"DE SIKKEL", Karel Oomsstraat, 51
ANTWERPEN, 12 November 1924
Waarde Heer Stijn Streuvels,
Ik heb met innig genot uw Herinneringen" gelezen., en leg u het volgende voorstel voor:
In mijn reeks "
Steden en Landschappen"
[1] die u misschien niet onbekend is moet eerlang "
Veurne en Veurne-ambacht" verschijnen.
[2] Zou u uw
tekst over Veurne-ambacht[3] daarvoor willen afstaan, geheel of gedeeltelik? Honorarium 20
[frank] per bladzijde als "
De Kempen". De tekst zou op de gewone wijze door wetenschappelike bijdragen worden aangevuld. Wanneer het boek verschijnen zou kan ik niet juist bepalen daar zulks van de werkzaamheid van
D[octo]r Stan Leurs afhangt, die de reeks bijeenbrengt. Ik veronderstel dat u ons tevens nuttige aanduidingen zou kunnen & willen geven voor de illustratie.
Misschien sprak de heer
Juliaan Kuypers u reeds over het leesboek voor Normaal- en Middelbaar onderwijs dat hij voorbereidt.
[4] Het zal bij "
De Sikkel" verschijnen en, naar ik verwacht, flink werk verrichten voor het verspreiden van onze letterkunde. De heer
Kuypers is voornemens de volgende stukjes uit uw werk daar in te plaatsen: enkele regels uit "
Een ongeluk" (om het verschil te laten zien tussen literatuur en... een dagbladbericht),
[5] een paar bladzijden uit
De Wind,
[6] uit
Prutske, uit
De Oogst[7]. Het wordt niet een gewone bloemlezing maar een inleiding in het wezen van de literatuur. Wij zullen niet nalaten u een presentexemplaar van het boek te zenden.
Met beste groeten, Hoogachtend,
(handtekening Eugène De Bock)
Annotations
[1]
Steden en Landschappen. Onder leiding van Stan Leurs. In samenwerking met de 'Vlaamschen Toeristenbond' uitgegeven. Antwerpen, De Sikkel; Santpoort, C.A. Mees.
- Deel I: A. Erens, De Kempen. Met medewerking van Kan. Erens, J. Grietens, J. Leenen, J. Mosmans, A. Van Olmen en F. Prims, 1922
- Deel II: Stan Leurs, Mechelen. Met medewerking van Prosper Verheyden, 1923;
- Deel III: K. Bollengier, De haven van Antwerpen. Met medewerking van Leo Van Riel, 1923.
[2]
'
Veurne en Veurne-Ambacht' is niet verschenen in de reeks
Steden en Landschappen. De volledige reeks bestaat uit 10 delen, achtereenvolgens:
- De Kempen (1922)
- Mechelen (1923)
- De haven van Antwerpen (1923)
- West Brabant (1926)
- De Kust (1927)
- Het gelaat der Vlaamsche steden (1930)
- De Begijnhoven (1931)
- De Demervallei (1935)
- Brugge (1943)
- Gent (1947)
[3]
In de nazomer van 1923 trok Streuvels samen met zijn vriend Viérin naar Veurne. Streuvels schreef hierover in
Ingoyghem II:
Het is ene streek waar men materie kan opdoen om honderd boeken te schrijven. [...] Het zit er vol van wondere typen, autochtone bewoners in de eindeloze vlakten, hoge luchten, afgezonderd van alle betrek met de andere bevolking, [...]. Ingoyghem II, 1914-1940, p. 29 Over zijn bevindingen tijdens dit verblijf in Veurne heeft Streuvels een en ander neergeschreven in '
Veurn-Ambacht' dat iets later werd opgenomen in
Herinneringen uit het verleden (p. 57-95).
H. Speliers, Dag Streuvels, p. 481
[4]
De Bock bedoelt hier: J. Kuypers,
De Gouden Poort. Bloemlezing ten dienste van middelbaar- en normaal onderwijs. Antwerpen, De Sikkel; Santpoort, C.A. Mees, 1925. Deel I: Inleiding tot de litteraire schoonheid; Deel II: Nieuwe Nederlandsche letteren.
[5]
In deel I van
De Gouden Poort lezen we (p. 3):
Een dagblad meldt: [...] Den journalist die dit schreef was het enkel te doen om zijn lezers het nieuws van dit ongeluk mede te deelen; dan is zijn doel bereikt. Lees hierna het verhaal van zulk een val door een taalkunstenaar: Een Ongeluk. [...]. Eveneens in het eerste deel (p. 232) wordt een fragment uit de eerste lezing van 'Een Ongeluk' (uit Lenteleven,
1899) naast hetzelfde fragment uit de verbeterde lezing van de jubileumuitgave (
achtste druk, 1924) geplaatst.
[6]
Met 'De Wind' bedoelt De Bock 'De jonge Zomerwind'. Volgens J. Kuypers
De Gouden Poort. Antwerpen, De Sikkel, 1925, deel I, p. 79-80 komt deze tekst uit
Minnehandel
[7]
In het eerste deel van
De Gouden Poort werd een fragment uit dit boek opgenomen (p. 135-136):
Het is pas na den wapenstilstand en het vreeselijk oorlogsgeweld. De vluchtelingen, waaronder het vierjarig kind van den schrijver, Prutske bijgenaamd, zoeken weer hun haardstede op.
In het tweede deel van De Gouden Poort werd een fragment opgenomen: Rik is met zijn kompaan Wies en met andere mannen uit het dorp naar Frankrijk getrokken om er te oogsten. Het zware werk vordert goed, maar blijkt toch boven zijn krachten: de zomer is zo onmenselijk heet. (p. 122-125; met portret van Stijn Streuvels door Jules Fonteyne op p. 123.)