<Resultaat 11 van 2531

>

FRANK·LATEUR
Weerde,
Terwijl het aldoor maar regent zit ik prettig prentjes te kijken 't geen wel de beste menschelijke bezigheid is. Dat wil zeggen: Elsev[ier] heb ik in goeden staat ontvangen en beleef er plezier aan.[1] Neen, van Veen ontv[ing] ik heel zelden of nooit een bespreking over mijn werk[2] — ik moet daar bij toeval op komen! Dat heeft ook zijne aardigheid. Met mijn art[ikel] in Rodenbach's blad[3] wilde ik niemand onrecht aandoen — alleen: het stuk was geschreven voor Vlaandersche Vlamingen die wat te veel dwepen met R[odenbach] als dichter en hem te weinig waardeeren als werker en wekker van Vl[aanderen]! Dàt moest eens gezegd en daartoe gebruikte ik de gelegenheid Uyldert-Van Offel![4] Naderhand eerst zag ik mijn ongelijk in en dàt wordt goedgemaakt in het eerstv[olgende] n[umme]r dat ik U sturen zal.[5]
Zoogauw de regen ophoudt ga ik n[aa]r Tieghem onzen schildersbaas gaan spreken[6] — alles komt wel in orde: ik heb een Brusselschen photo[graaf] in 't oog die zijn werk goed zal doen — en ik zal maken klaar te zijn met de copie tegen dat de platen gereed komen.
Vader Haspels zal wel raar opgekeken hebben![7] 't Doet me geen plezier voor hem maar wel voor Scharten! Mane & vrouw zijn hier nu aangekondigd v[oo]r maandag!![8]
Genegen groeten ook aan de vrouw voor ons 4![9]
Uw (handtekening Stijn Streuvels)

Annotations

[1] Cf. Robbers' brief aan Streuvels van 3 juli 1909, waarin Robbers aankondigde dat Streuvels Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift zou ontvangen van het Januarinummer 1909 af.
[2] Cf. Robbers' vraag in zijn brief aan Streuvels van 3 juli 1909.
[3] Op 21, 22 en 23 augustus 1909 vierde men te Roeselare het halfeeuwfeest van de geboorte van Albrecht Rodenbach. Ter gelegenheid daarvan werd er een veertiendaags Rodenbachsblad uitgebracht, dat verscheen van 4 april tot 15 augustus 1909 (12 nummers; de laatste 3 nummers verschenen wekelijks) en dat in opdracht van het Rodenbachcomité gedrukt werd door Jules De Meester, de bekende drukker-uitgever van Gezelle en Rodenbach.
[4] Streuvels had in het nummer van 27 juni (nr. 7) van Rodenbachsblad een artikel geschreven onder de titel 'Rodenbach in Holland': De Hollanders snappen onzen Rodenbach niet! werd hier meer dan eens onder vrienden vermond [...] Maar menigen onder ons zou nog grooter oogen opzetten moesten zij vernemen hoe Rodenbach daar in 't Noorden overtijd toegetakeld werd! Streuvels doelt hier op een artikel van de Nederlander Maurits Uyldert in De Beweging, die ergens had gehoord dat Rodenbach werd vergeleken met Jacques Perk en die dat ongehoord vond. Hij deed dan ook zijn uiterste best om Rodenbach van zijn voetstuk te stoten en deed zijn verzen af als onrijp jeugdwerk. Streuvels zocht een verklaring: Hoe te verklaren nu den wanklank in het hooggestemd orkest van algemeenen lof en bewondering? Eenvoudig hieruit, meen ik: omdat de zaak uit een verschillig standpunt beschouwd wordt. [...] De ééne beoordeelaar mag niet enkel de verzen bekijken om den dichter te veroordeelen en de andere mag niet enkel van verzen spreken als hij alleen den dichter bekeken heeft. Zóó is, meen ik, het misverstand te verklaren.' De Hollanders, zegt Streuvels, hebben geen ontvoogdingsstrijd gekend, zoals wij hier in het Zuiden, en begrijpen Rodenbach niet. Ze concentreren zich enkel op de esthetische kant van de zaak. Verder vroeg hij zich af 'of we Rodenbach niet te zeer als onze Dichter beschouwd hadden en onze buren hem ontdekken moesten eer hij gereed gemaakt was voor de... exportatie?? omdat wij te zeer gewend waren hem in één adem als Dichter én levenwekker uit te roepen en 't eene zonder 't ander nooit beschouwd hebben? Streuvels stelde dat men Rodenbach moest stellen in zijn tijd en omgeving met de lucht waarin hij geleefd en gewerkt heeft [en dat men] het geleverde werk [moet] weten te onderscheiden van de belofte die erin vervat was. [...] [O]m zijn werk voor 't aanschijn van heel Nederland te brengen moest er meer op gelet: dat men bij onbekenden maar met alle bescheidenheid... over wonderkinderen spreken mag en dat alle genialiteit die in een schone belofte vergaan is, voor vreemden van weinig tel is. Hij citeerde ook een wederwoord van (de Vlaming) Edmond Van Offel in Groot Nederland: Die figuur van R[odenbach] echter is van deze welke men in haar geheel dient te kennen om haar waarlijk te kunnen liefhebben.
[5] Stijn Streuvels, 'Verantwoording' in Rodenbachsblad, 1 (1909), 8 (11 juli). In dit nummer nuanceerde Streuvels zijn standpunt: Tot mijn ongelijk moet ik bekennen dat ook mijn opstel: "Rodenbach in Holland" aanleiding geven kan tot [...] misverstand en om te vermijden dus dat er door mijne schuld verwarring ontsta en de feeststemming gestoord worde, meen ik goed te doen met een woord uitleg mijn vooruitgezette meening wat nader toe te lichten en alzoo alle nuttelooze staartjes af te snijden. Eerst en vooral: mijn opstel werd geschreven voor de Vlamingen van Vlaanderen, niet voor Hollanders. [...] In één woord: ik wilde beweren dat we ons niet moeten bekommeren om 't geen men ginder hoog over de verzen van onzen "Berten" zegde of hoe men erover dacht. 't Gevoel en de verschijning van Rodenbach is alleen en bijzonderlijk van beteekenis voor Vlaanderen en voor de Vlamingen. [...] Bij nader inzicht echter schijnt me de titel "R[odenbach] in Holland" voor mijn opstel wat te breed en te algemeen... Streuvels schreef verder dat Uyldert nagenoeg alleen staat met zijn mening, ook in Nederland, en hij geeft een opsomming van positieve besprekingen van Rodenbachs werk (o.m. door Herman Robbers). Hij besloot: Maar ik herhaal het: méér dan den Dichter hebben wij Vlamingen, den Held en den Werker te vieren! Wat heeft er voor ons de grootste beteekenis?! Mettertijd moet Rodenbach worden: het Symbool van Vlaanderens ontwaking!
[6] Valerius De Saedeleer: cf. brief van Robbers aan Streuvels van 3 juli 1909.
[7] Streuvels reageert hier op Robbers' vraag in zijn brief aan Streuvels van 3 juli 1909. In Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift (19 (1909), 38, p. 65-70) besprak Robbers de verhalenbundel Onder den Brandaris van G.F. Haspels. Hij nam daarin stelling tegen een zekere Scharten, die in De Gids het werk de hemel in had geprezen. Robbers deed in zijn recensie (v)ooraf een bekentenis. Dit is de eerste maal dat ik een boek van den heer Haspels heb gelezen. Moet ik mij daarover schamen? Ben ik niet op de hoogte van de moderne nederlandsche litteratuur? Is het beste mij onbekend gebleven? Men zou het meenen, als men Scharten's geestdriftige aankondiging, in den Gids van Maart, gelezen en... geloofd heeft. Robbers was echter niet zo goedgelovig: Als Scharten gelijk heeft en Haspels zijn tijd vooruit is — nu dan zou daardoor bewezen zijn, dat de litteratuurgeschiedenis een kringloop maakt en wij over een jaar of wat vrijwel precies terugkrijgen, wat we veertig jaar geleden al ruimschoots hebben genoten. Hij gaf toe: (d)e novelle "Onder de Brandaris" bevat mooie bladzijden, maar daarnaast vond hij toch vooral veel foutjes en slappigheden. Robbers dreef de spot met enkele gewrongen vergelijkingen, genre het dorpje wrijft zich de vuisten in de oogen.
[8] Cf. Robbers' brief aan Streuvels van 3 juli 1909.
[9] Stijn Streuvels, zijn vrouw Alida Staelens en de 2 kinderen Paula en Paul Lateur.

Register

Naam - persoon

De Bom, Emmanuel (° Antwerpen, 1868-11-09 - ✝ Kalmthout, 1953-04-14)

Letterkundige, bibliothecaris, journalist.

Was hoofdbibliothecaris van de Antwerpse stadsbibliotheek (1911-1919; 1926-1933), die hij reorganiseerde. Hij was ook bedrijvig in de journalistiek, vanaf 1904 als correspondent van de Nieuwe Rotterdamsche Courant en als redacteur (1920-1926) van de Volksgazet. Hij was medeoprichter van Van Nu en Straks, Vlaanderen en het Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen. Als een van de eersten in Vlaanderen vroeg hij aandacht voor het toneel van Ibsen en voor de opvattingen van William Morris betreffende boekverzorging. Zijn kleine roman Wrakken (1898), een document van de fin-de-siècle en neerslag van een persoonlijke crisis, is een van de eerste Vlaamse psychologische stadsromans. Daarna schreef hij nog gemoedelijke en stemmingsvolle schetsen en verhalen en talrijke vlotte kronieken. Met Streuvels was hij intiem bevriend en voerde hij een uitgebreide briefwisseling.

Haspels, George F. (° Nijmegen, 1864-04-07 - ✝ Arnhem, 1916-12-16)

Nederlandse schrijver en predikant.

Rodenbach, Albrecht (° Roeselare, 1856-10-27 - ✝ Roeselare, 1880-06-23)

Dichter, toneelschrijver, acteur, redenaar en tekenaar.

Albrecht Rodenbach stichtte in Leuven, samen met o.a. Pol De Mont en A. Joos, de Algemene Studentenbond, met als orgaan Het Pennoen. Zijn krachtige strijdliederen oefenden een grote invloed uit op de Vlaamse Beweging. Zijn bekendste werk is Gudrun, een nationaal drama van liefde en trouw.

Rodenbach, Albrecht (° 1856 - ✝ 1880)

Katholieke schrijver uit Roeselare, die onder meer met zijn drama en poëzie de Vlaamse zaak verdedigde. Samen met zijn Hugo Verriest, zijn leraar aan het Klein Seminarie van Roeselare, werd hij het boegbeeld van de 'Blauwvoeterie', een heroïsche, romantisch-nationale jongerenbeweging.

Scharten, Carel (° Middelburg, 1878-03-14 - ✝ Florence, 1950-10-30)

Nederlands auteur.

Scharten studeerde notariaat en registratie, maar wijdde zich al spoedig aan de letteren. Zijn jeugdpoëzie, onder invloed van de Tachtigers geschreven, verzamelde hij in de bundel Voorhal (1901). Vanaf 1903 was hij als criticus verbonden aan De Gids. Hij polemiseerde met Marcellus Emants over pathologie in de literatuur. In 1902 huwde hij Margo Antink, met wie hij een groot aantal succesvolle romans schreef, die trekken vertonen van naturalisme en neo-romantiek. Scharten was de denker van het schrijversechtpaar, zijn echtgenote droeg zorg voor achtergronden en typeringen. Werken als Het leven van Francesco Campana (3delen, 1923-1925) kenden vele herdrukken. De meeste van hun romans spelen in Italië, waar de Schartens sinds 1924 woonden. Dat zij met het regime van Mussolini sympathiseerden en daar in hun werk blijk van gaven, heeft hun populariteit ernstig geschaad.

Scharten, Carel (° 1878 - ✝ 1950)

Nederlandse dichter, criticus en romancier. Sinds 1902 werkte hij mee aan De Gids. Samen met zijn vrouw Margo Antink verbleef hij tussen 1901 en 1905 in Parijs. In die periode werkten ze beiden als correspondent voor Het Handelsblad.

Uyldert, Maurits (° Amsterdam, 1881-02-16 - ✝ Amsterdam, 1966-09-29)

Maurits Uyldert was van 1923 tot 1941 kunstredacteur van het Algemeen Handelsblad en maakte deel uit van de kring om Albert Verwey, waaruit in 1905 De Beweging voortkwam. Naast literaire beschouwingen in De Beweging publiceerde hij enkele bundels lyriek.

Van Offel, Edmond Marie Gabriel (° Antwerpen, 1871-04-14 - ✝ 's Gravenwezel, 1959-09-05)

Vlaams schilder, tekenaar, graficus en dichter.

Tekenleraar aan de Nijverheidsschool te Antwerpen en medewerker aan Van Nu en Straks, Vlaanderen en De XXste Eeuw. Hij schreef gedichten, verhalen, toneel, essays, kinderboeken en een geromantiseerde biografie van Adriaen Brouwer.

Veen, Lodewijk Jacobus (° 1863-01-07 - ✝ 1919-09-20)

Nederlandse uitgever.