Het verheugt mij te mogen vernemen, uit uwe opzoekingen, dat het oud Parijs, gelijk het oude Brugge, ook zijne oude Christoffelkerke gehad heelt, en dat ze bij 't water stond.
Over Everghem en sint Christoffel aldaar kunt gij bescheed vinden in Frans de Potter en Jan Broeckaerts geschiedenis van de gemeenten der provincie Oostvlaanderen, 2e deel, bl. 1 en volgende; daar staat er dat Everghem te boeke bekend is sedert 5 Mei 967, als het de fransche Koning aan de abdije van sint Baafs gaf; daarbij is Everghem bij uitnemendheid eene waterprochie; vroeger bestond er, ja op de plaatse zelve, een diepe steenput, waarnevens een ronde pilaar, met het beeld erop van sint Christoffel, zegt de legende, men hiet den put sint Kerstoffels put; hij wierd gevuld rondom het jaar 1800; het pelderijn[2] van Everghem staat ook nog; daar is eene sint Christoffels Kermesse en Ommegang of Beganknis; sint Christoffels vaantjes; een oud houten Christoffelbeeld, met een reliquievatsel, zonder de Reliquie, in de borst; een kleen Reliquietjen; eene herberge in sint Christoffel; eene klokke Christoffel; en daar was eertijds een sint Kerstoffels autaar.
De legende van den Captein wordt nog verhaald, ofschoon de remonstrancie niet en trekt op des gemelden zeemans ex voto; 't is de gewezen remonstrancie van de Paters Predikers te Brugge, die men nu heeft te Everghem, hebbe ik mij laten zeggen.
Wat Stoffel op zijn verken betreft, dat in 't oud vlaamsch een ever, eber, aper, in 't duitsch en in 't latijn, genoemd wordt, daar hebt gij 't waarschijnelijk mis, en de ever zal wel ouder als Christoffel zijn: 't wapen van Everghem is een zwarte ever in een gouden veld, waarmeê men eertijds brandmerkte aan 't pelderijn; toen zeiden ze, voor een spreekwoord, luidens Potter en Broekaert:
Die steelt een peerd of koe,
Krijgt, boven zijne straf,
Er nog een verken toe;
ja, en een gebraden verken, op zijnen rugge, mocht men daarbij zeggen.
Wil ik u zelve den uitleg geven van Stoffel op zijn verken?
Ik heb alrêe gezeid, bl. 271 dit jaar, dat Stoffel door onze voorouders tot eenen duivels name misbruikt placht te worden, gelijk, Pietje, Geerken, Lamen, Hanske, Heintje, enz. en 't is genoeg bekend dat men duivels, tooveraars, heksen enz. bij nachte op katten en verkens placht te doen rijden: daarvan komen nu de spreuken:
Lijk Stoffel op zijn verken,
die alle twee eene verzachtinge zijn van lijk den duivel op zijne katte, enz. En waarom zijn de vlamingen nu zoo rap ter tale om den duivel in hunne spreuken te bezigen? 't Is omdat de geloofszendelingen hun van over ouds geleerd hebben dat hunne oude afgoden duivels waren, anders zouden zij zeggen, gelijk zij plachten: Lijk Vrija op heur katte, lijk Woen op zijn peerd, lijk Thor op zijnen bok, lijk Vroo op zijnen ever, enz.
Sint Christoffel en is zeker nievers meer gekend, hoor ik, als te Moorseele. Groote en kleene staander altijd meê in den mond, en ne kunnen geene vergelijkinge maken zonder daar “sente Christoffel” in te brengen: zien zij eenen langen veint, 't is ne sente Christoffel; heeft er een veel macht, hij heeft er seffens zoo vele als sente Christoffel; moet men iets wegdragen of verslepen dat te zwaar is, ge zoudt wel mogen sente Christoffel zijn. Dat zal men nog al lichtelijk verstaan als 't geweten is dat in de kerke te Moorseele een groot sint Christoffels beeld staat. Als de fransche in Moorseele kwamen en dat ze met het kerkgewaad de processie gingen, al rond den casteelwal, peerdegasten met choorkappen aan, en andere al blazen op orgelpijpen die zij uit den orgel gehaald hadden, zoo deden zij al dat schoone was: van binnen in de kerke haalden zij al de beelden van de muren; zoo zij wilden sente Christoffel ook afdoen, maar, als ze al de leère gezet hadden om hem af te laten zoo waren zij benauwd van “ce grand diable là, avec son baton,” zoo zij swatelden.
't En is maar sente Christoffel die hier mirakels gedaan heeft, zoo zeggen de Moorselenaars; hij stond eerst diepe in de kerke, later van achter, en nu staat hij al op den doksaal; de zangers hangen hunne klakken en hoedtjes aan zijne vingers; 't is jammer, hij is al vingers kwijt. Een geleerd man, Pieter Denijs,[3] voorzag dat, als hij zei: “Nu staat hij al van achter, later zal hij aan de endeldeure[4] staan, en van daar buiten. God gave dat het anders ware en dat sint Christoffel daar wederom geëerd wierde gelijk hij er gekend is.
Het moet algelijk zijn dat sint Christoffel te Moorseele beter geëerd wierd, over tijd van jaren, want er, buiten dat houten beeld, nog eene groote Christoffelschilderije hangt, en eene schoone, zeggen ze, te Moorseele in de kerke, die het nog al willen kennen. Sinte Christoffel staat te midden in 't water met eenen grooten stok in zijne hand en een kind met den wereldbol op zijne schouderen; een Ermijt komt hem luchten, met eenen lantern, die waarlijk brandt, zou men zeggen. Bachten sinte Christoffel, over het water, ziet men het casteel van Moorseele; Sanderus zei van in zijnen tijd: “Een oud half vervallen casteel,” waarvan men nog den grooten wal ziet.
'k En ben nog niet uit van Christoffelnieuws, of ouds, liever, immers ik verneme van op de Leye: Op de buitenluiken van een tafereel verbeeldende de afdoening van 't Kruis, heeft Rubens eenen sint Christoffel geschilderd, ja zekerlijk den vetsten van al de geschilderde Christoffels; hij staat op de slinker luike, dragende een lief kindeken, op de rechtere luike staat de kluizenaar met zijnen lantern.
In het cabinet van d'heer Ruhl te Keulen, ziet men een vlaamsch schilderijtjen, ook sint Christoffel in malerije afbeeldende; de Heilige is beter gekleed als die van Rubens; het Paterken staat daar ook al met zijn lantern. In 't belfort van M. Wheale vindt men eene photographie van dit malerijken, maar de klokken van dat belfort schijnen geborsten te zijn,
In eene verzamelinge van prenten door C. de Mallerij, in koper gesteken, is ook een sinte Christoffel: het kindeke zegent met de rechtere hand, en in de slinkere houdt het eene bollewereld, 't Paterke gaat met eenen stok in de eene hand en den lantern in de andere. Te Keulen, in de hoofdkerke, staat er een sint Christoffel, huishooge; te Trier, bij de Porta nigra, ook; ik heb eene teekeninge gezien van eenen Christoffel uit een Wurtembergsch klooster, twaalfste eeuwe, die zoo stond dat de Paters, als zij te choore gingen, eerst van al Christoffel zagen: immers 't oud eenvoudig Geloove zei: Den dag dat gij Christoffel ziet en sterft gij niet; toen gingen ze alle dage naar de kerke om achter sint Christoffel te leeren Christus dragen door den droeven wereldstroom, zoodanig dat zij te minsten nooit eene onvoorziene ofte eene kwade dood en storven.