<Resultaat 358 van 2074

>

p1

Ziehier het opschrift van de zarksteen van Z.E. Johannes Cardinael Alphonsi, waervan sprake VI, bl. 65[1] dezen gryzen steen was in den muer gemetst ten noordkante van den hoogen autaer:

hic subtus (sepultus) est pie memorie reverendissimus in Christo pater et D. D. Johannes Dei Gratia sacrosancte Romanae Ecclesieae Cardin̄alis tituli Sancti Petri ad vincula et administrator Ecclesie V[2] in rego. Portugaliae qui obiit anno Domini M Cccc XIIII mensis februarii die XXII.

Dat is in ‘t vlaemsch: hier onder is begraven, Eerwerdigsten en van goede memorie vader in Christo en heer, heer Jan, by de genade Gods, kardinael van de allerheyligste Roomsche Kerke van den tytel van S. Pieters banden, en administrator van ‘t bisdom van Lissabon in ‘t koningryk van Portugael, welke stierf ‘t jaer ons heeren 1414 den 22 in korte maend.

Zijn wapen stond er boven: drie dwersbalken (bandes) van keel[3] op gouden veld, en boven op een kardinaels hoed: men zag er nevens ‘t wapen van ‘t koningryk van Portugael, de inscriptie daervan was in Sint Pieters letters et bykans geheel versleten, ‘t enden de jaren 1700.

---

Voormelde, mynen doorluchtigsten heere Joannes Alphonsi, is de eenigste kerkvoogd niet die in de oude preekheeren te Brugge begraven is geweest: daer rustte noch eenen anderen bisscop, Simon de Laude,[4] te weten, biscop van Salubrien[5] waervan ik hier in ‘t korte de levensloop sal beschryven want ik meene dat deze verre vergeten is, ‘k vinde zy zoo geschreven in een oud handschrift van de Preekheeren van Brugge:

“R. P. Simon de Laude bisschop van Salubrien, geboortig van Ecluse int land by Douay, naer Bapalmas wierd ons order tot Douay geprofest van hem word in de beschryvinge

Ik scryve zy hier nog eens omdat zy in de voorgaende n° bl. 59 mis zyn gedrukt geweestp22/van het klooster van Douay geschreven “frater Simon de Laude Sancte Theologiae Doctor illustrissimus que Ducis Burgundiae Philippi, Confessor benemeritus libris et aedificiis domum hanc decoravit ac demum episcopus Salubriensis et Atrebatensis Suffraganeus[6] hy heeft aen zyn klooster alderschoonste vercieringen achtergelaeten die met een myter van Bisschop in de Sacristie van ons klooster tot Douay bewaert word ende een ander noch kostelyker myter met den staf int jaer 1472 verkogt aen den doorlugtigsten heer Petrus de Ranchicourt bisschop van Atrebatenti[7] voor den prys van 460 vlaemsche ponden voor het gebouw van de Boeckzael ende cieraten van de kerke van zijn klooster. hy is in dit klooster van Brugge den 9 maerte 1463 overleden: zyn ingewant is alhier achter den hoogen autaer onder eenen steen begraeven de welke, ofte zonder inscriptie was ingesneden, ofte nu door oudheyd versleten is (in het jaer 1715 wied dien steen noch gezien) Zyn lichaem wierd in zyn klooster overgevoert ende aldaer in de kerk ende op eene verhevene streek onder een steen beleyd met copere plaeten begraeven, de welke de 10 augusti 1596 in den brand van de kerke, gesmolten en verslonden weerd”

Weet er my noch iemand verdere inlichtingen over broeder Simon de Laude deze zullen my welgekomen zyn.

Jan Bruggeman
Vriend Gezelle

Wacht niet te veel a.u.b. van myn artikel[8] over de Gentsche slaven te drukken. Ik heb aen den Eerw. Pastoor van S. Jacobs belooft dat deze in ‘t korste zouden uitkomen, en ‘k en zou niet willen dat ‘t niet en zou waer zyn: zend er hem een afdruksel van, ‘k zal hem trachten te doen inschryven.

Geeft ook in korten tyd a.u.b. den artikel[9] over Sint Severyn: dezen die my die inlichtingen gegeven heeft heeft my gevraegd waerom het niet en wierd gedrukt helbig heeft my zyn jaergeld gegeven: ‘k zal ‘t uw door d’eerste occasie in handen stellen.

Uwen Goeden Vriend
JB

Vergeet de Brugsche biscoppen[10] niet a.u.b.

Leuven 27/1 71.

Noten

[1] Dagwijzer. In: Rond den Heerd: 6 (21 Januarij 1871) 9, p.65-66.
[2] handschrift De Hooge: hxbonen / gedrukte versie: Vlixbonen ???
[3] Keel: aanduiding van de heraldische kleur rood.
[4] Zie ook Dagwijzer. In: Rond den Heerd: 5 (5 Maarte 1870) 15, p.114 en 6 (4 Maarte 1871) 15, p.116.
[5] Huidig Silivri.
[6] Zie ook Jan Frans De Jonghe, Belgium Dominicanum, Bruxellis, 1719. p.191-192.


Vertaling Paul Thoen (Latijn): broeder Simon de Laude, doorluchtige doctor in de gewijde theologie en verdienstelijke biechtvader van de hertog van Boergondië Filips heeft dit huis verfraaid met boeken en bouwwerken en is dan bisschop van Silivri het antieke Selymbria geworden en suffragaanbisschop van Atrecht.

[7] Atrecht (bisdom).
[8] Dagwijzer. In: Rond den Heerd: 6 (4 Maarte 1871) 15, p.116-117.
[9] Dagwijzer. In: Rond den Heerd: 6 (28 Januarij 1871) 10, p.73-74.
[10] De Brugsche Bisschoppen is een reeks in Rond den Heerd: 3 (1868) 34-52, p.271, 276, 285, 293, 306, 322, 339, 347, 390, 395, 410; 4 (1868-1869) 2-15, p.12, 37, 67, 102, 117.

Register

Correspondenten

Naam(de) Béthune, Jean-Baptiste-Emmanuel-Felix-Vincent-Pierre-Marie; Bruggeman, Jan; (de) Béthune, Johan
Datums° Brugge, 25/01/1853 - ✝ Heestert (Zwevegem), 24/03/1907
GeslachtMannelijk
Beroeppoliticus; (kunst)historicus
BioJean-Baptiste (de) Béthune werd in 1875, na zijn studie in de rechten te Leuven, advocaat bij de balie van Gent. Daarna volgde een politieke loopbaan in West-Vlaanderen: hij was van 1878 tot 1903 provincieraadslid, van 1879 tot 1892 burgemeester van Oostrozebeke, van 1892 tot 1903 lid van de Bestendige Deputatie en ten slotte van 1903 tot 1907 provinciegouverneur. Als (kunst)historicus was hij voorzitter van de St.-Thomas en St.-Lucasgilde in Gent, corresponderend lid van de Koninklijke Commissie van Monumenten en bestuurslid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge. In 1903 ontwierp hij het neogotisch praalgraf van Guido Gezelle. Gezelle zelf trachtte tevergeefs om hem tot lid van de Koninklijke Vlaamse Academie te laten verkiezen. Hij werd uiteindelijk lid, na de dood van de dichter, op 19 november 1904.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; adressenlijst Cordelia Van De Wiele
BronnenLuc Scepens, De provincieraad van West-Vlaanderen 1836/1921. Tielt-Amsterdam, Lannoo, 1976, p. 375-379
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

Naam(de) Béthune, Jean-Baptiste-Emmanuel-Felix-Vincent-Pierre-Marie; Bruggeman, Jan; (de) Béthune, Johan
Datums° Brugge, 25/01/1853 - ✝ Heestert (Zwevegem), 24/03/1907
GeslachtMannelijk
Beroeppoliticus; (kunst)historicus
BioJean-Baptiste (de) Béthune werd in 1875, na zijn studie in de rechten te Leuven, advocaat bij de balie van Gent. Daarna volgde een politieke loopbaan in West-Vlaanderen: hij was van 1878 tot 1903 provincieraadslid, van 1879 tot 1892 burgemeester van Oostrozebeke, van 1892 tot 1903 lid van de Bestendige Deputatie en ten slotte van 1903 tot 1907 provinciegouverneur. Als (kunst)historicus was hij voorzitter van de St.-Thomas en St.-Lucasgilde in Gent, corresponderend lid van de Koninklijke Commissie van Monumenten en bestuurslid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge. In 1903 ontwierp hij het neogotisch praalgraf van Guido Gezelle. Gezelle zelf trachtte tevergeefs om hem tot lid van de Koninklijke Vlaamse Academie te laten verkiezen. Hij werd uiteindelijk lid, na de dood van de dichter, op 19 november 1904.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; adressenlijst Cordelia Van De Wiele
BronnenLuc Scepens, De provincieraad van West-Vlaanderen 1836/1921. Tielt-Amsterdam, Lannoo, 1976, p. 375-379

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamLeuven
GemeenteLeuven

Naam - persoon

Naam(de) Béthune, Jean-Baptiste-Emmanuel-Felix-Vincent-Pierre-Marie; Bruggeman, Jan; (de) Béthune, Johan
Datums° Brugge, 25/01/1853 - ✝ Heestert (Zwevegem), 24/03/1907
GeslachtMannelijk
Beroeppoliticus; (kunst)historicus
BioJean-Baptiste (de) Béthune werd in 1875, na zijn studie in de rechten te Leuven, advocaat bij de balie van Gent. Daarna volgde een politieke loopbaan in West-Vlaanderen: hij was van 1878 tot 1903 provincieraadslid, van 1879 tot 1892 burgemeester van Oostrozebeke, van 1892 tot 1903 lid van de Bestendige Deputatie en ten slotte van 1903 tot 1907 provinciegouverneur. Als (kunst)historicus was hij voorzitter van de St.-Thomas en St.-Lucasgilde in Gent, corresponderend lid van de Koninklijke Commissie van Monumenten en bestuurslid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge. In 1903 ontwierp hij het neogotisch praalgraf van Guido Gezelle. Gezelle zelf trachtte tevergeefs om hem tot lid van de Koninklijke Vlaamse Academie te laten verkiezen. Hij werd uiteindelijk lid, na de dood van de dichter, op 19 november 1904.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; adressenlijst Cordelia Van De Wiele
BronnenLuc Scepens, De provincieraad van West-Vlaanderen 1836/1921. Tielt-Amsterdam, Lannoo, 1976, p. 375-379
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamAfonso Esteves de Azambuja, João; Johannes; Jan; Joannes Alphonsi
Datums° Azumbuja, ca 1340 - ✝ Brugge, 23/01/1415
GeslachtMannelijk
Beroepmilitair; bisschop; aartsbisschop; kardinaal; hofraadsheer
VerblijfplaatsPortugal
BioJoão Afonso Esteves de Azambuja was een Portugese geestelijke uit de late 14e en de vroege 15e eeuw. Hij was hofraadsheer van Johan I van Portugal. Hij nam deel aan de veldslagen van de Portugese crisis van 1383-1385. Daarna was hij opeenvolgend bisschop van Silves (1389-1390), Porto (1391-1398) en Coimbra (1398-1402). Hij ontving de heerlijkheid over de gebieden Salvaterra de Magos en Atalaia (01/06/1391), het dorp Aveiras de Baixo (01/07/1391) en het erfrecht over en de kapel van Salvador en het patronaat van het klooster van Sint-Salvador van Lissabon (01/07/1391). Hij stichtte het klooster van Salvador en, in Rome, het klooster van Sint-Hiëronymus. Omstreeks 1400 werd hij naar Castilië gezonden om vrede te helpen stichten tussen Castilië en Portugal. Door deze succesvolle opdracht werd hij in 1402 benoemd tot aartsbisschop van Lissabon. Op 3 of 6 juni 1411 werd hij kardinaal-priester van de titelkerk Sint-Pieters-Banden, maar aangezien hij die titel kreeg van tegenpaus Johannes XXIII, wordt hij nu soms ook als pseudokardinaal beschouwd. In 1409 woonde hij het concilie van Pisa bij, dat tevergeefs een einde probeerde te maken aan het Westers Schisma. Hij besefte dat het aftreden van de paus van Pisa Johannes XXIII een noodzakelijk onderdeel van de oplossing was en vertrok naar Brugge. Dat verblijf had de bedoeling tijdelijk te zijn, maar hij stierf er op 23/01/1415. Zijn lichaam werd vervolgens overgebracht naar Lissabon, waar het begraven ligt in het klooster van Salvador. Gezelle publiceerde over hem in Rond den Heerd.
Links[wikipedia]
Bronnen http://www.gcatholic.org/hierarchy/data/cardZJ23-1.htm#22160 ; http://www.catholic-hierarchy.org/bishop/bestevesj.html ; Fontes, J. L. I. (2018). João Afonso Esteves de Azambuja (1402-1415). In J. Inglês Fontes, A. Camões Gouveia, M. Farelo, & M. Filomena Andrade (Eds.), Bispos e Arcebispos de Lisboa (pp. 471-484). Livros Horizonte. ; João Afonso Esteves de Azambuja – Ensaio biográfico e filosófico”, van Amadeu Basto de Lima
Naamde Laude, Simon; de Loos
Datums° Ecluse (Douai), ca 1380 - ✝ Brugge, 09/03/1463
GeslachtMannelijk
Beroephulpbisschop; bisschop
VerblijfplaatsFrankrijk
BioSimon de Loos (of de Laude) was afkomstig van Douai, waar hij ingewijd werd in de Orde der Predikheren of de dominicanen. Later kreeg hij de titel bisschop van Salubrien. Hij was doctor in de theologie. Ook was hij biechtvader van Filips de Goede van Bourgondië (Dijon 31/07/1396 – Brugge 15/06/1467). Hij stierf te Brugge in het Predikherenklooster, waar zijn ingewanden begraven werden. Zijn lichaam werd overgevoerd naar Douai en daar begraven in de Predikherenkerk. Gezelle publiceerde over hem in Rond den Heerd.
Bronnen https://books.openedition.org/pur/21487 ; https://books.google.be/books?id=xZUwAAAAYAAJ&pg=PA261&lpg=PA261&dq=douai+%C3%A9veque+%22simon+de+loos%22&source=bl&ots=T9gcgpGTYj&sig=ACfU3U2iGBz34cY7bIdK3IWm492xpf8yRw&hl=nl&sa=X&ved=2ahUKEwjUzJLPnZr1AhX5_bsIHbC5DYkQ6AF6BAgLEAM#v=onepage&q=douai%20%C3%A9veque%20%22simon%20de%20loos%22&f=false
Naamde Ranchicourt, Pierre VII
Datums✝ 26/08/1499
GeslachtMannelijk
Beroepkanselier; kanunnik; aarstdiaken; bisschop
VerblijfplaatsFrankrijk
BioPierre de Ranchicourt was de zoon van ridder Jean de Ranchicourt, belast met de zaken van het graafschap Nevers, en de neef en beschermeling van de invloedrijke Jean Le Jeune, bisschop van Thérouanne. Hij was kanselier van Amiens, kanunnik van Luik en Cambrai en aartsdiaken van Valenciennes. Op 17/04/1463 werd hij bisschop van Atrecht (Fr. Arras). Hij gebruikte zijn positie om het gehucht Ranchicourt tot een parochie te verheffen en in 1468 werd er een kerk opgetrokken, de Église Saint-Pierre. Hij was een goede vriend van met de componist Guillaume Dufay (1397 – 27/11/1474).
Links[wikipedia]
NaamHelbig, Jules
Datums° Luik, 08/03/1821 - ✝ Luik, 15/02/1906
GeslachtMannelijk
Beroepschilder; kunsthistoricus; auteur
BioJules Helbig was een Belgische schilder en kunsthistoricus, geboren te Luik als zoon van Jean-Baptiste Helbig, bankier en bibliofiel, en Anne-Marie Lauteren. Hij was de halfbroer van Henri Helbig (1813-1890), eveneens bibliofiel. Aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Luik kreeg hij les van Jean-Baptiste Jules Van Marcke en van 1840 tot 1843 studeerde hij aan de Kunstacademie van Düsseldorf. Zijn schilderwerk situeert zich binnen de 19e-eeuwse neogotiek, waarvan hij en Jean-Baptiste (de) Bethune in België de belangrijkste verdedigers waren. Hij leverde religieuze muurschilderingen aan onder meer de Sint-Pauluskathedraal van Luik. Als kunsthistoricus schreef hij sinds 1873 over de schilderkunst in het prinsbisdom Luik. Bij Desclée De Brouwer verscheen zijn belangrijkste publicatie: ‘La sculpture et les arts plastiques au pays de Liège et sur les bords de la Meuse’ (1890, Brugge). Kort voor zijn dood in 1906 gaf hij een biografie uit over Jean-Baptiste (de) Bethune: ‘Le Baron Bethune, fondateur des Écoles Saint-Luc. Étude biographique’, eveneens bij Desclée De Brouwer
Links[wikipedia]
NaamDe Vos, Franciscus
Datums° Berchem, 13/11/1816 - ✝ 24/09/1888
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; onderpastoor; pastoor; erekanunnik
BioFranciscus De Vos werd tot priester gewijd op 05/06/1841. Hij was eerst onderpastoor te Geraardsbergen (vanaf 30/09/1841) en te Ronse, Sint-Hermes (vanaf 12/05/1848). Daarna was hij pastoor te Etikhove, Louise-Marie (vanaf 03/04/1851), Herzele (vanaf 09/08/1861) en in de Sint-Jacobskerk van Gent (13/09/1867-06/01/1885). Op 08/10/1885 werd hij erekanunnik. In het jaar van zijn dood (1888) werd voor de Sint-Jacobskerk een glas-in-loodraam gemaakt, dat onder meer de heilige Franciscus van Sales afbeeldt en dat als opschrift heeft: Franciscus De Vos / Past. St Jac 1867-1884 / Can Ss Bav.
Links[odis]
Bronnen https://erfgoedinzicht.be/collecties/detail/fc0dd56b-af8b-5316-b483-fcf90c4f354d/media/818d9b13-c777-4ac5-445c-cd3ea1e8dc40

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamDowaai (Douai)
NaamLeuven
GemeenteLeuven
NaamLissabon

Naam - instituut/vereniging

NaamPredikherenklooster Brugge
BeschrijvingHet Predikherenklooster te Brugge werd gesticht in 1233 en opgeheven in 1796. De eerste ‘predikheren’ of ‘dominicanen’ – genoemd naar de Spaanse stichter Dominicus (1170-1221) – vestigden zich in Brugge rond 1228. Op het aandringen van gravin Johanna van Constantinopel kreeg de orde een klooster als permanente vestigingsplaats net buiten de Brugse vestingen, in de Langestraat, met later een kerk (gebouwd tussen 1280 en 1320) en een begraafplaats. De kerk werd in de 16e eeuw gedeeltelijk verwoest door protestantse predikers, maar werd in 1584 hersteld en opnieuw ingewijd. Onder de Franse overheersing werd het Brugse Predikherenklooster officieel afgeschaft op 1 september 1796. Het gebouw stortte rond die tijd grotendeels in, maar de gerestaureerde restanten zijn momenteel een beschermd monument en zijn ter beschikking gesteld van het Rijksarchief.
Datering1233-1796
Links[wikipedia]

Titel27/01/1871, Leuven, Jean-Baptiste-Emmanuel-Felix-Vincent-Pierre-Marie (de) Béthune aan [Guido Gezelle]
EditeurLouise Snauwaert
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
Verzender(de) Béthune, Jean-Baptiste-Emmanuel-Felix-Vincent-Pierre-Marie
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum27/01/1871
VerzendingsplaatsLeuven (Leuven)
AnnotatieOp andere locatie: Erfgoedbibliotheek Westflandrica (Kortrijk) 11AB1.
Fysieke bijzonderheden
Drager enkel vel, [?]
wit
papiersoort: 2 zijden beschreven, inkt
Staat fragment: bovenste stuk van zijde 1 ontbreekt
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsKortrijk
BewaarplaatsErfgoedbibliotheek Westflandrica (Kortrijk)
ID GezellearchiefErfgoedbibliotheek Westflandrica (Kortrijk) 11AB1
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|26526
Inhoud
IncipitZiehier het geschrift van de zarksteen van Z.E. Johannes Cardinael [...]
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.