< | Resultaat 13 van 2531 | > |
---|
De Bom, Emmanuel (° Antwerpen, 1868-11-09 - ✝ Kalmthout, 1953-04-14)
Letterkundige, bibliothecaris, journalist.
Was hoofdbibliothecaris van de Antwerpse stadsbibliotheek (1911-1919; 1926-1933), die hij reorganiseerde. Hij was ook bedrijvig in de journalistiek, vanaf 1904 als correspondent van de Nieuwe Rotterdamsche Courant en als redacteur (1920-1926) van de Volksgazet. Hij was medeoprichter van Van Nu en Straks, Vlaanderen en het Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen. Als een van de eersten in Vlaanderen vroeg hij aandacht voor het toneel van Ibsen en voor de opvattingen van William Morris betreffende boekverzorging. Zijn kleine roman Wrakken (1898), een document van de fin-de-siècle en neerslag van een persoonlijke crisis, is een van de eerste Vlaamse psychologische stadsromans. Daarna schreef hij nog gemoedelijke en stemmingsvolle schetsen en verhalen en talrijke vlotte kronieken. Met Streuvels was hij intiem bevriend en voerde hij een uitgebreide briefwisseling.
Royaards, Willem (° Amsterdam, 1867-01-21 - ✝ Menton [Frankrijk], 1929-01-24)
Nederlands toneelspeler, regisseur en toneelleider.
Van 1908 tot 1920 was hij leider van een eigen gezelschap, de N.V. Het Tooneel, van 1920 tot 1924 directeur van de KHVNT. Royaards was vooral gekend voor zijn spectaculair gemonteerde producties van de klassieken, zijn typisch Nederlandse realistische regiestijl en zijn verering voor het woord. Hij geldt nog steeds als een van de grote vernieuwers van het Nederlands toneel. Tot zijn beroemdste rollen behoorden de hoofdrollen in Shakespeares Hamlet en De koopman van Venetië, in Elckerlijc, in Vondels Gijsbrecht, Adamin ballingschap en Lucifer, in Büchners Dantons dood en in Mercadet van De Balzac.
Vermeersch, Gustaaf (° Veurne, 1877-05-20 - ✝ Aalst, 1924-12-10)
Volgde enkel de lagere school en werd in 1889 telegramdrager in Deurne. In 1897 werkte Vermeersch zich door zelfstudie op tot treinwachter en werd in 1905 tot hoofdtreinwachter benoemd en overgeplaatst naar Monceau-sur-Sambre op de lijn Charleroi- Aarlen.Vermeersch' flamingantisme bleek al vóór 1900, toen hij meestal anoniem opgenomen hekelbriefjes schreef naar De Vlaamsche Gazet van Brussel, waarin hij protesteerde tegen de verfransing van de stations en het spoorwegpersoneel. Het lezen van De Oogst van Stijn Streuvels zette hem ertoe aan zelf te gaan schrijven en hij publiceerde tussen 1903 en 1910 drie novelles, drie romans, en verschillende kortverhalen. Nadat Vermeersch was overgeplaatst naar Monceau-sur-Sambre richtte hij in De Vlaamsche Gazet een oproep tot de Vlamingen die in de kolenbekken werkten, om hen in een neutrale bond te verenigen. Zo stichtte hij de Vlaamse Bond De Eendracht, waarvan ook in de gemeenten rond Charleroi diverse afdelingen werden opgericht. Hij legde contact met Hippoliet Meert, met wiens hulp hij De Eendracht inrichtte als de afdeling Charleroi van het Algemeen-Nederlands Verbond, en in het kader hiervan ook een ziekenhuis en volksbibliotheek installeerde. Het stichten van volksscholen kwam wegens technische moeilijkheden niet van de grond. Met deze initiatieven trachtte Vermeersch het Vlaamse taal- en 'stambewustzijn' van de in Wallonië verblijvende Vlamingen in stand te houden. Hij sprak hierover op het 29ste Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres te Brussel (1906). In Ingelmunster (vanaf 1907) trachtte Vermeersch de Vlaamse spoorwegbeambten te organiseren in een vereniging die de Vlaamse tegenhanger moest worden van de Association amicale et mutuelle des Chefs-garde et Gardes. Hij vond hiervoor een spreekbuis in het Nieuwe Ambtenaarsblad van uitgever J. Schoepen, waarin hij vaak onder de pseudoniemen van Treinoverste, Nemo, Bavo en Burchard Knap schreef. Hij publiceerde ook het vlugschrift Het treinpersoneel en de Vlaamsche taal en richtte in 1909 te Brussel de Verbroedering der Vlaamsche Hoofdwachters en Treinwachters op. In 1910 opende hij in Antwerpen het eerste Kongres van Vlaamsche Staatsbedienden. Hij kwam regelmatig in conflict met zijn oversten, ook al omdat hij onder diverse pseudoniemen (als bijvoorbeeld Karloman) polemiserende artikelen liet verschijnen in het Nieuwe Ambtenaarsblad en De Beambte. Begin 1913 werd Vermeersch als hulpbibliothecaris overgeplaatst naar de bibliotheek van het ministerie van spoorwegen te Brussel. Een jaar later was hij verbonden aan de Vertaaldienst van het Algemeen Secretariaat van minister Joris Helleputte. Tijdens de bezetting koos Vermeersch voor het activisme. Hij zetelde in het bestuur van Jong-Vlaanderen. Vanaf september 1915 was hij medewerker van De Vlaamsche Post, waarin hij de Groot-Nederlandse gedachte verdedigde en pleitte voor het aanhalen van de vriendschapsbanden tussen Vlamingen en Neder-Duitsers. Dit standpunt verdedigde hij ook in zijn brochure Een Oproep tot de Vlamingen uit 1916. Datzelfde jaar ondertekende hij het Manifest van de Hoogeschoolbond voor de vernederlandsing van de universiteit te Gent (von Bissing Universiteit). Hij werd bureauchef bij de Vlaamse afdeling van het ministerie van wetenschappen en kunsten en was als afgevaardigde voor de Gouwraad van Brabant aanwezig op de algemene vergadering van 20 januari 1918 te Brussel waarop de Raad van Vlaanderen de Vlaamse zelfstandigheid uitriep. Hij werkte korte tijd ook mee aan het activistische blad De Stroom (juli-oktober 1918). Na de bevrijding vluchtte Vermeersch naar Nederland, maar in februari 1919 gaf hij zichzelf in Brussel aan. Na 3 maanden voorarrest werd hij uit zijn ambt ontzet en weer vrijgelaten.