klooster van de ongeschoeide karmelietessen te Doornik, onder de naam Soeur Thérèse-Marie de Jésus. Ze werd ingekleed op 13/05/1854, haar professie deed ze precies één jaar later op 13/05/1855. Ten laatste in 1863 verhuisde ze naar het karmelietessenklooster aan de Grote Kring te Kortrijk. Rond 1871 werd ze daar onderpriorin. Na haar overlijden op 02/10/1895 werden haar stoffelijke resten bijgezet in de kapel van het kasteel van Rumillies; een grafstèle met bas-reliëf stelt haar voor in knielende houding.
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenH. Callewier, De geschiedenis van het Kortrijkse klooster van de ongeschoeide karmelietessen (1649-2021). Kortrijk: Kerk in Kortrijk, 2021; Bevolkingsregisters en registers van de burgerlijke stand van Kortrijk en Rumillies; Genealogische websites (FamilySearch en genealogieonline.nl); J.L. Soete, Robiano (Albert-Ludger-Joseph, comte de). In: Biographie Nationale: 42 (1981-1982), kol.643-650; Ch. Poplimont, La Belgique héraldique. Parijs: Henri Carion, 1867, dl.9, p.242-243; I. de Stein d’Altenstein, Annuaire de la noblesse de Belgique. Brussel: Decq-Muquardt, 1851, dl.5, p.198-206; Annales du Carmel de Tournai, 1863, p.139; Gazette van Kortrijk: (06/10/1895); L’Echo de Courtrai:, (06/10/1895); Revue Catholique: 12 (juni 1854) 4, p.304; Inlichtingen verstrekt door P. Carlos Noyen (Karmel Gent) en dhr. Jean-Pierre Debels (archivaris Karmel Brugge)

Briefschrijver

Naamde Robiano, Sophie Marie Louise; Thérèse-Marie de Jésus (Zuster)
Datums° Rumillies, 25/06/1835 - ✝ Kortrijk, 02/10/1895
GeslachtVrouwelijk
Beroepkarmelietes; onderpriorin
BioGravin Sophie de Robiano was de jongste dochter van graaf Charles de Sales de Robiano (1785-1854) en de uit Duitsland afkomstige gravin Maria Theresia zu Stolberg-Stolberg. Op negentienjarige leeftijd trad Sophie in het klooster van de ongeschoeide karmelietessen te Doornik, onder de naam Soeur Thérèse-Marie de Jésus. Ze werd ingekleed op 13/05/1854, haar professie deed ze precies één jaar later op 13/05/1855. Ten laatste in 1863 verhuisde ze naar het karmelietessenklooster aan de Grote Kring te Kortrijk. Rond 1871 werd ze daar onderpriorin. Na haar overlijden op 02/10/1895 werden haar stoffelijke resten bijgezet in de kapel van het kasteel van Rumillies; een grafstèle met bas-reliëf stelt haar voor in knielende houding.
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenH. Callewier, De geschiedenis van het Kortrijkse klooster van de ongeschoeide karmelietessen (1649-2021). Kortrijk: Kerk in Kortrijk, 2021; Bevolkingsregisters en registers van de burgerlijke stand van Kortrijk en Rumillies; Genealogische websites (FamilySearch en genealogieonline.nl); J.L. Soete, Robiano (Albert-Ludger-Joseph, comte de). In: Biographie Nationale: 42 (1981-1982), kol.643-650; Ch. Poplimont, La Belgique héraldique. Parijs: Henri Carion, 1867, dl.9, p.242-243; I. de Stein d’Altenstein, Annuaire de la noblesse de Belgique. Brussel: Decq-Muquardt, 1851, dl.5, p.198-206; Annales du Carmel de Tournai, 1863, p.139; Gazette van Kortrijk: (06/10/1895); L’Echo de Courtrai:, (06/10/1895); Revue Catholique: 12 (juni 1854) 4, p.304; Inlichtingen verstrekt door P. Carlos Noyen (Karmel Gent) en dhr. Jean-Pierre Debels (archivaris Karmel Brugge)

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - persoon

NaamGheysens, Palmyre Maria Victoria
Datums° Harelbeke, 01/02/1839 - ✝ Kortrijk, 21/06/1896
GeslachtVrouwelijk
Beroepkloosterzuster; moederoverste
BioPalmyre Maria Victoria Gheysens was de dochter van notaris Charles Louis Gheysens en Sophie Lefevre. Ze werd geboren in Harelbeke op 1 februari 1839. Ze trad binnen bij de zusters van Carmel te Kortrijk en werd er overste. Ze stierf in Kortrijk op 21 juni 1896.

Naam - plaats

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - instituut/vereniging

NaamCongregatie van de Karmelietessen - Karmel van de H. Jozef en Teresia, Kortrijk
BeschrijvingDe kloostergemeenschap van de Karmel in Kortrijk werd gesticht op 27 maart 1649, vanuit de Karmel van Doornik, door Marguerite Schiltman de Mellinck, dochter van Johannes de Tollenaere, Heer van Kuurne. Op 22 oktober 1669 konden de eerste zusters hun intrek nemen in een nieuw klooster op de Grote Ring. De congregatie kende een woelige periode aan het eind van de achttiende eeuw. Ze werd opgeheven in 1785 onder Jozef II en na een kortstondige terugkeer in 1790 opnieuw verjaagd als gevolg van de Franse Revolutie. In 1802 vond ze, onder goedkeuring van de toenmalige burgemeester, weer onderdak in Kortrijk. De zusters konden in 1808 het vroegere klooster opnieuw kopen. De kloostergemeenschap kende daarna een grote bloei. Tijdens WO II werden de zusters opnieuw uit hun klooster gezet door de Duitsers, maar konden er in 1947 terukeren.
Datering1649-2020
Links[odis]

Titel05/04/1883, Kortrijk, [Sophie Marie Louise de Robiano (= Zuster Thérèse Marie de Jésus)] aan [Guido Gezelle]
EditeurRik Van Gorp; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2024
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
Verzender[de Robiano, Sophie Marie Louise]
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum05/04/1883
VerzendingsplaatsKortrijk (Kortrijk)
AnnotatieAdressant en adressaat gereconstrueerd op basis van briefinhoud.
Fysieke bijzonderheden
Drager enkel vel, ?
wit, vierkant geruit (groot)
papiersoort: 1 zijde beschreven, inkt
Staat fragment: onderkant van vel ontbreekt
Toevoegingen op zijde 2 links in de zijrand: taalkundige notities: pinnen - pinne // spinnen span gesponnen // spannen (inkt, verticaal, hand G.G.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID GezellearchiefAanw. 695
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|26497
Geschiedenis 27/04/2021, Rijksarchief Kortrijk: Teruggave Antoon Viaene
Inhoud
IncipitNotre Rev. Mère Prieure me charge
Tekstsoortbrief
TalenFrans
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.