Kortrijk 25n in slachtmaand 1893.
Eerw. Heer Gezelle,
Mag ik u verzoeken van te willen eenen oogslag werpen op die briefkes? zij zijn getrokken uit N° 6-7 van het eerste jaar[1] Loquela; om u te toonen, welke ik genomen hebbe, als eenig betrek hebbende met ’t een of ’t ander ambacht of bedrijf[2] en om u te laten zien welke ik overgeschrikkeld hebbe, niet wetende waar ze thuiswijzen.
Ik zou U zeer dankbaar zijn Eerw. Heer, indien ik allichte mochte uw gedacht weten of ik alzoo mag voortdoen. In de volgende jaren zijnder bij honderden.
Eerw. Heer, gelieft mijn eerbiedigste groeten en dankbetuigen te aanveerden.
Cordelia Vande Wiele
Temmermans en smeds zijnder reeds uit op hun eigen.