De trein der traagheid [1]
Het leven is een trage trein
die rijdt door velden en door steden,
door huizen, harten en ons brein
door dag en nacht en tegenheden
't Was in die trein dat lang geleden
ik mijn verhaal schreef als een sein.
De trein reed door en heeft gereden
en leerde me lankmoedig zijn.
De stoom werd electriciteit,
alleen niet in mijn ziel en leden.
We reden en straks komt de tijd,
dacht ik, dat we zijn weggegleden.
Maar alles naar zijn oorsprong rijdt.
Mijn oud verhaal werd film. En beide
leiden de trein steil voort. We rijden.
Anouk Aimée zit aan mijn zijde... [2]
1. Overlevering
Voor zover bekend zijn de volgende Nederlandstalige geautoriseerde
bronnen van De trein der traagheid overgeleverd:
- Plan van het verhaal, Letterenhuis, D125/H (26), 88673/2-3, [4 p.].
- Manuscript, Letterenhuis, D125/H (26), 88673/4-56, 52 p.
- Typoscript, Letterenhuis, D125/H (26), 88673/57-118, 61 p.
- Doorslag, Letterenhuis, D125/H (26), 38514/1-62, 61 p.
- Drukproef met correcties voor het Nieuw Vlaams Tijdschrift, Letterenhuis, D125/H (26), 37034/1-49, p. 31-79.
- 'De trein der traagheid' in: Nieuw Vlaams Tijdschrift , jg. 3, oktober 1948, p. 408-456.
- Drukproef met correcties van uitgeverij Electa voor Met dertien aan tafel, Letterenhuis, D125/H (27), 40736/77-120.
- 'De trein der traagheid' in: Met dertien aan tafel, of Knalzilver met schelpgoud . Electa: 1950, Brussel, p. 101-150.
- 'De trein der traagheid' in: Moderne Vlaamse verhalen (ed. André Demedts). Het Spectrum: 1961, Utrecht/Antwerpen (Prisma: 592), p. 96-138.
- Drukproef met correcties van uitgeverij Manteau voor De trein der traagheid, Letterenhuis, D125/H (26), 69377/1-8, 117 p.
- De trein der traagheid. Tweede, herziene druk. Manteau: 1963, Brussel/Den Haag (MP: 9).
- De trein der traagheid. Derde druk. Manteau: 1964, Brussel/Den Haag (MP: 9).
- Drukproef met correcties van uitgeverij Manteau voor De trein der traagheid, Letterenhuis, D125/H (26), 85943/1a-h, 122 p.
- De trein der traagheid, geïllustreerd met 16 foto's uit de film Un soir, un train... Vierde druk. Manteau: 1968, Brussel/Den Haag (MP: 9).
- De trein der traagheid, geïllustreerd met 16 foto's uit de film Un soir, un train... Vijfde druk. Manteau: 1970, Brussel/Den Haag (MP: 9).
- De trein der traagheid. Zesde druk. Manteau: 1972, Brussel/Den Haag (MP: 9).
- De trein der traagheid. Zevende druk. Manteau: 1972, Brussel/Den Haag (MP: 9).
- Het Spoor, nr. 187 (maart 1972), p. 30-34; nr. 188 (april 1972), p. 30-34; nr. 189 (mei 1972), p. 30-34; nr. 190 (juni 1972), p. 30-34; nr. 191 (juli 1972), p. 30-34.
- De trein der traagheid. Achtste druk. Manteau: 1974, Brussel/Den Haag.
- 'De trein der traagheid' in: Johan Daisne Omnibus. Reinaert: 1974, Brussel. p. 389-437.
- De trein der traagheid. Negende druk. Manteau: 1975, Brussel/Den Haag (MR:4).
- De trein der traagheid. Tiende druk. Manteau: 1976, Brussel/Den Haag (GMP: 123).
- De trein der traagheid. Elfde druk. Manteau: 1977, Brussel/Den Haag (GMP: 123).
2. Het plan
Herman Thiery, hoofdbibliothecaris van de openbare bibliotheek in
Gent, zit in de trein. Het is woensdag 14 april 1948 en hij is op weg
van Brussel naar Gent. Hij heeft net, zoals elke woensdag, les
Nederlands gegeven aan de Ecole Centrale de Service
Social te Brussel. Hij haalt een blok A5-bladen te voorschijn met de voorgedrukte hoofding
'Stedelijke Openbare Boekerij', en schrijft een inval
op. In ongeveer een half uur tijd schrijft hij in vier bladzijden een
plan voor een literair verhaal. Hij geeft het de titel 'de Trein der Traagheid' [3], en op de vierde bladzijde dateert hij het plan verkeerdelijk '14-IX '48' [4] en ondertekent hij met 'joh Daisne'. [5]
Het plan voor De trein der traagheid geeft
eerst het idee dat als vertrekpunt voor het verhaal dient, en vat
daarna onder de titel 'affabulatie' het verhaal samen. Dat idee
is:
De wet der traagheid toepassend op 't leven – van ziel en/of stof - moet er, in de 1e gebieden v.d. dood, een zone zijn waar het aardse leven nog even voortduurt, over-duurt. Anderzijds, de wet der inchoatieve bewegingen toepassend op 't leven onmiddellijk vóór de dood, moet de laatste reeds metterdaad in laatste uiterste randgebied van het 1e aanwezig zijn.
Beide hypothesen combinerend komt men er toe het bestaan van een gebied tussen leven en dood te combineren, dat van beide is en een magisch-realistisch veld bij uitstek levert voor het speuren naar kieren in de 4-dimensionaliteit van hier en hiernamaals.
[6]
De 'affabulatie' toont in grote lijnen het verhaal zoals we het
kennen en bevat al details als: het verhaal begint na het
treinongeluk, het is lente, de landschappen zijn dezelfde in heel
Europa,... De personages heten nog X, Y en Z en de onderlinge
ontmoetingen moeten nog uitgedokterd worden, net als de
kaarthoofdstukken naar het einde toe. Over de gebeurtenissen in de
herberg staat er alleen: 'hier volgt dan 'n nog te verzinnen
(liefdes)avontuur, dat de 3 vrienden beleven & waarin vooral Z
[later Val] de grote rol moet spelen.' [7]
3. Het manuscript en het typoscript
Volgens de datering op het manuscript ('Dond. 15 – Zaterd. 17 Oct. April 1948' [8]) begint Daisne de volgende dag het verhaal te schrijven en twee dagen later heeft hij een kladversie af. Het verhaal beslaat 52 pagina's en is geschreven op commercieel geruit briefpapier van de Stad Gent. Het is in zwartblauwe inkt geschreven en het wordt daarna een drietal weken aan de kant gelegd.
Een tweede datering op het manuscript zegt: 'Herzien &
overgetypt Maand. 10 – Zond. 23 Mei 1948' [9] In die twee weken heeft Daisne op het manuscript grondige veranderingen aangebracht en hij heeft, hoewel hij dat gewoonlijk aan iemand anders overliet, deze keer zelf het typoscript getikt. Het gebruik van verschillende materialen voor deze correcties valt op: zowel koningsblauwe als rode inkt, verder grijs potlood. De materiaalwisselingen suggereren bovendien een tijdsverloop. Om de zoveel pagina's verandert Daisne van kleurgebruik en er zijn net evenveel verschillende wisselingen als aantal dagen dat Daisne gecorrigeerd heeft. Daarnaast is er, op twee kleine uitzonderingen na, geen overlapping tussen de verschillende materialen. Enkel op p. 36 van het manuscript is voor twee woorden een derde laag ontstaan en op p. 43 staat er, midden op een pagina verbeteringen in koningsblauwe inkt, een hoofdstukaanduiding in rode inkt.
Het typoscript beslaat 61 pagina's, is in zwarte inkt getikt en bevat vele getikte en enkele handgeschreven verbeteringen in zwarte inkt.
4. De tijdschriftpublicatie in het Nieuw Vlaams Tijdschrift (NVT)
Op 23 mei 1948 is het verhaal voor Daisne af en de volgende dag al stuurt hij 'het beloofde verhaal' [10] naar Herman Teirlinck, zijn peter bij het NVT. [11] Tegelijkertijd stuurt hij het manuscript en de doorslag naar zijn vriend (en mederedacteur bij het NVT) Raymond Herreman. Op het manuscript schrijft Daisne: 'Voor Raymond Herreman, / de broederlijke vriend. / Herman'. [12]
Teirlinck leest het verhaal, maar omdat hij twijfelt, speelt hij
het door aan Albert van Hoogenbemt. Van Hoogenbemts antwoord laat een
tijdje op zich wachten, zolang zelfs dat Teirlinck op 4 juli 1948 aan
Hubert Lampo, de redactiesecretaris van het NVT, per brief vraagt om
hem wat aan te porren. Drie dagen later is dan de beslissing genomen
om De trein in het oktobernummer op te nemen, wat volgens een latere
brief vooral op 'eigen uitdrukkelijk verzoek' [13] van Teirlinck gebeurt. Hij wil het verhaal zeker nog in dat jaar gepubliceerd zien.
Op 13 juli brengt Teirlinck Johan Daisne van deze en andere beslissingen op de hoogte. In die brief uit Teirlinck ook zijn eerdere twijfels, bedoeld als een goede raad aan de auteur:
Uw verhaal: Komt in October. Dat stuk is voortreffelijk, en ik vlei niet. Omdat mij iets hinderde bij den aanhef, heb ik het aan Hoogenbemt, zonder het minste commentaar, doorgezonden. En is het niet opmerkzaam (en goed om weten) dat ook hij de zelfden indruk kreeg? Ziehier dan: de eerste bladzijden zijn lang niet zo gedrongen, zo geladen, zo bezield als de volgende. Ik denk er niet aan u raad te geven. Maar voor mijn gevoel te bevredigen, zou ik niet aarzelen de eerste bladzijden te 'herdoen' want erin kappen zou zonde zijn. Ik zou een meer saamgeperste aanhef daar willen, waar nu tekst in zijn expositie, zo lui aandoet.
Terwijl ik dit nu neerschrijf, weet ik dat gij mij toch niet kunt geloven. Wat doet het eraan? Ik heb u gezegd, uit loutere vriendschap. En ik kan dan nog mis zijn.
[14]
Daisne past zijn verhaal niet aan. Ergens in augustus – of ten
laatste begin september – ontvangt Daisne de drukproef. Op 10
september stuurt hij de verbeterde drukproef terug naar Hubert Lampo,
niet zonder de corrector een veeg uit de pan te geven: 'Die corrector
is toch een vervelende vent, hoor: al de correcties zijn bijna zijn schuld omdat hij weer eens mijn tekst heeft
willen 'verbeteren' door tram te zetten waar
ik trem schreef, rhythme in plaats van ritme etc.. Wat een bespottelijke frik! En wat al nodeloze uitgaven van de firma!' [15] Lampo antwoordt dat de veranderingen van de linotypist moeten zijn, omdat de corrector zijn tekst niet aangeraakt heeft.
De verdere Trein-briefwisseling met het NVT handelt over Daisnes vraag naar overdrukjes, over de kostprijs daarvan, de technische moeilijkheden. Daisne vraagt herhaalde keren waar die overdrukjes blijven, maar uiteindelijk moeten ze toch gekomen zijn. Er is in elk geval in de Stadsbibliotheek Antwerpen een exemplaar bewaard. [16]
5. Met dertien aan tafel en het verhaal Electa
Daisne publiceert in 1948 bij de Brusselse uitgeverij Electa Van Nitsjevo tot Chorosjo: een geïllustreerde en van
bio-bibliografische aantekeningen voorziene anthologie der Russische
literatuur sinds haar aanvang tot heden. Dit overzicht vol
citaten uit de Russische literatuur is ook in De trein
binnengeslopen in de hoofdstukken over de
Russische schrijver Kataiëv. [17] Meteen betekent de uitgave van deze anthologie ook de eerste concrete steun van
Daisne aan de pas opgerichte uitgeverij van zijn vriend Jean Van
Kalck. In 1949 geeft Daisne nog het reisverslag De
vrede van Wroclaw, of: een proeve van Spijkerschrift op het Ijzeren
Gordijn bij hem uit en in 1950 volgt de verhalenbundel Met dertien aan tafel.
De Franstalige Jean Van Kalck en Johan Daisne eten in die
naoorlogse jaren geregeld samen op de woensdagmiddagen die Daisne voor
zijn lessen Nederlands in Brussel doorbrengt. In 1947 besluit Jean Van
Kalck om een Frans-Nederlandse uitgeverij op te richten: Electa.
Van Nitsjevo tot Chorosjo moet een van de eerste
uitgaven zijn geweest. Bij het verschijnen bedankt Van Kalck in elk geval zijn
auteur als volgt: 'Sans la moindre forfanterie, je vous prie de croire
que j'ai été très sensible à la
satisfaction que vous m'avez exprimé [sic] à propos de
la réalisation de Nitsjevo. Pour un débutant dans l'édition, c'est un précieux encouragement.' [18] (mijn cursivering) De uitgeverij zal niet lang bestaan en zal in totaal slechts vijf Nederlandstalige werken uitgeven, waarvan drie van Daisne.
Op 8 augustus 1949 schrijft Jean Van Kalck een brief aan Daisne. Hij bedankt hem voor de tekst die Daisne hem toegezonden heeft en hij belooft het tijdens zijn vakantie te lezen. De beslissing tot publicatie lijkt in die brief al gevallen, want hij maakt plannen om het drukproces begin september te starten en hij wil het boek voor nieuwjaar afhebben.
Het boek waarvan sprake blijkt een verhalenbundel van Daisne, waar
ook De trein der traagheid in opgenomen zou
worden en dat eerst Knalzilver zou heten. In
een brief van 10 oktober is de titel veranderd in Met
14 aan tafel. Zonder dat het duidelijk wordt of het hier om
een tikfout gaat, ofwel of er later nog een verhaal weggevallen is,
zou de verhalenbundel uiteindelijk dertien verhalen bevatten en Met dertien aan tafel, of Knalzilver met schelpgoud
heten.
In de brieven ter voorbereiding van de verhalenbundel neemt Van
Kalck opvallend veel beslissingen in overleg met de auteur. Hij rekent
duidelijk op Daisnes ervaring met publicaties. Zo laat Van Kalck hem
mee de cover kiezen: een oorspronkelijk concept van de kunstenaar
Jourdain wordt eerst positief onthaald ('je suis bien content qu'll
vous plaise' [19]) en daarna toch
afgevoerd. Daisne levert ook de tekst voor de binnenflappen én de reclamebrochures. Bovendien wijst niets op een corrector, redacteur of enig andere kritische lezer buiten Daisne zelf. Daisne krijgt wel twee volledige drukproeven en dan nog eens ter controle de gecorrigeerde regels uit de tweede drukproef.
Dit vertrouwen op Daisne is niet verwonderlijk. Enerzijds had
Daisne graag de touwtjes in handen. Anderzijds is Electa hoofdzakelijk
een éémansbedrijfje dat Van Kalck oprichtte naast zijn
bestaande toeleveringsbedrijf van farmaceutische middelen. Hij wordt
in zijn uitgeverij enkel door zijn broer geholpen en hij heeft ook
even een secretaresse, zoveel blijkt uit de briefwisseling met
Daisne. Maar in geen enkele brief is er ooit sprake van een
redacteur.
Werkonwilligheid in drukkerij H. Van Laethum naar aanleiding van
loondiscussies zorgt ervoor dat de verhalenbundel niet voor de
nieuwjaarsfeesten, maar pas eind maart verschijnt. Dit is toch de
versie van Van Kalck. [20]
Het feit dat hij pas op 18 december aan Daisne meldt dat de deadline
niet gehaald zal worden, samen met de toezending van deel twee van de
tweede drukproef, geeft te kennen dat er ook gewoon vertraging op was
getreden. Het nalezen van het tweede deel en de finale toestemming op
de laatste correcties moet nog gebeuren en de clichés voor de cover moeten nog gemaakt worden. Pas op 4 februari 1950 gebeurt de definitieve coverkeuze. Het boek verschijnt uiteindelijk op maandag 27 of dinsdag 28 maart 1950. [21]
Voor de distributie in Nederland ging Van Kalck in zee met de
distributiefirma Barnard en met de boekbinderij Broersen. Broersen zou
het deel voor de Nederlandse markt inbinden, wat de kosten moest
drukken, en de firma Barnard zou voor de promotie en de verspreiding
zorgen. Later, te laat, ontdekt Van Kalck dat Barnard bij de
Nederlandse uitgevers op een zwarte lijst staat. Het blijkt ook dat
Barnard geen enkel initiatief neemt. De boeken blijven enkele maanden
onaangeroerd bij de boekbinderij liggen, zonder dat Barnard ook maar
enige moeite doet om ze hem te laten bezorgen. [22] Van Kalck moet vanuit
Brussel, dus met brieven en telefoontjes, alle inertie proberen weg te
werken zonder goed te weten waar die inertie vandaan komt, en hij
ontdekt dat Barnard en Broersen gewoon op elkaar zaten te wachten: 'Du
côté de la Hollande, c'est la
dé-sés-pé-ran-ce. Figurez-vous que Barnard et le
relieur habitent tous deux Rotterdam et que chacun, sans même se
donner la peine d'un coup de téléphone, attendait que
l'autre accomplisse les formalité de licence etc...?' [23] Door deze nalatigheid komt de
verhalenbundel in Nederland pas in de zomervakantie op de markt. Op
dat moment zijn de critici op vakantie en wordt er nog bitter weinig
aandacht aan besteed. De verkoop in Nederland wordt een
tegenvaller.
De gevolgen van deze tegenslagen voor het pas opgerichte
uitgeverijtje zijn groot. Op 12 januari 1951 laat Van Kalck aan Daisne
weten dat hij Electa opdoekt. Hij vraagt Daisne daarbij om raad: weet
hij niemand die het fonds wil opkopen? Daisne is in die zaak uitermate
behulpzaam: hij verwijst zijn vriend naar Manteau, maar haar aanbod,
vond Van Kalck, kon hij onmogelijk aannemen. Deze onderhandelingen,
die al in april 1951 begonnen, springen pas eind september definitief
af. Op 5 oktober vraagt Van Kalck opnieuw raad aan zijn vriend. Nu
raadt Daisne hem uitgeverij De Sikkel aan. Het hele Electa-fonds wil
directeur De Bock niet overnemen, vanwege alleen in Nederlandstalig
werk geïnteresseerd (hij raadt ironisch genoeg Van Kalck aan om
contact met Manteau op te nemen), daarom doet Van Kalck een nieuw
voorstel om alleen de vijf Nederlandstalige uitgaven over te
nemen. Ook dat voorstel wordt uiteindelijk van de hand gewezen, zoals
Van Kalck in een brief van 14 december 1951 aan Daisne meldt. In de
marge van deze brief geeft Daisne nog twee mogelijke pistes: 'Lissens?
/ Cooman?' [24]
Op 9 november 1953, we zijn nu al twee jaar later en bijna vier
jaar na de uitgave van Met dertien aan tafel, staan de boeken nog altijd bij Van Kalck. Er is nog steeds geen overnemer gevonden en bovendien heeft Van Kalck nog schulden aan Daisne:
Je vous ai fait envoyé [sic] un lot de vos livres que je vous adresse à titre gracieux et en dédommagement partiel pour nos comptes en suspens. Nous en reparlerons encore, car je ne désespè pas d'avoir un certain réltat pour remettre mon affaire d'édition.
[25]
In 1955 blijkt Van Kalck dan toch zijn voorraad naar de ramsj te
hebben gebracht, zoals de man van Angèle Manteau ontdekt: 'Mijn
man kocht gisteren bij Moorthamers voor 20 fr. een exemplaar van "Met
dertien aan tafel" en de verkoopster zei hem dat ze ook "Van Nitsjevo
tot Chorosjo" voorhanden hadden. Ze hadden een ruime voorraad van
beide titels. Zou Electa er toch toe overgegaan zijn zijn voorraad op
te ruimen?' [26]
Op dat ogenblik krijgt Daisne ook de auteursrechten op zijn
verhalen terug, als een soort betaling in natura. Nu zijn verhalen niet meer in een failliete firma geblokkeerd zitten, bewandelt Daisne verschillende wegen om de verhalen terug op de markt te brengen. Ook voor De trein der traagheid.
6. Moderne Vlaamse verhalen en het verhaal Het Spectrum
Op 10 mei 1950 schrijft André Demedts een pagina over Met dertien aan tafel en over Daisnes werk in het algemeen. Hij verwijst daarin naar De trein der traagheid zonder het verhaal bij naam te
noemen: 'Eén van zijn persoonlijke gedachten is wel, dat er in
ieder leven een soort grensgebied is, waar de eigenschappen die aan dit bestaan eigen zijn met die van een toekomstige staat ineenvloeien.' [27] Hij gaat in een apart kader wel dieper in op Dossier 20.174.
Wanneer Demedts in 1957 door uitgeverij Het Spectrum wordt
aangetrokken als samensteller van een bloemlezing van Vlaamse auteurs,
suggereert hij ook werk van Daisne op te nemen. Op zijn voorkeurslijst
staat Dossier 20.174, maar ook – en zelfs op
de eerste plaats – De trein der traagheid.
Op 13 maart 1957 stuurt de redactie van Het Spectrum een brief aan
Daisne met de vraag of hij in principe akkoord gaat met de publicatie
van een van de twee verhalen. Ze informeert daarbij uitdrukkelijk naar
het copyright. [28]
Zoals gezegd is Electa failliet gegaan. [29] Daisne heeft de
auteursrechten in eigen handen. Op 19 maart meldt hij dit aan
uitgeverij Het Spectrum, vraagt om de tekst uit Met
dertien aan tafel te nemen en verzoekt haar om een drukproef. [30] Op 2 september reageert
de uitgeverij dat haar vraag door de Vlaamse auteurs zo goed ontvangen
werd dat ze besloten heeft om eerst een bundel Vlaamse Verhalen op te
nemen van auteurs die voor 1900 geboren zijn. [31] Ze zal zijn verhaal
bewaren en het bij een goede verkoop, in een tweede bundel met
jongere – 'moderne' – Vlaamse auteurs opnemen. Die eerste bundel
verschijnt eind mei 1958 en Daisne krijgt een presentexemplaar. [32]
Een jaar later, op 7 oktober 1959, ontvangt Daisne een uitnodiging
om Dossier 20.174 naar de redactie te
sturen. [33] De eerste bundel is uitverkocht en de uitgeverij
heeft beslist een tweede te maken. Ze volgt hierbij de keuze van
André Demedts. Daisne stuurt op hun vraag zijn exemplaar van
Met dertien aan tafel. Een tiental dagen later
(na de Spectrum-bedankbrief op 15 oktober voor de toezending van het
boek) belt hij hen dat zijn voorkeur naar De
trein uitgaat. De reden: 'niet zo somber' [34]
Beide verhalen worden aan drie lectoren van de uitgeverij
voorgelegd. Allen verkiezen ze De trein. Tegen
de keuze van André Demedts in, maar ingaand op de
uitdrukkelijke vraag van Daisne zelf, stuurt de redactiesecretaris,
H.A.M. van der Heyden, hem op 19 mei 1960 een brief met de mededeling:
'Thans komen wij nader terug op de bundel MODERNE VLAAMSE VERHALEN,
die de heer Demedts voor ons heeft samengesteld. Achteraf hebben wij
toch maar besloten het verhaal DE TREIN DER TRAAGHEID op te nemen in
plaats van DOSSIER 20.174.' [35] Verder bevat de brief een
honorariumvoorstel en stuurt men Daisne zijn Met
dertien aan tafel terug. Daisne gaat akkoord met het voorstel
en vraagt nogmaals om drukproeven.
Van dan af komen de drukproeven en komen de problemen. Eerst is er een brief van 9 juli 1960. Het boek zal in januari verschijnen en Daisne zal op tijd de drukproeven krijgen. Ook maakt de uitgeverij de volgende opmerking:
Wij zijn thans zo ver om de verschillende verhalen aan de drukker door te geven, doch bij het nogmaals doorlezen van uw verhaal zijn wij op een zin gestuit die naar onze mening niet helemaal klopt. Het desbetreffende vel zenden wij u ingesloten even toe, met het vriendelijk verzoek een eventuele correctie aan te brengen. Wilt u zo vriendelijk zijn het vel weer zo spoedig mogelijk aan ons terug te zenden?
[36]
Een tijdje later krijgt Daisne de drukproeven, maar iets is
verkeerd gelopen. Omdat enkel de brieven van de uitgeverij aan Daisne bewaard gebleven zijn en niet de antwoorden van Daisne, omdat ook de drukproeven niet bijgehouden zijn, is het gissen naar wat er juist fout was aan die drukproeven. Maar de brief van uitgeverij Het Spectrum van 1 oktober 1960 vertelt ons dat Daisne niet alleen op 27 september een brief naar de uitgeverij schreef, maar zelfs telefoneerde. Dit heeft tot een intern onderzoek geleid bij de uitgeverij: 'U begrijpt dat ons uw briefje aanleiding is geweest voor een ernstig onderzoek hier in huis. Ik heb me namelijk afgevraagd wat uw ergernis zou hebben opgewekt en wat onze persklaarmaker aan uw manuscript zou hebben gedaan. Ik heb daarom het oorspronkelijke manuscript erbij genomen en uw drukproef.' [37] De redactiesecretaris H.A.M. van der Heyden legt verder uit dat een aantal opmerkingen van Daisne terecht zijn, maar wijst ook op de redactionele lijn inzake spelling. Met de lezer voor ogen willen ze voor de verhalen van verschillende auteurs toch een uniforme spelling, met name de officiële spelling van de Woordenlijst van de Nederlandse taal:
U zult zich misschien kunnen voorstellen dat wij er enigszins tegen opzien om een bundel VLAAMSE VERHALEN uit te geven met twaalf of dertien verschillende spellingen. Dit lijkt mij tactisch en pedagogisch niet juist en wij proberen daarom de officiële spelling van 1954 zo consequent mogelijk door te voeren. Wij zouden u willen vragen daarvoor begrip te hebben, ook al zou een bepaalde spelling van het woord u tegen de haren ingaan. Dit neemt echter niet weg dat u in enkele gevallen beslist gelijk hebt en wij hebben ons dan ook in verschillende gevallen aan uw zienswijze geconformeerd.
[38]
Maar Daisne brengt ook nieuwe veranderingen aan het verhaal aan,
die niet zomaar kunnen: 'Het spreekt natuurlijk vanzelf dat een auteur
strikt gesproken op een ogenblik de vrijheid heeft veranderingen in de
proef aan te brengen, maar dan zal hij daarvan ook de kosten moeten
dragen.' [39] Van der Heyden raadt ze hem daarom af, omdat het
al te dwaas zou zijn om zich op zoveel kosten te jagen voor zo'n klein
verhaal.
De redactiesecretaris stuurt nogmaals de drukproeven mee: zowel een
becommentarieerde versie van de door Daisne verbeterde drukproef, als
een drukproef met de door de uitgeverij voorgestelde
veranderingen. [40]
Daisnes brieven naar Het Spectrum zijn niet bewaard, maar soms
schrijft hij aanmerkingen in de marges van brieven. Op de brief van 1
oktober 1960 noteert hij: 'getelefoneerd 3.10.60 / Nee -. alles komt
doordat typoscript afwijkt van tekst in mijn boek, en mij niet werd
voorgelegd, tav V.d.H verklaard dat dit de zaak verandert & de
vergissing moet hersteld worden. – proeven + boek (uit Bibl.)
gestuurd'. [41] Op 12 oktober heeft men
de proeven herbekeken en vergeleken met het opnieuw opgestuurde Met dertien aan tafel. Men snapt niet hoe die grote
verschillen ontstaan kunnen zijn en vraagt of Daisne geen andere
versie van het verhaal heeft. Men beslist in elk geval om Daisnes
correcties die met de tekst van 1950 overeenkomen, op eigen kosten te
herstellen en vraagt hem wat de uitgeverij met de nieuwe correcties
moet aanvangen.
Daisne moet de volgende dag al een antwoord geschreven hebben en op 18 oktober 1960 krijgt hij de volgende uitleg voor het gebeurde:
Het kan niet anders of u hebt gelijk en de fouten in het overtypen van uw verhaal DE TREIN DER TRAAGHEID moeten wel hier gemaakt zijn. Het onzekere in deze aangelegenheid is, dat het verhaal reeds in 1957 werd overgetypt, toen het oorspronkelijk in de eerste bundel VLAAMSE VERHALEN zou worden opgenomen. Degenen die de verhalen toen hebben uitgetypt, zijn thans niet meer in onze dienst, zodat het geheel niet te reconstrueren is. Wij hebben de drukproeven nog even aan u voorgelegd om nieuwe fouten te voorkomen en het spreekt vanzelf dat wij er nu voor zullen zorgen dat alle wijzigingen worden aangebracht. Zodra wij een revisie-drukproef van de drukker hebben ontvangen, zal deze alsnog aan u ter correctie worden voorgelegd.
Wij betreuren deze gang van zaken ten zeerste en wij kunnen u de verzekering geven dat een dergelijke werkwijze ook bij ons zeker niet gebruikelijk is. Voor de overlast die wij u hiermee bezorgd hebben, bieden wij u onze oprechte verontschuldigingen aan.
[42]
Op 21 november stuurt H.A.M. van der Heyden een nieuwe brief om te
bevestigen dat de uitgeverij de kosten voor Daisnes 'extra-correctie'
op zich neemt, want: 'zolang wij binnen het maximum van onze begroting
blijven, is het niet noodzakelijk u in de kosten te laten
delen. Tenslotte zijn er hier ook fouten gemaakt en wij nemen de
kosten voor deze extra-correctie dan ook gaarne voor onze
rekening.' [43]
Op 11 januari 1961 krijgt Daisne de melding dat Prismapocket 592
met de titel Moderne Vlaamse verhalen over enkele dagen verzendklaar zal zijn. Hij mag een presentexemplaar zowel als de overeengekomen vergoeding verwachten.
7. Querido, een kort en doodlopend intermezzo
Eind 1959 zijn er ook plannen om bij Querido de gehele bundel
Met dertien aan tafel – of een keuze aangevuld
met verhalen uit Schimmen om de schemerlamp of Het
eiland uit de Stille Zuidzee – in de reeks Salamander Pockets
uit te geven. Uitgeverij Manteau zou materiaal leveren voor een
Vlaamse reeks. Dit hangt een tijdje in de lucht, Daisne en
Angèle Manteau bespreken eerst telefonisch – telefoontjes
waarvan Daisne korte notities gemaakt heeft – en daarna per brief de mogelijke inhoud, maar op 2 augustus 1960 stuurt Querido een brief aan Manteau waarbij ze onder andere Met dertien aan tafel en een negatief antwoord terugsturen. Op 26 augustus vraagt Daisne zijn exemplaar van Met dertien aan tafel aan Manteau terug. Meer dan een verklaring waarom Daisne het exemplaar uit de bibliotheek van Gent naar uitgeverij Het Spectrum gestuurd heeft, geeft dit intermezzo dus niet. [44]
8. De aparte publicatie van De trein der traagheid bij Manteau
In 1962 komt er bij Manteau zelf een nieuwe mogelijkheid. De
uitgeverij beslist om het verhaal De trein der traagheid als apart
boekje uit te geven in de Marnix Pocket Reeks. Het wordt nummer 9 in
die reeks.
Daisne stuurt op 30 mei een brief aan H.A.M. van der Heyden van uitgeverij Het Spectrum. Hij merkt met vreugde op dat de bloemlezing niet meer op de boekhandellijsten staat en met andere woorden uitverkocht moet zijn. Hij deelt mee dat hij opnieuw over het verhaal wil beschikken, wegens 'nieuwe plannen'. [45] Bij een herdruk zou het verhaal niet zonder zijn toestemming terug opgenomen mogen worden. Het Spectrum bedankt Daisne daarop voor zijn bijdrage en belooft bij een eventuele herdruk opnieuw contact op te nemen. Die herdruk is er echter nooit gekomen, wel nog een bundel Hedendaagse Vlaamse Verhalen.
Daisne heeft vervolgens zijn exemplaar van Moderne
Vlaamse Verhalen naar Manteau gestuurd, zoals uit de volgende
brief van Manteau blijkt: 'Met gelijke post retourneer ik je het
exemplaar van Moderne Vlaamse Verhalen, dat je mij gaf en waaruit een
zeer getrouwe copie van 'De trein der traagheid' werd
gedaan.' [46] Dit
brieffragment toont ook aan dat er nog een tussenstap
vóór het zetten is geweest.
Op 2 januari 1963 krijgt Daisne de drukproeven van zijn
verhaal. Ondertussen heeft Manteau eind september Daisne om enkele
uittreksels uit besprekingen gevraagd. Dat gebeurde wel vaker, omdat
ze wist dat Daisne secuur de knipsels over zijn eigen werk
bijhield. Daisne heeft de drukproef verbeterd en hij heeft ze achteraf
teruggekregen en ze naar het Museum voor de Letterkunde gestuurd, het
huidige Letterenhuis. [47]
In die drukproef draagt wel elke eerste bladzijde van een katern de
stempel: '1e proef'. Negen kleine verschillen tussen deze drukproef en
de uiteindelijke uitgave wijzen op de mogelijkheid van een tweede
drukproef. Het is echter ook mogelijk dat Daisne zelf bij de
Ledebergse drukkerij Erasmus is aangelopen om daar verdere revisies
uit te voeren. [48]
Eind mei 1963 verschijnt De trein der
traagheid. De uitgave van 1963 meldt dat het de tweede,
herziene druk is, en hij is opgedragen aan de eerste uitgever van het
verhaal: Jean Van Kalck.
Daarna begint de routine van recensie-exemplaren sturen, een persoonlijk woordje in presentexemplaren schrijven, bibliotheken contacteren, enzovoort. De staatscommissie besluit op 11 september 1963 tot de aankoop van 300 exemplaren. De recensies zijn over het algemeen positief en de verkoop loopt zo goed dat er in 1964 een identieke herdruk van het verhaal komt. Die is zo identiek dat Daisne achteraf opmerkt dat de drukker (hij wijst met de vinger naar de drukker, niet naar Manteau of de redactie) vergeten was te melden dat het om een tweede druk ging.
9. De verfilming en het verdere succes
In 1966 vroeg André Delvaux of hij De trein der traagheid mocht verfilmen. Op 14 april antwoordt Manteau officieel:
Après avoir pris contact avec notre auteur Johan Daisne (pseudonyme de Dr. Herman Thiery), nous avons le plaisir de vous confirmer par la présente que nous vous autorisons à écrire une adaption et à assumer la réalisation d'un film tiré du récit
DE TREIN DER TRAAGHEID de Johan Daisne
dont nous sommes les éditeurs.
[49]
Net als eerder met de verfilming van De man die
zijn haar kort liet knippen geeft Daisne aan Delvaux de
volledige vrijheid. Dat Delvaux een voorspel aan het eigenlijke
verhaal toevoegt – een stuk waar Daisne (en alleen Daisne) zijn eigen
Egbertha in de onderwereld in herkent – doet
er hier niet zo toe. Wel van belang is dat in 1968 tegelijk met de
film ook een filmeditie van het verhaal verschijnt. Daisne schrijft op
basis van een Franse tekst van Delvaux een inleiding op de film en het
boek bevat ook zestien filmfoto's en een gedicht van Daisne. Twee
brieven van 31 januari 1968 en van 26 februari tonen aan dat Daisne
het verhaal niet herlezen heeft. [50] Ook op de drukproeven zijn geen correcties te zien, hoewel een collate van de drukproef met de gepubliceerde tekst wel aantoont dat er ingrepen zijn geweest in de vorm van correcties. [51] Eind april 1968 verschijnt de filmeditie en komt de film in de zalen.
Vanaf nu volgt herdruk op herdruk. De film trekt de aandacht van
een nieuw publiek, het verhaal heeft succes bij de jongeren, leerkrachten
krijgen vanaf juli 1969 een handig boekje Kennismaken met... De trein
der traagheid door Johan Daisne
[52] om lesvoorbereidingen te kunnen
maken. Er verschijnt nog een herdruk van de filmeditie, mét de foto's,
het gedicht en de inleiding. Daarop volgen vier drukken zonder de
extra's maar met dezelfde tekst als in de filmeditie (zesde tot en met
negende druk). Tussendoor verschijnt het verhaal ook als (geïllustreerd)
vervolgverhaal in vijf afleveringen in het tijdschrift Het Spoor, maandblad der sociale werken van de NMBS-Holding, een
tijdschrift van de Belgische Spoorwegen. [53] Het wordt ook opgenomen in
de Daisne omnibus die uitgeverij Reinaert in 1974 samenstelt. Deze
uitgeverij heeft zich op de achtste druk uit datzelfde jaar gebaseerd, nummer vier in de Marnix Reeks.
In 1976 verbetert een redacteur van Manteau de spelling van enkele woorden – verbeteringen die Daisne waarschijnlijk
niet goedgekeurd zou hebben indien hij ze had gekend – en de tekst
verschijnt in de Grote Marnix Pocketreeks als nummer 123. In deze vorm
verschijnen in totaal acht drukken (tiende tot zeventiende druk),
waarvan zes na de dood van Daisne in 1978.
10. Vertalingen
De trein der traagheid wordt ook verschillende keren vertaald. In 1968 – samen
met de film – verschijnt de Duitse vertaling door Georg Hermanowski, die hij eind jaren vijftig al gemaakt had. [54] Ook in de jaren vijftig had François Closset een Franse vertaling van het verhaal gemaakt: Le train de l'éternel. Die verschijnt nooit. [55] Pas in 1973 komt bij de Franstalige Brusselse uitgeverij Complexe een nieuwe Franse vertaling van Maddy Buysse op de markt, onder dezelfde titel als de film: Un soir, un train
[56]. Deze vertaling wordt in 1980 herdrukt. Verder verschijnt in 1979 een Italiaanse vertaling, [57] en een Tsjechische vertaling wordt in de verzamelbundel Pet belgickych novel opgenomen. [58]
Noten
[1] Uit: Het Spoor, nr. 191 (juli 1972), p. 34. Het gedicht is niet opgenomen in de Johan Daisne, Verzamelde gedichten (Gottmer/Orion, 1978)
[2] Anouk Aimeé was een van de hoofdrolspelers in de film Un soir, Un train.
[3] De trein der traagheid. Plan, Letterenhuis, D 125/H (26), 88673/2-3. [p. 1].
[4] 14 september 1948 was een dinsdag
[5] De trein der traagheid. Plan, Letterenhuis, D 125/H (26), 88673/2-3, [p. 4]. Van nu af spreken we nog enkel over de auteur Johan Daisne.
[6] De trein der traagheid. Plan, Letterenhuis, D 125/H (26), 88673/2-3, [p. 1].
[7] De trein der traagheid. Plan, Letterenhuis, D 125/H (26), 88673/2-3, [p. 4].
[8] De trein der traagheid. Handschrift, Letterenhuis, D 125/H (26), 88673/4-56. p. 52.
[9] De trein der traagheid. Handschrift, Letterenhuis, D 125/H (26), 88673/4-56. p. 52.
[10] Brief, 24/05/1948, Johan Daisne aan Herman Teirlinck, Letterenhuis, T48399 (1948) A-M, 72465/74.
[11] Voor meer informatie over het waarom van het peterschap en de werking, zie Bert Van Raemdonck, 'Vermenigvuldig u niet lichtzinnig. Het 'geval Daisne' en het Nieuw Vlaams Tijdschrift'. Zacht Lawijd, 8/2: 20-33.
[12] De trein der traagheid. Handschrift, Letterenhuis, D 125/H (26), 88673/4-56. p. 1.
[13] Brief, 24/09/1948, Hubert Lampo aan Herman Teirlinck, Letterenhuis, T48399 (1948) N-Z, 72465/401.
[14] Brief, 13/07/1948, Herman Teirlinck aan Johan Daisne, Letterenhuis, D125/B2 (TEIRLINCK, Herman), 153372/18.
[15] Brief, 10/09/1948, Johan Daisne aan Hubert Lampo, Letterenhuis, T48399 (1948) A-M, 72465/78.
[16] Johan Daisne, De trein der traagheid. Excelsior: 1948, Antwerpen. Stadsbibliotheek Antwerpen, C 134041 [ds 848].
[17] Ik volg hier Daisnes
schrijfwijze.
[18] [Zonder te willen opscheppen, verzoek ik u me te geloven dat ik heel geraakt was door de tevredenheid die u me te kennen gaf naar aanleiding van de verschijning van Nitsjevo. Voor een debutant in het uitgeversvak is het een dierbare aanmoediging.] Brief, 19/09/1948, Jean Van Kalck aan Johan Daisne, Letterenhuis, D125/B2 (KALCK, J. van), 153133/20.
[19] [Het verheugt mij dat het u bevalt.] Brief,
18/12/1949, Jean Van Kalck aan Johan Daisne, Letterenhuis,
D125/B2 (KALCK, J. van), 153133/38.
[20] Brief, 18/12/1949, Jean Van Kalck aan Johan
Daisne, Letterenhuis, D125/B2 (KALCK, J. van), 153133/38.
[21] Brief, 26/03/1950, Jean Van Kalck aan Johan Daisne, Letterenhuis, D125/B2 (KALCK, J. van), 153133/43.
[22] Dit is opnieuw de versie van Van Kalck. Brief, 23/04/1950, Jean Van Kalck aan Johan Daisne, Letterenhuis, D125/B2 (KALCK, J. van), 153133/44. Brief, 05/06/1950, Jean Van Kalck aan Johan Daisne, Letterenhuis, D125/B2 (KALCK, J. van), 153133/45. Brief, 29/06/1950, Jean Van Kalck aan Johan Daisne, Letterenhuis, D125/B2 (KALCK, J. van), 153133/46.
[23] [Wat
Holland betreft, het is de to-ta-le wan-hoop. Stel u voor dat Barnard
en de boekbinder alle twee in Rotterdam wonen en dat ze, zonder ook
maar de minste moeite te nemen om elkaar eens te bellen, wachtten tot
de ander de licentieformulieren invulde enz...] Brief, 29/06/1950,
Jean Van Kalck aan Johan Daisne, Letterenhuis, D125/B2 (KALCK,
J. van), 153133/46.
[24] Met de hand bijgeschreven op: brief, 14/12/1951, Jean
Van Kalck aan Johan Daisne, Letterenhuis, D125/B2 (KALCK,
J. van), 153133/55.
[25] [Ik heb u een deel van uw boeken doen toekomen die ik u gratis, en als gedeeltelijke tegemoetkoming in mijn schulden ten opzichte van u, stuur. We spreken er nog over, want ik wanhoop niet erin te slagen om mijn uitgeverszaak over te maken.] Brief, 09/09/1953, Jean Van Kalck aan Johan Daisne, Letterenhuis, D125/B2 (KALCK, J. van), 177313/863.
[26] Brief, 17/03/1955, uitgeverij Manteau aan Johan Daisne, Letterenhuis, Manteau-archief. Dit archief was op het moment van het onderzoek nog niet geïnventariseerd.
[27] André Demedts, 'Een nieuw boek van Daisne'.
[28] Brief, 13/03/1957, uitgeverij Het Spectrum aan Johan Daisne, Letterenhuis, D125/B2 (HEYDEN, H.A.M. VAN DER), 177316/626-627.
[29] Jean Van Kalck zou trouwens niet veel later, op 16 oktober 1957, overlijden.
[30] Met de hand bijgeschreven op: brief, 13/03/1957, uitgeverij Het Spectrum aan Johan Daisne, Letterenhuis, D125/B2 (HEYDEN, H.A.M. VAN DER), 177316/626.
[31] Brief, 02/09/1957, uitgeverij Het Spectrum aan Johan Daisne, Letterenhuis, D125/B2 (HEYDEN, H.A.M. VAN DER), 177316/629.
[32] Brief, 20/05/1958, uitgeverij Het Spectrum aan Johan Daisne, Letterenhuis, D125/B2 (HEYDEN, H.A.M. VAN DER), 177316/630.
[33] Brief, 06/10/1959, uitgeverij Het Spectrum aan Johan
Daisne, Letterenhuis, D125/B2 (HEYDEN, H.A.M. VAN DER),
177316/632.
[34] Met de hand bijgeschreven op: brief, 15/10/1959, uitgeverij Het Spectrum aan Johan Daisne, Letterenhuis, D125/B2 (HEYDEN, H.A.M. VAN DER), 177316/633.
[35] Brief, 19/05/1960, uitgeverij Het
Spectrum aan Johan Daisne, Letterenhuis, D125/B2 (HEYDEN,
H.A.M. VAN DER), 177316/634.
[36] Brief, 09/07/1960, uitgeverij Het Spectrum aan Johan Daisne, Letterenhuis, D125/B2 (HEYDEN, H.A.M. VAN DER), 177316/635. De zin waarvan sprake is niet bekend.
[37] Brief, 01/10/1960, uitgeverij Het Spectrum aan Johan Daisne, Letterenhuis, D125/B2 (HEYDEN, H.A.M. VAN DER), 177316/636a.
[38] Brief, 01/10/1960, uitgeverij Het Spectrum aan Johan Daisne, Letterenhuis, D125/B2 (HEYDEN, H.A.M. VAN DER), 177316/636a.
[39] Brief, 01/10/1960, uitgeverij Het Spectrum aan Johan
Daisne, Letterenhuis, D125/B2 (HEYDEN, H.A.M. VAN DER),
177316/636a.
[40] Brief, 01/10/1960, uitgeverij Het Spectrum aan
Johan Daisne, Letterenhuis, D125/B2 (HEYDEN, H.A.M. VAN DER),
177316/636b. De drukproeven zijn niet bewaard
[41] Met de hand bijgeschreven op brief, 01/10/1960,
uitgeverij Het Spectrum aan Johan Daisne, Letterenhuis, D125/B2
(HEYDEN, H.A.M. VAN DER), 177316/636a.
[42] Brief, 18/10/1960, uitgeverij Het Spectrum aan Johan Daisne, Letterenhuis, D125/B2 (HEYDEN, H.A.M. VAN DER), 177316/638.
[43] Brief, 21/11/1960, uitgeverij Het Spectrum aan Johan
Daisne, Letterenhuis, D125/B2 (HEYDEN, H.A.M. VAN DER),
177316/639.
[44] Brief, 19/01/1960, uitgeverij Manteau aan Johan Daisne, Letterenhuis, Daisne-archief. Notitie Johan Daisne, 22/04/1960, Letterenhuis, Daisne-archief. Brief, 02/08/1960, uitgeverij Querido aan uitgeverij Manteau, Letterenhuis, Daisne-archief. Brief, 26/08/2960, Johan Daisne aan uitgeverij Manteau, Letterenhuis, Manteau-archief.
[45] Brief, 30/05/1960, Johan Daisne aan uitgeverij Het Spectrum, Letterenhuis, Manteau-archief. Deze brief is bewaard omdat Daisne een afschrift aan Manteau heeft gestuurd.
[46] Brief, 27/06/1962, uitgeverij Manteau aan Johan Daisne,
Letterenhuis, D125/B2 (Baratzeartea), 153463/28.
[47] Dit blijkt uit de handgeschreven
notities van Daisne op : Brief, 27/05/1963, uitgeverij Manteau aan
Johan Daisne, Letterenhuis, Daisne-archief. De drukproef waarvan
sprake bevindt zich: Letterenhuis, D125/H (26), 69377/1-8.
[48] Deze tweede mogelijkheid werd me in een
persoonlijke fax van 9-2-2004 door Angèle Manteau
meegedeeld.
[49] [Na contact met onze auteur Johan Daisne (pseudoniem van dr. Herman Thiery) kunnen we u met vreugde bevestigen dat we u de toestemming geven om een bewerking te schrijven en de realisatie van een film op u te nemen, die gebaseerd is op het verhaal DE TREIN DER TRAAGHEID van Johan Daisne, waarvan wij de uitgevers zijn.] Brief, 14/04/1966, Johan Daisne aan uitgeverij Manteau, Letterenhuis, Manteau-archief.
[50] Brief, 31/01/1968, uitgeverij
Manteau aan Johan Daisne, Letterenhuis, D125/B2 (Trein der
traagheid). Brief, 26/02/1968, uitgeverij Manteau aan Johan Daisne,
Letterenhuis, D125/B2 (Trein der traagheid).
[51] De drukproef wordt bewaard in het Letterenhuis: D125/H (26), 85943/1a-h. Daisne heeft enkel in de inleidende tekst nog verbeteringen aangebracht.
[52] Michel Dupuis, De trein der traagheid door Johan Daisne, Kennis maken met... Manteau: 1969, Brussel.
[53] 'De trein der traagheid. Vervolgverhaal in 5 delen', in: Het Spoor, nr. 187 (maart 1972), p. 30-34; nr. 188 (april 1972), p. 30-34; nr. 189 (mei 1972), p. 30-34; nr. 190 (juni 1972), p. 30-34; nr. 191 (juli 1972), p. 30-34.
[54] Johan Daisne, Die Fahrt ins Jenseits. Matari Verlag: 1968, Hamburg.
[55] Dit werd bevestigd door Johan Vanhecke. Voor het bestaan van de vertaling, zie bijvoorbeeld: Brief, 05/04/1956, Johan Daisne aan uitgeverij Manteau, Letterenhuis, Manteau-archief.
[56] Johan Daisne, Un soir, un train. Préface de Marcel Brion. Complexe: 1973, Brussel.
[57] Johan Daisne, Una sera un treno. Città Armoniosa: 1979, Reggio Emilia.
[58] Deze uitgave wordt niet vermeld in: Johan Vanhecke, Johan Daisne. Een handschrifteninventaris met bibliografie van zijjn verhalend proza en toneelwerk. Het bestaan van een Tsjechische vertaling blijkt enkel uit: brief, 07/02/1975, uitgeverij Manteau aan Johan Daisne, Letterenhuis, D125/B2 (Trein der traagheid).