Noten

[1] Vermoedelijk zitten nog 2 foto’s in het Guido Gezellearchief te Brugge (nr. 9143 F en 9144 F). Nr. 9143 F: Brugs melkmeisje met juk en houten emmers, met op de achtergrond het Belfort. Op verso van de foto staat in het handschrift van Johan Winkler: N°1 Eene melkvrou uit Brugge. 1880. Nr. 9144 F: Brugse kantwerkster. Op verso van de foto staat in het handschrift van Johan Winkler: N°3 Eene kantwerkster uit Brugge. 1880
[2] De brief is niet aanwezig in het Guido Gezellearchief in Brugge.
[4] Deze uitspraak komt uit een oud Latijns vers dat in geleerde kringen indertijd vaak geciteerd werd, en waarin voor enkele Vlaamse steden de dingen benoemd werden waar ze bekend voor stonden. Voor Brugge was dit de schoonheid van de vrouwen:

“Nobilibus Bruxella viris, Antverpia nummis,
Gandavum laqueis, formosis Bruga puellis,
Lovanum doctis, gaudet Mechlinia stultis.”

Bron: F. Vermeulen, Veelzijdig gelaat: Hoe schrijvers Brugge hebben gezien. In: West-Vlaanderen: 1 (1952), p. 149.

Vertaling Paul Thoen (Latijn):

Brussel verheugt zich in zijn edellieden, Antwerpen in zijn geld(stukken),

Gent in zijn stroppen(dragers), Brugge in zijn mooie meisjes,

Leuven in zijn geleerden, Mechelen in zijn zotten

[5] Een juk is een houten balk die vroeger, veelal door boerinnen of dienstmeiden, op de schouders werd gedragen en die diende om een last te verplaatsen. Aan de haak of inkeping aan beide uiteindes van het juk kon men een touw of ketting bevestigen, om zo, bijvoorbeeld, twee emmers te kunnen dragen. Melkmeisjes droegen typisch een juk om hun kannen met melk aan huis te brengen.
[6] Omdat er nog geen doeltreffende manier was om melk te steriliseren, werd die tot de jaren 30 van de 20e eeuw vers aan huis verkocht door zogenaamde “melkmeisjes”. Naast het beroep zelf stond ’het melkmeisje’ symbool voor het idyllische platteland, waardoor het een populair onderwerp werd van de fotografie en andere kunsten. Hoewel het beroep in vele landen bestond, wordt ’het melkmeisje’ typisch geassocieerd met Vlaanderen.
[7] Onderdeel van de vrouwelijke hoofdtooi in de noordelijke provincies van Nederland en Zeeland. Oorspronkelijk werd deze metalen beugel voor rond het hoofd gebruikt om mutsen of haar op de plaats te houden, maar uiteindelijk groeide het uit tot pronkstuk. Het kreeg de naam ’oorijzer’ doordat het vaak enkel zichtbaar was ter hoogte van de oren. In de 19e eeuw was het oorijzer een kenmerkend onderdeel van de Friese streekdracht. Ook in Vlaanderen werden oorijzers gedragen, doch bescheidener, waaronder in Brugge, waar Gezelle ze opmerkte. Winkler had deze hoofdtooi al uitvoerig onderzocht, maar gaf in zijn brief van 08/03/1882 aan niet op de hoogte te zijn van het gebruik van oorijzers in Vlaanderen. Sindsdien apprecieerde hij alle informatie die Gezelle hem hierover kon bezorgen en is het een geliefd onderwerp in hun correspondentie.
[8] Vertaling (Duitse) uitdrukking: leibt und lebt: helemaal, ten voeten uit.
[9] Een rivier die door het noordwesten van Duitsland stroomt en waarvan de monding grenst aan Friesland.
[10] De grootste rivier die in Duitsland begint en eindigt.
[11] De oude naam voor de Elbe, een van de belangrijkste rivieren van Midden-Europa.
[12] De langste rivier van de noordelijkste Duitse deelstaat Sleeswijk-Holstein.
[13] Winkler ging Gezelle inderdaad bezoeken in Kortrijk.
[14] Vertaling (Duits): diep ingeworteld, vleesgeworden, hier gebruikt in pejoratieve betekenis: onverbeterlijk, verstokt.
[15] Onder Sprokkelingen door T.v.L. in: Noord en Zuid: 5 (1882) 3, p.155-157 beschuldigde T. Van Lingen Winkler ervan zijn taal te beschimpen door het woord ’geernaart’ te gebruiken in de plaats van het Hollandse woord ’garnaal’. Winkler had in zijn artikel Taalkunde van de Vlaamsche, Hollandsche en Friesche vischmarkt in: Rond den Heerd: 17 (22 januari 1882) 9, p.65-67 verklaard dat het Vlaamse geernare, het Hollandse garnaal en het Friese garnaat allen afkomstig zijn van hetzelfde oorspronkelijke woord: geernaart of garnaart. Het artikel van Van Lingen in Noord en Zuid kreeg heftige tegenkanting van Van Vriesendonck in Rond den Heerd: 17 (17 september 1882) 43, p.341-342.
[16] kwaadheid
[17] Winkler bezocht Vlaanderen in 1883 en schreef uiteindelijk over de gelijkenissen en verschillen tussen West-Vlaanderen, Frans-Vlaanderen en Friesland onder de rubriek Staatskunde en geschiedenis van het tijdschrift De Tijdspiegel: J. Winkler, Land, volk en taal in West-Vlaanderen. In: De Tijdspiegel: 41 (1884), p.1-26 en p.157-190. In zijn opstel bespreekt Winkler onder andere de vaststelling dat Vlamingen zich in het openbaar schamen voor hun taal als gevolg van de Franse opvoeding op school, en dat de West-Vlaamse taal zich van haar talrijke Franse invloeden zou moeten ontdoen om haar kracht terug te winnen. Winkler had een bijzondere tactiek om dergelijke zaken te ontdekken: hij weigerde gedurende zijn reis steevast om Frans te spreken waardoor zijn gesprekspartners gedwongen waren om hem in het Nederlands aan te spreken. Een herdruk van Winklers tekst is aanwezig in de handbibliotheek van Guido Gezelle (nr.: GGB 1071).
[18] In een artikel naar aanleiding van Gezelles overlijden bevestigt Winkler dit Vlaamse oorijzer gezien te hebben tijdens een van zijn bezoeken: J. Winkler, Guido Gezelle en de Friezen. In: Dietsche Warande en Belfort: 1 (1900) p.132.
[19] Gezelle plaatste het oorijzer uiteindelijk in het Museum van Oudheden te Kortrijk, waar het helaas later gestolen werd en verdween.
Bron: J. Winkler, Guido Gezelle en de Friezen. In: Dietsche Warande en Belfort: 1 (1900) p.132.
[20] Loquela: 2 (Meimaand 1882) 1
[21] Winkler verwijst hier naar het artikel Verloren Vlaamsch in Loquela: 2 (Meimaand 1882) 1, p.1-8, waarin Gezelle zich afvraagt of er ooit een Vlaams woord bestond voor een geheel brood, zoals je in het Engels ”a loaf of bread” hebt. In het Vlaams zou dit volgens Gezelle als ”een leef (van) brood” klinken. Vervolgens verwijst hij expliciet naar een oude Vlaamse bijbelvertaling van Willem Gaillaerdt uit 1578 en integreert het citaat van Oudemans uit deze Bijbel: "Ende liet hem des daechs- een leefbroot gheven". Gezelle vraagt zich af of er oorspronkelijk een spatie tussen ”leef” en ”broot” stond.
[22] Vertaling (Latijn): Saksische kust
[23] het zich wijd uitstrekkende
[24] Leuvens
[25] Bij een vorige brief (06/06/1882) voegde Winkler, op aanvraag van Gezelle, een stukje tekst in het Fries. Gezelle stuurde zijn vertaling aan Winkler op en publiceerde het Friese fragment samen met zijn Vlaamse vertaling in: Van den Friesche tale in Loquela: 2 (Alderheiligen 1882) 7, p.53.
[26] De Lofzang van Simeon, ofwel het Nunc dimittis, is een Bijbelse hymne die Simeon uitsprak toen hij Jezus en zijn ouders in de tempel ontmoette. De tekst staat in het evangelie van Lucas 2,29-32.
[27] Deze Friese vertaling van de Lofzang van Simeon staat op p.127 van Japicx, Friesche rymlerye: yn trye delen forschaet. Bôalsert: Samuel fen Haringhouk, 1668, dl.1
[28] Dit vers staat op p.55 van Japicx’ ”Friesche rymlerye; yn trye delen forschaet” uit 1668.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Briefschrijver

NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamHaarlem

Naam - persoon

NaamDe Beer, Taco Hajo; Taco
Datums° Maarseveen, 18/11/1838 - ✝ s Gravenhage, 12/09/1923
GeslachtMannelijk
Beroepredacteur; schrijver; leraar; vertaler
VerblijfplaatsNederland
BioTaco Hajo de Beer schreef tussen 1855 en 1867 onder het pseudoniem ‘Taco’ voor verschillende bladen, novellen, studiën en kritieken, en sinds 1877 was hij leraar aan de Hogeburgerschool te Amsterdam. Hij publiceerde verschillende bloemlezingen en was ook vertaler. De Beer was ook stichter van verscheidene tijdschriften, waaronder “Noord en Zuid” (1876) en "De Amsterdammer” (1878). Vanaf 1882 tot 1890 was hij hoofdredacteur van “Onze Volkstaal: Tijdschrift gewijd aan de Studie der Nederlandsche Tongvallen”, met als doel om een wetenschappelijk verantwoorde dialectstudie op te zetten om een algemeen Nederlands idioticon te bekomen. Het tijdschrift verscheen echter zeer onregelmatig: in 1882, in 1885 en de laatste keer in 1890. In 1902 werd de Beer buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor de Taal- en Letterkunde.
Links[dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent
NaamDe Bo, Leonard Lodewijk
Datums° Beveren-Leie, 27/09/1826 - ✝ Poperinge, 25/08/1885
GeslachtMannelijk
Beroephulppriester; leraar; pastoor; deken; auteur; taalkundige; botanicus
BioLeonard Lodewijk De Bo werd geboren als enige zoon van Ludovicus De Bo, landbouwer, en Amelia Lemayeur. Na schitterende middelbare studies aan het College van Tielt begon hij in oktober 1846 zijn seminariestudies aan het grootseminarie te Brugge. Op 15 maart 1851 werd hij te Brugge tot priester gewijd. Van 11 april tot 1 oktober 1851 was hij coadjutor (hulppriester) in de parochie Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen te Ver-Assebroek. Op 1 oktober 1851 werd hij leraar in de poesis- en retoricaklassen van het Sint-Lodewijkscollege te Brugge, een functie die hij 22 jaar lang zou uitoefenen, tot 9 juli 1873, toen hij werd aangesteld als pastoor van de parochie Sint-Petrus en Sint-Paulus te Elverdinge (09/071873 – 27/09/1882). Nadien werd hij pastoor van de parochie Onze-Lieve-Vrouw te Ruiselede (27/09/1882 – 22/04/1884). Op 22 april 1884 werd hij, hoewel hij al ziek was, nog overgeplaatst naar de parochie Sint-Bertinus te Poperinge waar hij pastoor-deken was, een overplaatsing die hij niet echt zag zitten. Hij overleed overigens al het jaar nadien. Reeds als seminarist verzamelde De Bo de West-Vlaamse woordenschat. Zijn levenswerk, het West-Vlaamsch Idioticon, waarin meer dan 25.000 woorden en uitdrukkingen uit de West-Vlaamse taal verzameld en verklaard worden, verscheen van 1870 tot 1873, gevolgd door een tweede, bijgewerkte uitgave in 1890-1892. De Bo leerde Guido Gezelle in 1850 in het grootseminarie te Brugge kennen; zij werden goede vrienden en werkten hecht samen rond de studie van de West-Vlaamse taal. De Bo werkte actief mee aan o.a. Loquela en Rond den Heerd. Postuum verschenen nog Schatten uit de volkstaal (1887) en De Bo’s Kruidwoordenboek, het resultaat van zijn levenslange botanische activiteiten.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT); medewerker Rond den Heerd; medewerker Loquela; gelegenheidsgedichten
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de “Gazette van Brugge”, werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent, medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamKern, Johan Hendrik Caspar
Datums° Purworejo, 06/04/1833 - ✝ Utrecht, 04/07/1917
GeslachtMannelijk
Beroeptaalkundige; oriëntalist
VerblijfplaatsNederland; Java
BioKern was leraar Grieks in Maastricht (1858-1862), hoogleraar Sanskriet (1863-1865) in Benares (Noord-India) en vanaf 1865 in Leiden. Zijn initiële aandacht voor Indo-Europese talen (van Germaans tot Sanskriet) breidde zich uit naar Oud-Perzisch. Hij hanteerde de 'Wörter und Sachen'-methode: het taalonderzoek niet louter tot (de studie van) de klankwetten beperken, maar de woordbetekenis daarin integreren. Kern deed onderzoek naar verwantschap van talen via de benamingen van dieren en voorwerpen. Ander baanbrekend werk van hem was: "Die Glossen in der Lex Salica und die Sprache der Salischen Franken" (’s-Gravenhage, 1869). Gezelle vroeg hem in een brief naar de oorsprong van de stadsnaam Harelbeke. Kern drukte in zijn antwoord zijn bewondering uit voor de poëzie van Gezelle, vooral omdat die zoveel mooie oude woorden gebruikte. In "Loquela" wordt prof. Kern veelvuldig geciteerd door Gezelle.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088
NaamJapicx, Gysbert; Jacobs; Japiks; Gysbert-om; Gysbertom
Datums° Bolsward, 1603 - ✝ Bolsward, 21/08/1666
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; dichter; schrijver; voorzanger
VerblijfplaatsNederland
BioGysbert Japicx was de bekendste renaissanceschrijver uit Friesland. Hij wordt eveneens beschouwd als grondlegger van het Fries als geschreven taal. Hij groeide op in het begin van de 17e eeuw, toen het Fries enkel een spreektaal of boerentaal was en de elite Nederlands sprak.
Links[wikipedia], [dbnl]

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamGrevelingen (Gravelines)
NaamKnokke
GemeenteKnokke-Heist
NaamHaarlem
NaamLeeuwarden
NaamLeiden
NaamGroenlo (Grol)
NaamGeldern
NaamVlissingen
NaamGoidschalxoord
NaamDelfzijl
NaamBolsward
NaamCalais

Naam - instituut/vereniging

NaamOudheidkundig Museum Brugge
BeschrijvingIn 1864-1865 besloten enkele historici en oudheidkenners om een Oudheidkundig Museum op te richten in Brugge, met het oog op het bijeenbrengen van voorwerpen die betrekking hebben op de geschiedenis van het graafschap Vlaanderen, in het bijzonder op het verleden van de stad Brugge. Het Oudheidkundig Genootschap van Brugge werd in 1865 opgericht door twaalf vooraanstaande Bruggelingen uit het culturele veld, waaronder Guido Gezelle, Hugo Verriest en James Weale. Het Oudheidkundig Museum werd ingericht op de eerste verdieping van het Belfort en werd geopend op zondag 6 mei 1866 met honderdenvijftig voorwerpen. De snelle uitbreiding van de museumcollectie zorgde voor plaatsgebrek, en in 1874 ging het Brugse gemeentebestuur akkoord met de aankoop van het oude hotel “Gruuthuse” ten dienste van het Oudheidkundig Museum. De financiële toestand van het Oudheidkundig Genootschap werd uiteindelijk onhoudbaar, waardoor de stad Brugge het Gruuthusemuseum in 1954 overnam als stedelijk museum.
Datering1866-1954
Links[wikipedia]
NaamFries Museum
BeschrijvingHet Fries Museum werd in 1881 officieel geopend in het Eysingahuis te Leeuwarden, een achttiende-eeuws herenhuis in Lodewijk XVI-stijl. In 1879 werd dit pand van de familie Eysinga overgekocht door het Provinciaal Friesch Genootschap ter Beoefening van Friesche Geschied-, Oudheid- en Taalkunde. In 2013 verhuisde het Fries Museum naar een nieuw pand aan het Wilhelminaplein. De rijke collectie van het museum bevat allerlei objecten die de samenleving en geschiedenis van Friesland illustreren. Met ruim 200.000 voorwerpen is het de grootste provinciale collectie van Nederland.
Datering13/04/1881-heden
Links[wikipedia]

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelLoquela
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelNoord en Zuid. Taalkundig Tijdschrift voor de beide Nederlanden, ten behoeve van Onderwijzers, vooral van hen, die zich voor eenig examen voorbereiden (periodiek)
AuteurDe Beer, T.H.
Datum1877-
PlaatsKuilenburg
UitgeverBlom & Olivierse
GGBGGB 0882

Indextermen

Briefontvanger

Gezelle, Guido

Briefschrijver

Winkler, Johan

Correspondenten

Gezelle, Guido
Winkler, Johan

Naam - instituut/vereniging

Oudheidkundig Museum Brugge
Fries Museum

Naam - persoon

De Beer, Taco Hajo
De Bo, Leonard Lodewijk
Duclos, Adolf Juliaan
Kern, Johan Hendrik Caspar
Winkler, Johan
Japicx, Gysbert

Naam - plaats

Brugge
Grevelingen (Gravelines)
Knokke
Haarlem
Leeuwarden
Leiden
Groenlo (Grol)
Geldern
Vlissingen
Goidschalxoord
Delfzijl
Bolsward
Calais

Plaats van verzending

Haarlem

Titel - ander werk

Noord en Zuid. Taalkundig Tijdschrift voor de beide Nederlanden, ten behoeve van Onderwijzers, vooral van hen, die zich voor eenig examen voorbereiden

Titel - werk van Guido Gezelle

Loquela
Titel20/10/1882, Haarlem, Johan Winkler aan [Guido Gezelle]
EditeurSofie Meneve; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderWinkler, Johan
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum20/10/1882
VerzendingsplaatsHaarlem
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Gepubliceerd inTijdkrans II, p.204 (vermelding); De briefwisseling tussen Guido Gezelle en Johan Winkler. Deel 1: Inleiding en brieven (1881-1883) / door Dries Gevaert. - Gent : onuitgegeven licentieverhandeling, (academiejaar 1983-1984), p.75-82
Fysieke bijzonderheden
Drager 2 dubbele vellen en enkel vel, 205x130
wit
papiersoort: 10 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief5283
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|11587
Inhoud
IncipitReeds voorloopig, terstond na d'
Tekstsoortbrief
TalenNederlands; fry
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.