[4]
Deze plannen resulteerden in
Onze streek, een uitvoerig artikel van Streuvels over Valerius De Saedeleer.
Bij het artikel Onze streek werden 7 gereproduceerde schilderijen van Valerius De Saedeleer opgenomen met volgende ondertitels (telkens gevolgd door: naar een schilderij van Valerius De Saedeleer):
- - Eene smidse in den winter
- - Uit het lustoord der Vlaanderen: (Scheldedal). Einde van een schoonen zonnedag.
- - Winter met sneeuw
- - Lente-avond
- - Naderende storm
- - Uit het lustoord der Vlaanderen: (Scheldedal). Einde van een grijzen zomerdag.
- - Uit het lustoord der Vlaanderen: (Scheldedal). Einde van een grijzen winterdag.
Daarnaast zijn er ook twee foto's afgedrukt: Valerius De Saedeleer in zijn atelier en 'Huis-ten-Berge', de woonst van de schilder.
[8]
André De Ridder had in 1907 een Streuvels-biografie,
Stijn Streuvels. Zijn leven en zijn werk uitgebracht (Amsterdam, L.J. Veen). Ze bevat tal van fouten (o.a. Streuvels' geboortedatum) en wordt in de contemporaine kritiek dan ook grotendeels weggelachen.
Waar De Ridder het had over Dorpsgeheimen schreef hij o.m: Dit werk — gekenschetst, lijk nog nooit een jongere bundel, door zijne gulle gemoedelijkheid en peizelijke berusting, zijne tevreden-gelatene levensphilosofie, soms op genegen-humoristischen toon —, heel uitzonderlijk en eenig in Streuvels' voortbrengst, zou men wel kunnen omschrijven: een romantisch boek, een product van zuivere fantazij, door een realist uitgewrocht. Hier wordt de realistische techniek toegepast op romantische voorvallen en geleid in eene wereld van verbeelding en mystische geheimzinnigheid. [...] Streuvels krijgt meer techniek, meer methode, meer kompositie. In Dorpsgeheimen heeft hij beteugeld het onstuimige, het wilde van zijne vizie en het zwierende, holderbolderende van zijn stijl, om te wijden zijne scheppingsmacht aan dat uitdiepen van den achtergrond, dat logische, meer-gedetailleerde opzetten van zijne menschen, dat vestigen van zijn werk op een vasten steun, op een leidend gedacht — waardoor het krijgt eene meer algemeen-menschelijke weerde, of, indien ge een anderen benaming verkiest, eene klassiekere weerde, of nog: eene europeesche weerde. p. 158-162
Dorpsgeheimen werd door De Ridder nergens bekritiseerd, maar door de klemtonen die hij legde, getuigde hij wel impliciet van een bepaalde poëtica, die zich met name richt tegen Streuvels' vroegere werk, dat volgens De Ridder gekenmerkt wordt door een streng-objectie[f], verdoovend naturalisme p. 57. En dàt wilde De Ridder met zijn bespreking van Dorpsgeheimen koste wat het kost bewijzen.
Robbers over het Streuvelsboek van De Ridder: (H)et wil mij schijnen dat de heer André De Ridder zich met zijn woorden "litteraire dilettant" vrijwel gekenschetst heeft en dat zijn kritisch vermogen nog eenige jaren van gestadige ontwikkeling behoeft voor het de moeite van het kennisnemen volkomen waard zal zijn. [...] (Zou het toch eigenlijk wel mogelijk zijn dat Streuvels dit boek gelezen heeft voor het werd uitgegeven, zou hij dan zijn ridder niet nadrukkelijk verboden hebben zulke narigheid te doen drukken?) [...] (H)et is toch eigenlijk wel een beetje jammer dat dit boek bestaat. EGM, 18 (1908), 35, p. 208-216