FRANK·LATEUR
Ingoyghem 27 Nov[ember]
'20
'20
Beste,
Ja, aan die Brabantsche edelmaagd[1] heb ik een boel plezier beleefd![2] Ik kan ze maar nog niet loslaten en bewerk ze nu in een volksboekje met plaatjes,... voor den gewonen man.
Heel dien tijd heb ik niet gereisd, want ik moest hard werken om dat boek klaar te krijgen;[3] nu echter sta ik er wat beter voor en ik denk er aan weer eens uit te wippen.
Indien gij nu nog iets van "puinen" zien wilt, moogt ge 't niet lang meer uitstellen naar hier over te steken[4] — of misschien hebt ge 't liever dat de zaken eerst netjes opgeschikt zijn?!
[2]
Elseviers krijg ik nu geregeld en heb er ook doorgaans veel genoegen aan.[5] Het wordt eene ernstige verbetering met dat afschaffen der twee kolommen — dat was inderdaad hinderlijk.[6]
Ik werk nu tusschenin aan een serie schetsen over de "faits & gestes" van een 4-jarige baby en zal U eerstdaags wel iets van dat product opsturen.[7]
Als Gij nu van mij niets meer verneemt, reken ik er toch op dat gij, in 't voorjaar b[ijvoorbeeld] hier samen eens verschijnt — 't is anders nù ook goddelijk weer, maar de menschen bederven 't genot door 't gedacht dat het alle dagen kan uit zijn!
Met ons aller hartsgenegen groet aan U. beiden!
Uw (Stijn Streuvels)
Annotations
[1]
Streuvels verwijst hier naar Genoveva van Brabant.
[2]
Nooit aan een boek heb ik met zulk genoegen als aan die Genoveva bezig geweest en mij in het onderwerp zo ingeleefd. Ingoyghem II, p. 22 Vanaf maart 1915 begon Streuvels zich met niet aflatende ijver te documenteren voor zijn Genoveva-verhaal. Hij stelde zelfs een complete Genoveva-bibliotheek samen, waarover hij in een lezing voor de Vlaamse Academie stelde: Vooreerst zette ik mij aan 't studeren van vakboeken, en zocht in alle mogelijke historische romans en geschiedenissen welke mij iets konden leren over dit tijdperk. Alzo had ik een 500 boekdelen bij elkaar die handelden over dit onderwerp. Al is dit waarschijnlijk enigszins overdreven (in zijn bibliotheek zijn achteraf maar twintig boeken daarover teruggevonden, en het is onwaarschijnlijk dat er bij de beschieting van het Lijsternest 480 boeken zijn vernietigd), toch staat het vast dat Streuvels zich zeer uitvoerig gedocumenteerd heeft. Dit werk bood voor hem dan ook een aangename afleiding van het oorlogsgebeuren. In oktober 1916 schreef hij aan De Bom: Om ver genoeg van alle gewaarwordingen te zijn heb ik me hals over kop gegooid in de VIIde en VIIIde eeuw. Genoveva is gelukkig in die tijd geboren waar men niets hoort van het moderne zothuis... Genoveva is maar een voorwendsel om een volledig tafereel van de "germanische Kultur" van die tijd te kunnen ophangen. Op 2 januari 1920, in een brief aan Pol De Mont, luidde het: Gij zult wel zien dat het geen kinderspel geweest is — een heerlijk middel was 't me althans om de wereld-zotternij te doen vergeten. Na de oorlog zou de 'Brabantsche edelmaagd' Streuvels dus niet loslaten. In november 1919 trok hij rond in de streek van Oostenrijk waar de Genoveva-legende was ontstaan; tevens ontmoette hij er de grote Genovevadeskundige Pfarrer Rausch. De brieven aan De Bom en De Mont zijn geciteerd in Hedwig Speliers, Dag Streuvels, p. 429, p. 446-447
[3]
Niet het volksboekje, maar het grote werk. In januari 1920 begon Streuvels aan het tweede deel van zijn Genoveva van Brabant en werkte ononderbroken tot mei. H. Speliers, Dag Streuvels, p. 445
[5]
Streuvels verwijst naar de EGM-nummers uit de periode van de Eerste Wereldoorlog die voor hem bewaard werden tot na de oorlog. Cf. Robbers' brief aan Streuvels van 18 februari 1920.
[6]
Van het januarinummer 1921 af gebruikte men voor Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift ander papier (dikker en mat in plaats van glanzend); de letters werden groter en de indeling in twee kolommen verdween (de regels lopen nu over de gehele breedte van de bladzijden).
[7]
Gepubliceerd als 'Prutske en de geitjes', in: Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift, 32 (1922), 64, p. 173-188 (september). Dit is een hoofdstuk uit Prutske. ('De twee geitjes').
De 4-jarige baby in kwestie is Streuvels' dochter Dina Lateur, geboren op 24 februari 1916.
Getuigenissen van Streuvels:
- 1916: Den 24sten februari 1916 is ons tweede dochtertje geboren, waarvan de bijzonderheden vermeld staan in het boek dat Prutske heet. Ingoyghem II, p. 11
- 1920: Gewerkt aan het eerste ontwerp van Prutske idem, p. 26
- 1921: Gewerkt aan Prutske idem, p. 26
- 1922: Het schone najaar van september heb ik doorgebracht te Sluys — de streek afgelopen bij dage en 's avonds geschreven aan Prutske, dat er zijn voltooiing heeft gekregen. idem, p. 28
[8]
Herman Robbers, Een mannenleven. Deel I: Sint Elmsvuur. Amsterdam, Elsevier, 1919. Dit is het eerste deel van een trilogie. Het leven van een kunstenaar.
[9]
Deze brief vonden we niet terug in de geraadpleegde archieven.