Ik wensche u een zalig Nieuw Jaer, gevolgd van alles wat u kan gelukkig maken, naer ziel en lichaem.
Ik heb reeds een kruijs gekocht voor u indien ik wiste van wel te doen ik zou het zenden, konde gij koomen dit ware nog beter, ik begeere grootelijks u eens te kunnen zien en spreken Romain was van gedacht ook eens zelf te koomen, maer ik geloof dat het uijtgesteld is.
Guido gij zoud niet kunnen gelooven hoe hier alles gaet, ik wil u niet bedroeven, maer indien gij thuijs ware gij zoud ook wel verdriet hebben, Moeder is geheele dagen zonder spreken als ik iets vraeg krijg ik eene korte afgebrokene antwoord ook somtijds geene, Romain is bijna nooijt t’huijs, als hij t’huijs is dan is hij in den hof om binnen niets te zien of te hooren dat hem tegengaet, tot nu toe zeg ik daer niets van aen Vader hij stelt het zeer wel, hij is te vreden, van mij en Romain, maer wat er met Moeder schilt[1] weet ik niet, ik ben moedeloos geworden, ik heb geen ruste meer, als ik het aengezicht van Moeder bezien, die bijna altijd stuer[2] en versmadend is, bersten mij de traenen uijt, ik geloof dat het beter zou zijn indienp2ik verwijderd ware van haer, ik ben bereijd alles te doen wat mogelik is, maer alzoo kan ik toch niet voort leven, Vader heeft zich ook reeds eens beklaegt dat ik in zulken tijd niets kan winnen, en dat ik maer weijnig werk t’huijs meer en heb, indien het mogelik ware iets treffeliks te bekoomen, om met vriendschap en tot voordeel van het huijs te werken het zij waerin, ik geloof dat dit het beste zou zijn, Vader zou daer ook in vallen voor eenigen tijd, bij voorbeeld in eene school, of bij de ouders[3] van Mr De Betthuyne dan ten minsten zou ik eens ruste hebben, Moeder zou ook gelukkiger zijn, Nu is mijnen Bichtvader eene Jesuite hij zegt ook dat het beter ware elders in vriendschap met Moeder te zijn dan thuijs in onverschil. Denkt er eens aen gij zijt den eenigsten aen wien ik er van spreek, raed mij het beste, en denkt niet dat dit bovengeschrevene overdreven is, bijzonderlijk moeten wij trachten vader daer mede niet te bedroeven,
Schrijft aenstonds als gij gaet koomen en wanneer,