Je viens par la présente vous remercier du joli texte que vous avez bien voulu faire.[1]
Aussitôt que le temps me le permettra j’irai en personne vous remercier de
…
poésie si jolie.
P.S. Ci-joints deux petits souvenirs[2]
< | Resultaat 684 van 2306 | > |
---|
Je viens par la présente vous remercier du joli texte que vous avez bien voulu faire.[1]
Aussitôt que le temps me le permettra j’irai en personne vous remercier de
…
poésie si jolie.
P.S. Ci-joints deux petits souvenirs[2]
Mes frères, je vous suis, et partant de la terre,
Qui ne me sourît pas, je quitte le séjour:
Ne vous affligez trop, o mon Père, o ma Mère,
En nous voyant unis d’un fraternel amour!
Des anges nous goûtons les transports d’allégresse;
Nous vous aimons, Parents, plus encor que jadis,
Et nous prions afin que notre mort vous laisse
L’espoir de nous bénir un jour, au Paradis!
Gezelle schreef eind 1880 ook al een rouwgedichtje voor Louis’ oudere broer Fernand Raikem: O vous, que je n’ai vus ni connus sur la terre. Het Guido Gezellearchief bezit een exemplaar van zijn bidprentje (nr. 2018 bis), alsook een fragment van de bedankingsbrief van 24/12/1880 van Félix Raikem aan Guido Gezelle.
Naam | Gezelle, Guido; Loquela; Spoker |
---|---|
Datums | ° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist |
Bio | Guido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd. |
Links | [odis], [wikipedia], [dbnl] |
Naam | Verdbois, Louisa Maria Anna; Raikem-Verdbois, Anne |
---|---|
Datums | ° Bouillon, 02/08/1846 - ✝ Kortrijk, 17/11/1893 |
Geslacht | Vrouwelijk |
Beroep | winkelierster |
Bio | Louise Marie Anne Verdbois, die zich Anne Raikem-Verdbois liet noemen, was een dochter van Alexandre Verdbois (Luik 1799-Bouillon 1859), leraar aan het gemeentelijk college van Bouillon en handelaar, en van Marie Louise Pecklers (Luik 1811-Bouillon 1862), die uit een bekende Luikse familie van wapenfabrikanten stamde. Ze trouwde op 06/08/1868 met Félix Raikem (Luik 1846-Parijs 1923), een zoon van de Luikse staalfabrikant Hubert Joseph Raikem (Luik 1797-1865). Die laatste was getrouwd met Rosalie Verdbois (Luik 1800-Embourg 1890), een tante van Anne. Félix Raikem en Anne Verdbois woonden bij hun huwelijk al in Kortrijk. Hij was er werkzaam als textielfabrikant en -handelaar, dit laatste wellicht als zakenpartner van zijn neef en schoonbroer Robert Félix Raikem-Raikem (Menen 1829-Kortrijk 1910). Hij voerde ook handel in steenkool, vuurwapens en, tijdens de jaren 1880-‘90, in Chinees porselein. Anne Verdbois hielp vanaf ca. 1883 mee als ‘boutiquière’ in de gleis- en porseleinwinkel, eerst op de Graanmarkt en vanaf 1886 in de Doorniksestraat. Het echtpaar kreeg tien kinderen, maar bleef niet gespaard van kindersterfte. Vier kinderen stierven op jonge leeftijd: Céline (5 j., 29/06/1878), Fernand (6 j., 21/12/1880), Jules (1 mnd. 9 d., 10/04/1882) en Louis (2 j. 9 mnd. 17 d., 21/09/1882). De Franse rouwgedichten op de bidprentjes van Fernand en Louis Raikem zijn van de hand van Guido Gezelle. |
Relatie tot Gezelle | correspondent, aanvrager gelegenheidsgedicht |
Bronnen | bevolkingsregisters en registers van de burgerlijke stand van Kortrijk, Luik en Bouillon; Gazette van Kortrijk; L’Echo de Courtrai |
Naam | Verdbois, Louisa Maria Anna; Raikem-Verdbois, Anne |
---|---|
Datums | ° Bouillon, 02/08/1846 - ✝ Kortrijk, 17/11/1893 |
Geslacht | Vrouwelijk |
Beroep | winkelierster |
Bio | Louise Marie Anne Verdbois, die zich Anne Raikem-Verdbois liet noemen, was een dochter van Alexandre Verdbois (Luik 1799-Bouillon 1859), leraar aan het gemeentelijk college van Bouillon en handelaar, en van Marie Louise Pecklers (Luik 1811-Bouillon 1862), die uit een bekende Luikse familie van wapenfabrikanten stamde. Ze trouwde op 06/08/1868 met Félix Raikem (Luik 1846-Parijs 1923), een zoon van de Luikse staalfabrikant Hubert Joseph Raikem (Luik 1797-1865). Die laatste was getrouwd met Rosalie Verdbois (Luik 1800-Embourg 1890), een tante van Anne. Félix Raikem en Anne Verdbois woonden bij hun huwelijk al in Kortrijk. Hij was er werkzaam als textielfabrikant en -handelaar, dit laatste wellicht als zakenpartner van zijn neef en schoonbroer Robert Félix Raikem-Raikem (Menen 1829-Kortrijk 1910). Hij voerde ook handel in steenkool, vuurwapens en, tijdens de jaren 1880-‘90, in Chinees porselein. Anne Verdbois hielp vanaf ca. 1883 mee als ‘boutiquière’ in de gleis- en porseleinwinkel, eerst op de Graanmarkt en vanaf 1886 in de Doorniksestraat. Het echtpaar kreeg tien kinderen, maar bleef niet gespaard van kindersterfte. Vier kinderen stierven op jonge leeftijd: Céline (5 j., 29/06/1878), Fernand (6 j., 21/12/1880), Jules (1 mnd. 9 d., 10/04/1882) en Louis (2 j. 9 mnd. 17 d., 21/09/1882). De Franse rouwgedichten op de bidprentjes van Fernand en Louis Raikem zijn van de hand van Guido Gezelle. |
Relatie tot Gezelle | correspondent, aanvrager gelegenheidsgedicht |
Bronnen | bevolkingsregisters en registers van de burgerlijke stand van Kortrijk, Luik en Bouillon; Gazette van Kortrijk; L’Echo de Courtrai |
Naam | Gezelle, Guido; Loquela; Spoker |
---|---|
Datums | ° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist |
Bio | Guido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd. |
Links | [odis], [wikipedia], [dbnl] |
Naam | Gezelle, Guido; Loquela; Spoker |
---|---|
Datums | ° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist |
Bio | Guido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd. |
Links | [odis], [wikipedia], [dbnl] |
Naam | Verdbois, Louisa Maria Anna; Raikem-Verdbois, Anne |
---|---|
Datums | ° Bouillon, 02/08/1846 - ✝ Kortrijk, 17/11/1893 |
Geslacht | Vrouwelijk |
Beroep | winkelierster |
Bio | Louise Marie Anne Verdbois, die zich Anne Raikem-Verdbois liet noemen, was een dochter van Alexandre Verdbois (Luik 1799-Bouillon 1859), leraar aan het gemeentelijk college van Bouillon en handelaar, en van Marie Louise Pecklers (Luik 1811-Bouillon 1862), die uit een bekende Luikse familie van wapenfabrikanten stamde. Ze trouwde op 06/08/1868 met Félix Raikem (Luik 1846-Parijs 1923), een zoon van de Luikse staalfabrikant Hubert Joseph Raikem (Luik 1797-1865). Die laatste was getrouwd met Rosalie Verdbois (Luik 1800-Embourg 1890), een tante van Anne. Félix Raikem en Anne Verdbois woonden bij hun huwelijk al in Kortrijk. Hij was er werkzaam als textielfabrikant en -handelaar, dit laatste wellicht als zakenpartner van zijn neef en schoonbroer Robert Félix Raikem-Raikem (Menen 1829-Kortrijk 1910). Hij voerde ook handel in steenkool, vuurwapens en, tijdens de jaren 1880-‘90, in Chinees porselein. Anne Verdbois hielp vanaf ca. 1883 mee als ‘boutiquière’ in de gleis- en porseleinwinkel, eerst op de Graanmarkt en vanaf 1886 in de Doorniksestraat. Het echtpaar kreeg tien kinderen, maar bleef niet gespaard van kindersterfte. Vier kinderen stierven op jonge leeftijd: Céline (5 j., 29/06/1878), Fernand (6 j., 21/12/1880), Jules (1 mnd. 9 d., 10/04/1882) en Louis (2 j. 9 mnd. 17 d., 21/09/1882). De Franse rouwgedichten op de bidprentjes van Fernand en Louis Raikem zijn van de hand van Guido Gezelle. |
Relatie tot Gezelle | correspondent, aanvrager gelegenheidsgedicht |
Bronnen | bevolkingsregisters en registers van de burgerlijke stand van Kortrijk, Luik en Bouillon; Gazette van Kortrijk; L’Echo de Courtrai |