<Resultaat 549 van 2608

>

p1
Geachte heer Duclos!

Uw brief van gister heeft me veel genoegen gedaan. Ik ben gelukkig dat mijn boek u bevallen heeft, en zeg u dank voor uwe vleiende beoordeling. - Maar ik versta niet wat gij bedoelt met: “Eilaas! Sommige bladzijden!...” uitroep dien ge doet voorafgaan door eene aanhaling uit een mijner gedichten:

“Wees man en houd u recht: buig nooit en buig voor niemand
dan voor de Waarheid, bruid der eeuwen, geest van God!”

p2Ik geloof niet ergens tegen de Waarheid of den geest Gods (wat hetzelfde is) in mijn boek gezondigd te hebben.

Dat mijn werk niet voor kinderen uitgegeven is, dat is klaar. Ook zijn er velen voor wie mijne gedichten een doode letter zullen wezen; maar kan ik dat helpen? Ik heb voor mijzelven geschreven, en uitgegeven voor die mij verstaan kan. Non omnibus adire Corinthum.[1]

Ik maak van de gelegenheid gebruik, waarde heer, om u dank te zeggen over de toezending van de brochuur des heerenp3Debo, getiteld: Westvlaamsch.[2] Dat heb ik zeker van u ontvangen? Dat artikel der genoemden heer heb ik met veel belangstelling gelezen. Jammer maar dat ik den aanval van meester doctor Jan Nolet de Brauwere van Steeland (oef!!) niet gelezen heb. Ik ontvang de Toekomst niet meer. Ook ben ik curieus om te zien wat hij aan Mr Debo zal antwoorden.

Mr Debo citeert mij ook onder “westvlaamsche’ schrijvers... maar – ik behoorp4Niet aan uwe school! -

In een der vorige nrs van Rond den Heerd heb ik gezien dat dezen die afleveringen van de afgeloopen jg. zouden te kort hebben, die bij u nog zouden kunnen krijgen. Zoude gij willen de goedheid hebben mij de nrs 44, 47 en 49 van den vijfden jg. te laten geworden, alsook het titelblad en den inhoudstafel van denzelfden jg.?

Ik zal naar Claassen[3] schrijven om hem nog een ex. Van “Morgenschemer” u te doen zenden (voor uwen heer broeder).

Ontvang, waarde heer, de verzekering mijner hoogachting en mijner u toegenegen gevoelens.
Uw dienaar
Dr EugeenvanOye

Noten

[1] Citaat van Horatius, volledig: Non licet omnibus adire corinthum. Betekenis: Het is niet aan iedereen gegund om naar Korinthe te gaan, om het genot te smaken.
[2] Overdruk van L.L. De Bo, Westvlaamsch. In: De Toekomst: (1 juni 1874), p.273-285.
[3] Uitgever van Van Oyes dichtbundel Morgenschemer.

Register

Correspondenten - personen

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamVan Oye, Eugeen
Datums° Torhout, 03/06/1840 - ✝ Gistel, 04/06/1926
GeslachtMannelijk
Beroeparts
BioLeerling aan het kleinseminarie (1854-1858). Verliet plots Roeselare en studeerde voor doktet aanvankelijk te Leuven en later te Gent. Lid en secretaris van ,,Met Tijd en Vlijt" (Leuven), lid van ,, 't Zal wel gaan" en ,,De taal is gansch het volk" (Gent). Begon in 1870 zijn loopbaan bij het internationale Rode Kruis en werkte tijdens de oorlog in Frankrijk tot einde mei 1871. Huwde Maria Rumschöttel (28.10.1876). Werd lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (1905). Beschreef zijn belevenissen als politiek gevangene in Mijn gevangenis. Werd in juli 1919 uitgesloten uit de Vlaamse Academie en uit zijn staatsfuncties ontzet. WEBSITE: Eugeen van Oye stamt uit een Torhouts doktersgezin, dat cultureel zeer actief was. Om hem een klassieke opvoeding te geven, stuurden zijn ouders hem in de herfst van 1854 naar het kleinseminarie van Roeselare. Nadat hij voor een kwajongensstreek bij surveillant Gezelle geroepen werd, moet de dromerige, in poëzie geïnteresseerde leerling al vrij vroeg een zekere indruk op Gezelle gemaakt hebben. De verhouding verinnigde toen Van Oye in zijn poësisjaar (1857-1858) Gezelle als leraar had. Tussen beiden ontstond een vriendschapsband, waarvan we de ups en downs kunnen volgen in de uitvoerige correspondentie. Die is van beide kanten grotendeels bewaard gebleven en bevindt zich in het Gezellearchief. Gezelle schreef vele gedichten voor Van Oye, waaronder Dien avond en die rooze, Ik droome alreê, Rammenta ti, Ik misse u en Een bonke keerzen kind. Het zijn gedichten van een hoge kwaliteit die vaak gebloemleesd werden. Ondanks tegenkantingen van zijn familie voelde Van Oye zich mede door de invloed van Gezelle geroepen tot het priesterschap. In de kerstvakantie van 1858 verliet hij vrij abrupt - maar niet tegen zijn zin - het kleinseminarie om geneeskunde te studeren, eerst in Leuven en later in Gent. Vanaf 1870 ging hij werken als dokter voor het internationale Rode Kruis en kwam zo tijdens de oorlog in Frankrijk terecht tot eind mei 1871. Op 28 oktober 1876 trouwde hij met de Duitse Maria Rumschöttel. Ook na Roeselare was Van Oye literair actief. Hij werd lid van tal van literaire kringen als Met tijd en vlijt, ’t Zal wel gaan en De taal is gansch het volk. Zijn jeugdgedichten bundelde hij in Morgenschemer (1874), waarin gedichten voorkomen die in verband staan met Gezelle. Zijn oeuvre omvat verder dichtbundels, liederen, enkele toneelstukken en literaire essays. Hij werd veroordeeld voor zijn houding tijdens de Eerste Wereldoorlog. Zijn ervaring als politiek gevangene beschreef hij in Mijn gevangenis. In 1919 werd hij ontzet uit zijn staatsfuncties en uitgesloten uit de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, waarvan hij sinds 1905 lid was.
Relatie tot Gezelleoud-leerling van Gezelle; correspondent; vriend; gelegenheidsgedichten, lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Briefschrijver

NaamVan Oye, Eugeen
Datums° Torhout, 03/06/1840 - ✝ Gistel, 04/06/1926
GeslachtMannelijk
Beroeparts
BioLeerling aan het kleinseminarie (1854-1858). Verliet plots Roeselare en studeerde voor doktet aanvankelijk te Leuven en later te Gent. Lid en secretaris van ,,Met Tijd en Vlijt" (Leuven), lid van ,, 't Zal wel gaan" en ,,De taal is gansch het volk" (Gent). Begon in 1870 zijn loopbaan bij het internationale Rode Kruis en werkte tijdens de oorlog in Frankrijk tot einde mei 1871. Huwde Maria Rumschöttel (28.10.1876). Werd lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (1905). Beschreef zijn belevenissen als politiek gevangene in Mijn gevangenis. Werd in juli 1919 uitgesloten uit de Vlaamse Academie en uit zijn staatsfuncties ontzet. WEBSITE: Eugeen van Oye stamt uit een Torhouts doktersgezin, dat cultureel zeer actief was. Om hem een klassieke opvoeding te geven, stuurden zijn ouders hem in de herfst van 1854 naar het kleinseminarie van Roeselare. Nadat hij voor een kwajongensstreek bij surveillant Gezelle geroepen werd, moet de dromerige, in poëzie geïnteresseerde leerling al vrij vroeg een zekere indruk op Gezelle gemaakt hebben. De verhouding verinnigde toen Van Oye in zijn poësisjaar (1857-1858) Gezelle als leraar had. Tussen beiden ontstond een vriendschapsband, waarvan we de ups en downs kunnen volgen in de uitvoerige correspondentie. Die is van beide kanten grotendeels bewaard gebleven en bevindt zich in het Gezellearchief. Gezelle schreef vele gedichten voor Van Oye, waaronder Dien avond en die rooze, Ik droome alreê, Rammenta ti, Ik misse u en Een bonke keerzen kind. Het zijn gedichten van een hoge kwaliteit die vaak gebloemleesd werden. Ondanks tegenkantingen van zijn familie voelde Van Oye zich mede door de invloed van Gezelle geroepen tot het priesterschap. In de kerstvakantie van 1858 verliet hij vrij abrupt - maar niet tegen zijn zin - het kleinseminarie om geneeskunde te studeren, eerst in Leuven en later in Gent. Vanaf 1870 ging hij werken als dokter voor het internationale Rode Kruis en kwam zo tijdens de oorlog in Frankrijk terecht tot eind mei 1871. Op 28 oktober 1876 trouwde hij met de Duitse Maria Rumschöttel. Ook na Roeselare was Van Oye literair actief. Hij werd lid van tal van literaire kringen als Met tijd en vlijt, ’t Zal wel gaan en De taal is gansch het volk. Zijn jeugdgedichten bundelde hij in Morgenschemer (1874), waarin gedichten voorkomen die in verband staan met Gezelle. Zijn oeuvre omvat verder dichtbundels, liederen, enkele toneelstukken en literaire essays. Hij werd veroordeeld voor zijn houding tijdens de Eerste Wereldoorlog. Zijn ervaring als politiek gevangene beschreef hij in Mijn gevangenis. In 1919 werd hij ontzet uit zijn staatsfuncties en uitgesloten uit de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, waarvan hij sinds 1905 lid was.
Relatie tot Gezelleoud-leerling van Gezelle; correspondent; vriend; gelegenheidsgedichten, lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Briefontvanger

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare

Plaats van verzending

NaamOostende
GemeenteOostende

Naam - persoon

NaamDe Bo, Leonard Lodewijk; Leenaert
Datums° Beveren-Leie, 27/09/1826 - ✝ Poperinge, 25/08/1885
GeslachtMannelijk
Beroephulppriester; leraar; pastoor; deken; auteur; taalkundige; botanicus
BioLeonard Lodewijk De Bo werd geboren als enige zoon van Ludovicus De Bo, landbouwer, en Amelia Lemayeur. Na schitterende middelbare studies aan het College van Tielt begon hij in oktober 1846 zijn seminariestudies aan het grootseminarie te Brugge. Op 15 maart 1851 werd hij te Brugge tot priester gewijd. Van 11 april tot 1 oktober 1851 was hij coadjutor (hulppriester) in de parochie Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen te Ver-Assebroek. Op 1 oktober 1851 werd hij leraar in de poesis- en retoricaklassen van het Sint-Lodewijkscollege te Brugge, een functie die hij 22 jaar lang zou uitoefenen, tot 9 juli 1873, toen hij werd aangesteld als pastoor van de parochie Sint-Petrus en Sint-Paulus te Elverdinge (09/07/1873 – 27/09/1882). Nadien werd hij pastoor van de parochie Onze-Lieve-Vrouw te Ruiselede (27/09/1882 – 22/04/1884). Op 22 april 1884 werd hij, hoewel hij al ziek was, nog overgeplaatst naar de parochie Sint-Bertinus te Poperinge waar hij pastoor-deken was, een overplaatsing die hij niet echt zag zitten. Hij overleed overigens al het jaar nadien. Reeds als seminarist verzamelde De Bo de West-Vlaamse woordenschat. Zijn levenswerk, het West-Vlaamsch Idioticon, waarin meer dan 25.000 woorden en uitdrukkingen uit de West-Vlaamse taal verzameld en verklaard worden, verscheen van 1870 tot 1873, gevolgd door een tweede, bijgewerkte uitgave in 1890-1892. De Bo leerde Guido Gezelle in 1850 in het grootseminarie te Brugge kennen; zij werden goede vrienden en werkten hecht samen rond de studie van de West-Vlaamse taal. De Bo werkte actief mee aan o.a. Loquela en Rond den Heerd. Postuum verschenen nog Schatten uit de volkstaal (1887) en De Bo’s Kruidwoordenboek, het resultaat van zijn levenslange botanische activiteiten.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT); medewerker Rond den Heerd; medewerker Loquela; gelegenheidsgedichten
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamNolet de Brauwere van Steeland, Jan
Datums° Rotterdam, 23/02/1815 - ✝ Vilvoorde, 21/06/1888
GeslachtMannelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsNederland
BioJan Nolet De Brauwere van Steelandt was een Belgisch-Nederlandse schrijver. Hij deed zijn humaniorastudies in Doornik en in Brugge. Later ging hij rechten studeren aan de Rijksuniversiteit Gent. Hij behoorde tot de vriendenkring van Jan Frans Willems (1832 -1838). Daarna studeerde hij verder aan de Katholieke Universiteit Leuven bij kanunnik Jan Baptist David. Hij was auteur van meerdere epische gedichten en medewerker aan diverse tijdschriften. Hij was ook lid van het Brussels Taal- en Letterkundig Genootschap, voorzitter van het Taalverbond en lid van de Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde. Hij was voorvechter van het behoud van het Nederlands en nam nooit afstand van zijn Nederlandse nationaliteit. Hij was een vurig tegenstander van het taalparticularisme en van de verfransing in Vlaanderen. In polemische geschriften ging hij heftig tekeer ging het West-Vlaamse taalparticularisme.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamVan Oye, Eugeen
Datums° Torhout, 03/06/1840 - ✝ Gistel, 04/06/1926
GeslachtMannelijk
Beroeparts
BioLeerling aan het kleinseminarie (1854-1858). Verliet plots Roeselare en studeerde voor doktet aanvankelijk te Leuven en later te Gent. Lid en secretaris van ,,Met Tijd en Vlijt" (Leuven), lid van ,, 't Zal wel gaan" en ,,De taal is gansch het volk" (Gent). Begon in 1870 zijn loopbaan bij het internationale Rode Kruis en werkte tijdens de oorlog in Frankrijk tot einde mei 1871. Huwde Maria Rumschöttel (28.10.1876). Werd lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (1905). Beschreef zijn belevenissen als politiek gevangene in Mijn gevangenis. Werd in juli 1919 uitgesloten uit de Vlaamse Academie en uit zijn staatsfuncties ontzet. WEBSITE: Eugeen van Oye stamt uit een Torhouts doktersgezin, dat cultureel zeer actief was. Om hem een klassieke opvoeding te geven, stuurden zijn ouders hem in de herfst van 1854 naar het kleinseminarie van Roeselare. Nadat hij voor een kwajongensstreek bij surveillant Gezelle geroepen werd, moet de dromerige, in poëzie geïnteresseerde leerling al vrij vroeg een zekere indruk op Gezelle gemaakt hebben. De verhouding verinnigde toen Van Oye in zijn poësisjaar (1857-1858) Gezelle als leraar had. Tussen beiden ontstond een vriendschapsband, waarvan we de ups en downs kunnen volgen in de uitvoerige correspondentie. Die is van beide kanten grotendeels bewaard gebleven en bevindt zich in het Gezellearchief. Gezelle schreef vele gedichten voor Van Oye, waaronder Dien avond en die rooze, Ik droome alreê, Rammenta ti, Ik misse u en Een bonke keerzen kind. Het zijn gedichten van een hoge kwaliteit die vaak gebloemleesd werden. Ondanks tegenkantingen van zijn familie voelde Van Oye zich mede door de invloed van Gezelle geroepen tot het priesterschap. In de kerstvakantie van 1858 verliet hij vrij abrupt - maar niet tegen zijn zin - het kleinseminarie om geneeskunde te studeren, eerst in Leuven en later in Gent. Vanaf 1870 ging hij werken als dokter voor het internationale Rode Kruis en kwam zo tijdens de oorlog in Frankrijk terecht tot eind mei 1871. Op 28 oktober 1876 trouwde hij met de Duitse Maria Rumschöttel. Ook na Roeselare was Van Oye literair actief. Hij werd lid van tal van literaire kringen als Met tijd en vlijt, ’t Zal wel gaan en De taal is gansch het volk. Zijn jeugdgedichten bundelde hij in Morgenschemer (1874), waarin gedichten voorkomen die in verband staan met Gezelle. Zijn oeuvre omvat verder dichtbundels, liederen, enkele toneelstukken en literaire essays. Hij werd veroordeeld voor zijn houding tijdens de Eerste Wereldoorlog. Zijn ervaring als politiek gevangene beschreef hij in Mijn gevangenis. In 1919 werd hij ontzet uit zijn staatsfuncties en uitgesloten uit de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, waarvan hij sinds 1905 lid was.
Relatie tot Gezelleoud-leerling van Gezelle; correspondent; vriend; gelegenheidsgedichten, lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamDuclos, Jozef Désiré
Datums° Brugge, 10/06/1853 - ✝ Oostende, 10/12/1914
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; musicus
BioJozef Duclos, de jongere broer van broer van Adolf Duclos, was een Vlaamse priester, componist en muziektheoreticus. Hij kreeg privélessen van Leo Van Gheluwe en werd in 1876 priester. Duclos was leraar zang aan de normaalschool in Torhout en later de eerste aalmoezenier van de École de musique religieuse in Mechelen onder Jacques-Nicolas Lemmens. Hij vervulde parochiale functies in Poperinge (1880-1886) en Oostende (1886-1888) alvorens zich volledig op muziek te richten. Als componist schreef hij liederen op teksten van Guido Gezelle en zijn broer Adolf Duclos, waaronder Die Saghe van Groeninghevelt (1877) en Het Schutverbond (1884). Zijn werken werden vaak uitgevoerd bij bijeenkomsten van het Davidsfonds. Hij was ook vertaler van muziektheoretische werken, zoals Oberhoffer's Traité d’harmonie (1878), en een pleitbezorger van het Gregoriaans, waarover hij publiceerde in Rond den Heerd. In 1886 verzorgde hij de postume uitgave van Lemmens’ Du Chant Grégorien.
Links[odis], [wikipedia]
BronnenStudiecentrum Vlaamse Muziek
NaamClaassen, Ferdinand
GeslachtMannelijk
Beroepuitgever; boekhandelaar
BioFerdinand Claassen was een boekhandelaar en uitgever uit Brussel, actief van 1859 tot 1881. Hij opereerde vanuit de Librairie polyglotte in de Rue de la Madeleine 86, maar had bijhuizen in Oostende (Vlaanderenstraat 9), Blankenberge (Vissersstraat 42) en Leipzig (Querstrasse in commissie via L.A. Kittler). Hij profileerde zich ook als Duitse boekhandel en leesbibliotheek. Hij was ook vrijmetselaar en had een goed contact met de Brusselse Vlaamse Beweging. Hij gaf onder meer werk uit van J.M. Dautzenberg, Tony Bergmann, L. Jottrand en Ida Von Duëringsfeld. Met de overname van het Oostends filiaal van Kiesling kreeg hij voet aan de grond in de steeds populairder wordende kuststreek. Daar gaf hij enkele toeristische uitgaven uit en in 1874 een dichtbundel van Eugeen Van Oye. Leefdata werden niet teruggevonden.

Naam - plaats

NaamOostende
GemeenteOostende

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelRond den Heerd. Een leer-en leesblad voor alle lieden.
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelDe Toekomst. (1857-1869: Tijdschrift voor onderwijzers.) (vanaf 1869: Tijdschrift voor opvoeding en onderwijs) (periodiek)
AuteurDomien Sleeckx, Albert Sleeckx, Arthur Cornette, Pol de Mont en Hypoliet Temmerman (redactie)
Datum1857-1898
PlaatsAntwerpen
UitgeverI.S. Van Doosselaere
Links[dbnl], [odis]
TitelMorgenschemer Gedichten van Eugeen van Oye: 1856 - 1870
AuteurEugeen Van Oye
Datum1874
PlaatsOostende e.a.
UitgeverF. Claassen

Titel01/07/1874, Oostende, Eugeen Van Oye aan [Adolf Juliaan Duclos]
EditeurKoen Calis
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2025
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenKoen Calis, Van Oye Eugeen aan Duclos Adolf Juliaan, Oostende (Oostende), 01/07/1874 . In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. 2025 Available from World Wide Web: link .
VerzenderVan Oye, Eugeen
Ontvanger[Duclos, Adolf Juliaan]
Verzendingsdatum01/07/1874
VerzendingsplaatsOostende (Oostende)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van de aanhef.
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, ?
wit
papiersoort: 4 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID GezellearchiefAanw. 733
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|26981
Geschiedenis 27/04/2021, Rijksarchief Kortrijk: Teruggave Antoon Viaene
Inhoud
IncipitUw brief van gister heeft
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.