Mynheer Karel Ignatius Verhelst kocht te Brugge de predikerenpreekstoel als hy nog onderpastoor van O.L.V. te Poperinghe was, voor Onze Vrouwe Kerk.
Maar gelyk dat kostelyk stuk gescheed toekwam, Onze Vrouwe en wilde het niet.
“Hoe, zei men, zulk een geld voor eene oude brokke!
Wat? Voor dien hoop bucht”
En de preekstoel was verwezen. Dat waren oolyke kenders, enee?
Mr. Verhelst was geen man om daarom den moed in zyne schoenen te laten zinken
“Geert gy hem niet, meende hy, gy zult alligt de occasie niet meer hebben”
Hy bood hem St. Bertens[1] aan, die hem overnam, plaatste en schoone verniste.
Iedereen stond er verbaasd over.
Blyde zouden zy nu tot OLV. Geweest hebben, hadden zy hem weder gehad – Zy trachtten er na – boden vele winst – maar niet te doen.
Zy wisten nu, als het te late was, dat men een stuk moet zien gelyk het is, vooraleer dat men het verwyst.p2Als uw geeerde schryver[2] zegt dat Titeca – of zoo gy den werkman namen wilt - lapte en tapte en dat ‘t stuk bleef staan, over dat het ging, met gebreken, zou men niet alligte peizen dat de preekstoel overtyd niet en geleek, dat het een onziende stuk was.
Nogthans ‘t was ver daar van. Overtyd gelyk nu, heeft hy my altyd allerschoonst geschenen. ‘t Stuk stond overtyd gelyk het nu staat en de kunstige beeldhouwer heeft de moeite niet moeten doen hem geheel en gansch te herstellen daar het niet noodig was.
De verbeteringen en herstellingen over eenige jaren wyzelyk gedaan zyn geheel en gansch accessoire.
enz.
Ten uwe dienste, als ‘t te passe komt – er by gevoegd wat u belieft.
Mr. Karel Ignatius Verhelst
Onderpastoor van O.L.V. te Poperinghe en regent van d’arme school 1786.
Onderpastoor van Ste Bertinus te Poperinghe 1806