AMSTERDAM, 3/7 1909.
19 WANNINGSTRAAT
Waarde Streuvels,
Bedankt voor je brief.
[1] Dat oude
n[umme]r van
Elseviers zond ik je eigenlyk
niet om dat stukje over
Dorpsgeheimen, maar omdat myn bewondering voor
Rodenbach er uit spreekt, hoop ik!
[2] Over uw eigen werk heb ik al zoo vaak geschreven;
[3] stuurde
Veen je dat nooit?
[4] 't Was zyn plicht toch, dunkt me!
Ge zult
Elseviers ontvangen van het Januari
n[umme]r 1909 af;
[5] je opvatting van de "conditie" is ook de onze,
[6] en de redactie spitst zich al op je bydragen!
[2]
En van onze vriend de schilder met zijn dikke buik en zyn zwakke oogen
[7] (laat hy toch maar oppassen met zijn korenbloemen op witten wyn!). Het spreekt vanzelf dat de reproductie-kosten voor onze rekening zijn.
[8] Maar is dát wat ge bedoelt, of zou hy bovendien nog graag honorarium hebben, voor reproductie-recht? Dat zyn we nu eigenlyk niet gewoon in zulke gevallen. De meeste schilders vinden het aangenaam hun werk in
Elsevier gereproduceerd te krijgen; als iemand óver een schilder schryft wordt er nooit iets voor dat recht van reproductie betaald! En hier hebben wy toch wel haast hetzelfde geval.
Schryf my even hoe je daarover denkt, wil-je? Ik ben natuurlyk graag bereid er een balletje van op te gooien by de uitgevers.
Maar hoe krygen wy het werk gereproduceerd? My dunkt, de
3 of
4 (meer zyn het er immers niet?) schilderijen
[9] moesten maar
niet de grens over, maar ergens in jelie buurt gekiekt worden, door een bekwamen fotograaf, die toch ook niet al te duur is. Wy betalen hier maar
f[lorijn] 2.- of
f[lorijn] 3.- voor zoo'n opname. 't Mag wel wat méér zijn. Zou er
b[ijvoorbeeld] iemand uit Kortrijk of — desnoods — uit Brussel, voor naar Ingoyghem kunnen komen?
[10] Of kunnen de stukken daar heen? (Transport op onze kosten!)
[3]En dan zyn er zeker nog schetsen, teekeningen? Die konden wel naar hier gezonden, vindt-ge niet?
Denk er eens over en bespreek de zaak met Sadeleer, dan hoor ik het wel. Wy zullen in elk geval zorgen dat de zaak hem geen cent kost. Maar wil hy er buitendien iets aan verdienen, zeg mij dan wat gij ongeveer billyk vinden zoudt. —
Zyt ge 't eens met myn gekout
[11] over
Haspels?
[12] —
Onze hartelykste groeten, ook aan
Mane en vrouw — áls zij er zijn!
[13]
(handtekening Herman Robbers)
Annotations
[2]
Zijn artikel 'De Vlamingen' in
Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift (15 (1905), 29, p. 354-360, p. 426-432) begon Herman Robbers als volgt:
Wij kunnen ons waarlijk niet genoeg verheugen over de aanzienlijke versterking, die onze litteratuur sinds 1890,- want ook Gezelle, Verriest en Rodenbach waren hier niet vroeger bekend -, in steeds breeder stroom uit het zuiden van Groot-Nederland, uit Vlaanderen, toegroeien komt.
[3]
Robbers schreef meerdere keren over Streuvels' werk. De toon van die besprekingen was steeds positief, in zoverre zelfs dat het niet overdreven is te stellen dat een stuk van Streuvels' succes in Nederland wellicht aan Robbers te danken is. Zoals elders in zijn kritieken ging Robbers ook hier zeer scrupuleus te werk, met veel oog voor pakkende details en voor de stilistische kant van de werken. Enkele artikels van Robbers over Streuvels waren:
- - EGM, 15 (1905), 29, p. 354-360, p. 426-432 over 'De Vlamingen', inclusief Streuvels' Dorpsgeheimen.
- - EGM, 16 (1906), 31, p. 285-287 over Stille avonden.
- - EGM, 16 (1906), 32, p. 352 over de Streuvels-bloemlezing door J. Aleida Nijland.
- - EGM, 17 (1907), 34, p. 209-213 over Het uitzicht der dingen en Reinaert de Vos.
- - EGM, 18 (1908), 35, p. 208-216: 'Over Stijn Streuvels', met besprekingen van De vlaschaard en de Streuvels-biografie Stijn Streuvels. Zijn leven en zijn werk door André De Ridder.
- - EGM, 20 (1910), 39, p. 354-358 over Najaar.
- - EGM, 22 (1912), 43, p. 100-102 over Het kerstekind.
- - EGM, 24 (1914), 48, p. 149-151 over De landsche woning in Vlaanderen.
- - EGM, 24 (1914), 48, p. 475-479 over Dorpslucht.
- - EGM, 25 (1915), 49, p. 403-407 over In Oorlogstijd.
- - EGM, 31 (1921), 61, p. 131-133 over Genoveva van Brabant.
[6]
Voor Streuvels' opvatting van 'trouwe medewerking': cf. Streuvels' brief aan Robbers van
1 juli 1909.
[7]
Valerius De Saedeleer
[8]
In
Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift (20 (1910), 39, p. 15-26 (januari)) zou
Onze streek, een uitvoerig artikel van Streuvels over Valerius De Saedeleer verschijnen. Bij het artikel
Onze streek werden 7 gereproduceerde schilderijen van Valerius De Saedeleer opgenomen met volgende ondertitels (telkens gevolgd door:
naar een schilderij van Valerius De Saedeleer):
- - Eene smidse in den winter
- - Uit het lustoord der Vlaanderen: (Scheldedal). Einde van een schoonen zonnedag.
- - Winter met sneeuw
- - Lente-avond
- - Naderende storm
- - Uit het lustoord der Vlaanderen: (Scheldedal). Einde van een grijzen zomerdag.
- - Uit het lustoord der Vlaanderen: (Scheldedal). Einde van een grijzen winterdag.
Cf. Streuvels' vraag in zijn brief aan Robbers van
1 juli 1909.
[9]
Het zouden er uiteindelijk
zeven worden.
[12]
In
Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift (19 (1909), 38, p. 65-70) besprak Robbers de verhalenbundel
Onder den Brandaris van G.F. Haspels. Hij nam daarin stelling tegen een zekere Scharten, die in
De Gids het werk de hemel in had geprezen. Robbers deed in zijn recensie
(v)ooraf een bekentenis. Dit is de eerste maal dat ik een boek van den heer Haspels heb gelezen. Moet ik mij daarover schamen? Ben ik niet op de hoogte van de moderne nederlandsche litteratuur? Is het beste mij onbekend gebleven? Men zou het meenen, als men Scharten's geestdriftige aankondiging, in den Gids van Maart, gelezen en... geloofd heeft. Robbers was echter niet zo goedgelovig:
Als Scharten gelijk heeft en Haspels zijn tijd vooruit is — nu dan zou daardoor bewezen zijn, dat de litteratuurgeschiedenis een kringloop maakt en wij over een jaar of wat vrijwel precies terugkrijgen, wat we veertig jaar geleden al ruimschoots hebben genoten. Hij gaf toe:
(d)e novelle "Onder de Brandaris" bevat mooie bladzijden', maar daarnaast vond hij toch vooral veel 'foutjes' en 'slappigheden. Robbers dreef de spot met enkele gewrongen vergelijkingen, genre
het dorpje wrijft zich de vuisten in de oogen.
[13]
Streuvels had in zijn brief aan Robbers van
1 juli 1909 aangekondigd dat Emmanuel De Bom en zijn vrouw Nora de
volgenden zondag op bezoek zouden komen.