Uw brief van gister heeft me veel genoegen gedaan. Ik ben gelukkig dat mijn boek u bevallen heeft, en zeg u dank voor uwe vleiende beoordeling. - Maar ik versta niet wat gij bedoelt met: “Eilaas! Sommige bladzijden!...” uitroep dien ge doet voorafgaan door eene aanhaling uit een mijner gedichten:
dan voor de Waarheid, bruid der eeuwen, geest van God!”
p2Ik geloof niet ergens tegen de Waarheid of den geest Gods (wat hetzelfde is) in mijn boek gezondigd te hebben.
Dat mijn werk niet voor kinderen uitgegeven is, dat is klaar. Ook zijn er velen voor wie mijne gedichten een doode letter zullen wezen; maar kan ik dat helpen? Ik heb voor mijzelven geschreven, en uitgegeven voor die mij verstaan kan. Non omnibus adire Corinthum.[1]
Ik maak van de gelegenheid gebruik, waarde heer, om u dank te zeggen over de toezending van de brochuur des heerenp3Debo, getiteld: Westvlaamsch.[2] Dat heb ik zeker van u ontvangen? Dat artikel der genoemden heer heb ik met veel belangstelling gelezen. Jammer maar dat ik den aanval van meester doctor Jan Nolet de Brauwere van Steeland (oef!!) niet gelezen heb. Ik ontvang de Toekomst niet meer. Ook ben ik curieus om te zien wat hij aan Mr Debo zal antwoorden.
Mr Debo citeert mij ook onder “westvlaamsche’ schrijvers... maar – ik behoorp4Niet aan uwe school! -
In een der vorige nrs van Rond den Heerd heb ik gezien dat dezen die afleveringen van de afgeloopen jg. zouden te kort hebben, die bij u nog zouden kunnen krijgen. Zoude gij willen de goedheid hebben mij de nrs 44, 47 en 49 van den vijfden jg. te laten geworden, alsook het titelblad en den inhoudstafel van denzelfden jg.?
Ik zal naar Claassen[3] schrijven om hem nog een ex. Van “Morgenschemer” u te doen zenden (voor uwen heer broeder).