den 22 Mei 1923.
Waarde Heer Lateur
Zooals ik U[ Ed]e[le] schreef, kon ik vóór de prijsuitdeelingen niet klaar komen met Tolstoï's Vertellingen,[1] ingezien het ander werk dat in gang is. Ik heb echter niet geslapen. Ik ben voortdurend in briefwisseling met Veen nopens de Vertellingen, die Veen niet eens scheen te kennen. Hij vroeg reeds tot driemaal toe inlichtingen over inhoud, omvang, enz[ovoort] Had ik het ex[emplaar], dat ik van U kreeg, teruggezonden, dan konden onze zaken niet korten en 't hielp niet terug te zenden, vermits het verschijnen op geen week na er op aankomt. Zoodra ik akkoord heb met Veen, zend ik het U terug ter nazicht. De verkoopprijs is berekend op 5 fr[ank][2]
Met "Kerstekind["] zullen we dadelijk beginnen en kunnen de uitgave als volgt regelen:
We verkoopen tegen 4.50 fr[ank] in plaats van 4 fr[ank][3] en ik neem de som, verschuldigd aan Veen op mij.[4] — Meen nu niet dat ik 0.50 fr[ank] meer per boek zal winnen! Maak maar eens de berekening hoeveel ik 't boek moet leveren, indien 't 4 fr[ank] kost en 4.50, geleverd met 25 % tot 50 % en u zult zien, dat ik meestal 12.5 tot 25 c[en]t[iemen] moet aftrekken van 50 c[en]t[iemen]: dat ik dus per boek 25 tot 37 c[en]t[iemen] meer trek. — Zeg nu ronduit of dit kan?
Ik verwacht van u 1 ex[emplaar] Kerstekind + de teekeningen der clichés, die we zouden inlasschen.[5] Ik zou drukken op 5000; indien Veen er verlangt 6.
In afwachting hoogachtend
(handtekening Joris Lannoo)
Annotations
[1]
De brief waarin Lannoo dit schreef, vonden we niet terug in de geraadpleegde archieven.
[2]
De uiteindelijke verkoopprijs bedroeg 6.50 fr.
[3]
De uiteindelijke verkoopprijs van Het kerstekind bedroeg 5 fr.
[4]
D.i. een vergoeding van 600 fr. Cf. brief van Stijn Streuvels aan Joris Lannoo van 23 juni 1923.
[5]
Jules Fonteyne verzorgde de illustraties bij de uitgave van Het kerstekind.