[2]
Het document, dat zich bij de brief bevindt, bevat 3 uittreksels uit het contract met resp. Langen-Müller (art. 8), Otto Quitzow en Rieder uit Parijs.
[4]
Streuvels had op 29 september 1934 een langlopende overeenkomst afgesloten met Gerhart Pohl als literair-agent. Tijdens zijn bezoek aan het Lijsternest op 8 april 1935 had Spemann de overeenkomst met Pohl mogen inzien. Voor het contract van
Prütske waren weer eens drie handtekeningen nodig geweest: die van Streuvels, die van Spemann en ook nog die van Pohl.
Ik ben van Uw meening, schreef Streuvels aan Nimtz,
dat Dr. Spemann (en de uitgeverij Engelhorn) een heel ander slag menschen zijn, waarmede men gerust en in vertrouwen kan handelen. En het is feitelijk een fataal toeval dat wij Dr. Sp niet eenige weken eerder ontdekt hebben, om alzoo de tusschenpersoon Pohl uit te schakelen,- die feitelijk verder - nu de zaken bij Engl zoo staan - wij hadden kunnen missen, en hetgeen hem nu als 1/3 uitbetaald wordt, aan ons beiden ware ten goede gekomen. Maar... het is nu zoo. H. Speliers, Als een oude Germaanse eik, p. 226, p. 265; brief van Streuvels aan Nimtz, d.d. 13.02.1935, Letterenhuis, S 935/B2
[5]
Al in januari was het tot een ernstig conflict gekomen tussen vertaalster Hermine Schmülling en literair-agent Gerhart Pohl. Op 12 januari 1935 schreef Schmülling aan Streuvels dat de onderhandelingen met Gerhart Pohl m.b.t. de vertaling
Prütske toch niet zo heel eenvoudig waren.
Ja, schreef ze,
er ist ein "zakenman". Eerst had Schmülling, nadat Langen-Müller niet langer geïnteresseerd was in de uitgave van
Prütske Pohl als lucht beschouwd en zij was zelf koppig op zoek gegaan naar een uitgever. In haar brief aan Streuvels van 20 januari 1935 kwam Pohl opnieuw ter sprake. Hij deed alles
met verborgen kaarten en gedroeg zich dictatoriaal, hij loog, hij bewandelde kromme wegen en onderhandelde met alle partijen afzonderlijk, om op die manier ongestoord zijn dertig procent in de uitgave van
Prütske op te kunnen strijken en zich als
Bevollmächtigten und Beschützer te kunnen manifesteren.
Dit alles deed Schmülling herinneren aan Joodse praktijken. Eind januari bereikte Schmüllings Pohlcomplex een hoogtepunt. Pohl, een leugenachtige bedrieger en eerbiedloze schurk genoemd, had Schmülling, o wonder boven wonder, definitief tot het nationaal-socialisme doen bekeren. In Schmüllings ogen speelde Pohl de rol van de Joden, van de onderhandelaar zonder scrupules, die de rijke bloeiende levensboom van het Duitse volk leegzoog. Haar laatste brief aan Pohl had ze dan ook met Heil Hitler ondertekend. Brieven van 12.01, 20.01 en 30.01.1935, Letterenhuis, S 396/B; H. Speliers, Als een oude Germaanse eik, p. 244