<Resultaat 620 van 2616

>

p1
Heer ende Meester,

Ik bedanke u eerst ende vooral voor het gedichtje dat gij mij overtijd gezonden hebt.[1] Het heeft mij het geheugen ververscht aangaande iets dat ik toch nog niet vergeten had, te weten, dat gij mij overtijd uwe kollectie van het jaar 30 gegeven had, over langen tijd, en dat ik er u nog altijd van ontriefd hield. Ik en wete niet, maar het dinkt mij ik hebbe u reeds geschreven hoe dat komt. Z. Malfait is den boek[2] eens te mijnen komen halen, buiten mijne wete en met mijne komplimenten, en ik en hebbe hem - den boek - niet meer weder gezien. Ik hebbe er nogthands verschillige keeren achter gevraagd. Ik ben dezen morgen nog eens erachter geweest, en zij “gingen het hem zeggen;” hij en was trouwens volgens zijne loffelike gewoonte[3] niet te huis. Ik zal den boek zenden zoohaast ik hem wederkrijge, en ik woude wel eens, als het schikt, p2naar Kortrijk komen, en, treffe ik eenen goeden oogenblik, u herinneren dat gij mij overtijd beloofd hebt eens het slagveld van Kortrijk[4] uit te leggen.

Intusschentijd, groete u eerbiediglik.
Albrecht Rodenbach.

Noten

[1] Gezelle stuurde voorheen op 06/09/1887 een gebedsprentje naar Rodenbach ter nagedachtenis van Pauline-Pharaïlde Demeere.
[2] Ingebonden exemplaren van ‘t Jaer 30.
[3] Tussen “ge” en “woonte” staat een #, als koppelteken of een doorstreept “.
[4] In de loop van dit schooljaar 1876 bracht Guido Gezelle een bezoek aan het kleinseminarie te Roeselare. F. Baur vond in Wahrheit und Dichtung Rodenbachs notitie ‘Ovatio et irritatio’, wat op dit bezoek sloeg. Albrecht Rodenbach heeft hier zeker Guido Gezelle in levenden lijve gezien. De datum van dit bezoek bleef echter onbekend.

Op 29 april 1876 volgde er een initiatief van Rodenbach en zijn studiemeester Jozef Axters: zij zouden Gezelle bezoeken in Kortrijk en met hem het terrein van de Gulden Sporenslag verkennen. Beiden spoorden naar Kortrijk, ontmoetten Gezelle, maar ‘Gezelle en kost niet medegaan om ons uitleg te geven’. (Dit schreef Rodenbach in een brief aan Hugo Verriest, op 30 april). Toch gingen ze op verkenning ‘Maar wij en hebben er niet veel van verstaan (...) Wij zijn ook gaan kijken naar de muurschilderijen van 't stadhuis’ en in een notitie vond Baur ‘Bij G.G. - Slagveld en Kapellen van Groninghen. De muurschilderijen in 't stadhuis’. (Karel Platteau, Guido Gezelle voelde voor Rodenbach. In: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde: 96 (1996), p.63).

Register

Correspondenten - personen

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamRodenbach, Albrecht; Berten; De selscuttere
Datums° Roeselare, 27/10/1856 - ✝ Roeselare, 23/06/1880
GeslachtMannelijk
Beroepschrijver; dichter
BioAlbrecht Rodenbach was een schrijver en dichter die geboren werd in Roeselare op 27 oktober 1856. Hij genoot zijn opleiding aan in het kleinseminarie van Roeselare en was er in 1867 leerling aan de section préparatoire waar hij Gustaaf Flamen als priester-leraar had. Hij was van 1870 tot 1878 leerling van de humaniora, waar hij deel uitmaakte van de ‘wonderklasse’ van Hugo Verriest, oud-leerling van Gezelle. In 1875 ontstond er op school grote ophef toen de leerlingen tijdens een feest ter ere van de superior geen toestemming kregen om Rodenbachs lied ‘Het Lied Der Vlaamsche Zonen’, ook bekend als ‘De Blauwvoet’ voor te dragen. Het verbod leidde tot een studentenprotest tegen het anti-Vlaamse schoolbeleid dat bekendstaat als de ‘Groote Stooringe’. Met zijn gedicht startte hij een studentenbeweging genaamd de Blauwvoeters die gedichten en teksten publiceerden om Vlaamsgezindheid te promoten. Hieruit volgde onder meer het tijdschrift "De Vlaamsche Vlagge". De Blauwvoeterij vloog over naar Leuven toen Rodenbach en zijn klasgenoten er in 1876 gingen studeren. Rodenbach was erg actief in het studentenleven. Zo was hij medestichter van dagblad "Het Pennoen" en de "Vlaamsche Studentenbond". Daarnaast was hij lid van de Sint-Tillogilde en de toneelvereniging de Sint-Jansgilde. Later verminderde zijn engagement echter en spendeerde hij meer aandacht aan zijn literaire werken. Op 23 juni 1880 kwam hij op slechts 23-jarige leeftijd in zijn geboortestad te overlijden aan tuberculose. Na zijn dood groeide Rodenbach uit tot een icoon van de Vlaamse Studentenbeweging en Roeselare. In 1909 werd daar als eerbetoon een standbeeld van hem onthuld.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://encyclopedievlaamsebeweging.be/nl/rodenbach-albrecht#roeselare-en-de-groote-stooringe

Briefschrijver

NaamRodenbach, Albrecht; Berten; De selscuttere
Datums° Roeselare, 27/10/1856 - ✝ Roeselare, 23/06/1880
GeslachtMannelijk
Beroepschrijver; dichter
BioAlbrecht Rodenbach was een schrijver en dichter die geboren werd in Roeselare op 27 oktober 1856. Hij genoot zijn opleiding aan in het kleinseminarie van Roeselare en was er in 1867 leerling aan de section préparatoire waar hij Gustaaf Flamen als priester-leraar had. Hij was van 1870 tot 1878 leerling van de humaniora, waar hij deel uitmaakte van de ‘wonderklasse’ van Hugo Verriest, oud-leerling van Gezelle. In 1875 ontstond er op school grote ophef toen de leerlingen tijdens een feest ter ere van de superior geen toestemming kregen om Rodenbachs lied ‘Het Lied Der Vlaamsche Zonen’, ook bekend als ‘De Blauwvoet’ voor te dragen. Het verbod leidde tot een studentenprotest tegen het anti-Vlaamse schoolbeleid dat bekendstaat als de ‘Groote Stooringe’. Met zijn gedicht startte hij een studentenbeweging genaamd de Blauwvoeters die gedichten en teksten publiceerden om Vlaamsgezindheid te promoten. Hieruit volgde onder meer het tijdschrift "De Vlaamsche Vlagge". De Blauwvoeterij vloog over naar Leuven toen Rodenbach en zijn klasgenoten er in 1876 gingen studeren. Rodenbach was erg actief in het studentenleven. Zo was hij medestichter van dagblad "Het Pennoen" en de "Vlaamsche Studentenbond". Daarnaast was hij lid van de Sint-Tillogilde en de toneelvereniging de Sint-Jansgilde. Later verminderde zijn engagement echter en spendeerde hij meer aandacht aan zijn literaire werken. Op 23 juni 1880 kwam hij op slechts 23-jarige leeftijd in zijn geboortestad te overlijden aan tuberculose. Na zijn dood groeide Rodenbach uit tot een icoon van de Vlaamse Studentenbeweging en Roeselare. In 1909 werd daar als eerbetoon een standbeeld van hem onthuld.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://encyclopedievlaamsebeweging.be/nl/rodenbach-albrecht#roeselare-en-de-groote-stooringe

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamRoeselare
GemeenteRoeselare

Naam - persoon

NaamMaelfait, Zeger; Victor
Datums° Roeselare, 19/02/1850 - ✝ Roeselare, 30/08/1913
GeslachtMannelijk
Beroepsecretaris; redacteur; auteur
BioZeger (Victor) Maelfait werd geboren te Roeselare op 19 februari 1850. Daar studeerde hij aan het kleinseminarie, waar hij les kreeg van Hugo Verriest. Samen met zijn klasgenoot Amaat Vyncke stichtte hij in 1873 de Gilde der Westvlaamsche Gebroeders. De eerste artikelen van de gilde verschenen in de politieke krant 't Jaer 70. Deze Gilde publiceerde onder initiatief van de twee oprichters een Almanak voor de leerende jeugd van Vlaanderen en het blad De Vlaamsche Vlagge, waarvan Maelfait redacteur werd. Ondertussen moest hij het grootseminarie verlaten wegens wegens onvoldoende inzet voor zijn studies. In oktober 1874 startte hij zij studies notariaat te Leuven. Tijdens zijn studententijd werd hij vervolgens ook secretaris van het Vlaamsgezinde blad Met Tijd en Vlijt en stichtte hij samen met Rodenbach de studentenafdeling van het Davidfonds. Hij droeg ook bij aan de oprichting en uitbouw van een Algemene Vlaamse Studentenbond. Ook tijdens zijn notariële studies in Leuven stond Maelfait eerder bekend als een “aanstoker”, zoals de Brugse bisschop het uitdrukte, dan als een toegewijd student. Hij slaagde er niet in zijn diploma te behalen en ondernam later nog een poging in Gent, maar ook die bleef zonder succes. Terug in Roeselare nam hij de functie van secretaris van het armenbestuur en de burgerlijke godshuizen op zich. Daarnaast bleef hij lid van verschillende culturele verenigingen, zoals de toneelgroep 'De Clauwaertsgilde', waarvan hij ook medeoprichter was. Hij was gehuwd met Louisa de Coninck met wie hij verschillende kinderen had. Maelfait overleed in zijn geboortestad Roeselare op 30 augustus 1913. Guido Gezelle schreef het gelegenheidsgedicht 'Gods woonsteê nu, zoo wonderbaar' voor zijn communieprentje.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellegelegenheidsgedicht
Bronnen https://encyclopedievlaamsebeweging.be/nl/maelfait-zeger
NaamRodenbach, Albrecht; Berten; De selscuttere
Datums° Roeselare, 27/10/1856 - ✝ Roeselare, 23/06/1880
GeslachtMannelijk
Beroepschrijver; dichter
BioAlbrecht Rodenbach was een schrijver en dichter die geboren werd in Roeselare op 27 oktober 1856. Hij genoot zijn opleiding aan in het kleinseminarie van Roeselare en was er in 1867 leerling aan de section préparatoire waar hij Gustaaf Flamen als priester-leraar had. Hij was van 1870 tot 1878 leerling van de humaniora, waar hij deel uitmaakte van de ‘wonderklasse’ van Hugo Verriest, oud-leerling van Gezelle. In 1875 ontstond er op school grote ophef toen de leerlingen tijdens een feest ter ere van de superior geen toestemming kregen om Rodenbachs lied ‘Het Lied Der Vlaamsche Zonen’, ook bekend als ‘De Blauwvoet’ voor te dragen. Het verbod leidde tot een studentenprotest tegen het anti-Vlaamse schoolbeleid dat bekendstaat als de ‘Groote Stooringe’. Met zijn gedicht startte hij een studentenbeweging genaamd de Blauwvoeters die gedichten en teksten publiceerden om Vlaamsgezindheid te promoten. Hieruit volgde onder meer het tijdschrift "De Vlaamsche Vlagge". De Blauwvoeterij vloog over naar Leuven toen Rodenbach en zijn klasgenoten er in 1876 gingen studeren. Rodenbach was erg actief in het studentenleven. Zo was hij medestichter van dagblad "Het Pennoen" en de "Vlaamsche Studentenbond". Daarnaast was hij lid van de Sint-Tillogilde en de toneelvereniging de Sint-Jansgilde. Later verminderde zijn engagement echter en spendeerde hij meer aandacht aan zijn literaire werken. Op 23 juni 1880 kwam hij op slechts 23-jarige leeftijd in zijn geboortestad te overlijden aan tuberculose. Na zijn dood groeide Rodenbach uit tot een icoon van de Vlaamse Studentenbeweging en Roeselare. In 1909 werd daar als eerbetoon een standbeeld van hem onthuld.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://encyclopedievlaamsebeweging.be/nl/rodenbach-albrecht#roeselare-en-de-groote-stooringe
NaamDemeere, Pauline Pharaïlde
Datums° Kortrijk, 09/11/1860 - ✝ Kortrijk, 03/11/1878
GeslachtVrouwelijk
BioPauline-Pharailde Demeere werd geboren te Kortrijk op 9 november 1860 als dochter van meubelmaker Léandre Demeere en kantwerkster Ursule Vansteenkiste. Ze was lid van een Mariacongregatie bij de Zusters Paulienen en volgde les of was betrokken bij het Sint-Annapatronaat in het Begijnhof. Ze overleed op zeventienjarige leeftijd op 3 september 1878. Gezelle schreef voor haar het zielgedicht Ik heb mijn Heer en God gebeden, dat hij ook opnam in Kerkhofblommen. Gezelle liet het op een briefkaart drukken en stuurde het onder meer aan A. Rodenbach en A.Duclos. Die nam het op in Rond den heerd.
Relatie tot Gezellegelegenheidsgedicht
BronnenRijksarchief

Naam - plaats

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk
NaamRoeselare
GemeenteRoeselare

Titel - gedicht van Guido Gezelle

TitelIk heb mijn Heer en God gebeden
PublicatieZielgedichtjes (Verzameld dichtwerk, deel I), p. 324

Titel - werk van Guido Gezelle

Titelt Jaer 30 of politieke wegwyzer voor treffelyke lieden.
Links[gezelle.be]

Indextermen

Briefontvanger

Gezelle, Guido

Briefschrijver

Rodenbach, Albrecht

Correspondenten - personen

Gezelle, Guido
Rodenbach, Albrecht

Naam - persoon

Maelfait, Zeger
Rodenbach, Albrecht
Demeere, Pauline Pharaïlde

Naam - plaats

Kortrijk
Roeselare

Plaats van verzending

Roeselare

Titel - gedicht van Guido Gezelle

Ik heb mijn Heer en God gebeden

Titel - werk van Guido Gezelle

t Jaer 30 of politieke wegwyzer voor treffelyke lieden.

Titel24/09/1878, Roeselare, Albrecht Rodenbach aan [Guido Gezelle]
EditeurJoppe Werbrouck
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2025
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenJoppe Werbrouck, Rodenbach Albrecht aan Gezelle Guido, Roeselare (Roeselare), 24/09/1878 . In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. 2025 Available from World Wide Web: link .
VerzenderRodenbach, Albrecht
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum24/09/1878
VerzendingsplaatsRoeselare (Roeselare)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van de toegevoegde notitie.
Gepubliceerd inBrieven van Albrecht Rodenbach; verzameld, ingeleid en toegelicht door R. F. Lissens. - Antwerpen: De Nederlandsche Boekhandel, 1942. p.196-197
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 212x135
wit, vierkant geruit
papiersoort: 2 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 linksboven: Aan G. Gezelle; idem rechtsboven: Brief van Albr. Rodenbach (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID GezellearchiefAanw. 751
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|26995
Geschiedenis 27/04/2021, Rijksarchief Kortrijk: Teruggave Antoon Viaene
Inhoud
IncipitIk bedanke u eerst ende vooral
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.