…. Volgens belofte zend ik u het volgende stukje welk ik over eenigen tyd in Zeeuwschen tongval van Westelyk Zuid Beveland geschreven heb............[1]
Misschien echter vindt vindt[2] de Eerweerde Heer Gezelle er iets in, wat by de studie der verschillende gewestspraken niet geheel onbelangryk is.
Ik kan den naam van den Eerweerde Heer Gezelle niet noemen, zonder hem hartelyken dank te brengen voor het woord, ik zeg niet van hooge waardering, maar van vierige geestdrift in Rond den Heerd geschreven, en zoo als ik veronderstel, te Thielt uitgesproken.[3]
Ik ben te zeer vreemdeling op het gebied der taalvorschinge, ik durf m dus niet aanmatigen over het bezielend woord van Mynheer Gezelle een oordeel te vellen. Een lofspraak uit mynen mond kan geen waarde hebben.
Liever geve ik den indruk, dien dat woord op my maakte. Het was rouwep2om het sterven van dien braven, geleerden werkzamen priester om het verlies dat Vlaanderen dat Nederland in hem leed; het was schaamte om myne geringe bekendheid met zulk een man; het was een vast besluit om my zyne werken aan te schaffen; het was vreugde omdat zulk een man op zulk eene wyze was geëerd geworden en zulk eenen lofredenaar gevonden had....