Den 30.12.1935
Herrn Stijn Streuvels
Ingoyghem
bei Kortrijk
Hochverehrter Herr Streuvels!
Mit herzlichem Dank bestätige ich Ihnen den Eingang von zwei unterzeichneten Zusatzverträgen über "
Knecht Jan" und drei Zusatzverträgen über "
Prütske", sämtliche Verträge ordnungsgemäß von allen Beteiligten unterzeichnet.
[1] Wir senden nun gleichzeitig je eine Ausfertigung beider Verträge an Herrn
Pohl und eine Ausfertigung des Zusatzvertrages über "
Prütske" an Fräulein
Schmülling und bezahlen gleichzeitig die vereinbarte Abfindung an Herrn
Pohl.
[2]
Damit ist nun endlich noch im alten Jahr der Schlußpunkt hinter eine ebenso törichte wie groteske als lästige Angelegenheit
[3] gesetzt, und wir können alle aufatmen. Ihnen danken wir ganz besonders für die rasche Erledigung der Unterschriften.
Den Abschiedsbrief des Herrn
Pohl an Sie vom 19. Dezember
[4] habe ich mit viel Schmunzeln gelesen. "Das ist der Humor davon", sagt
Shakespeare.
[5] Ich habe den Brief für unsere Sammlung von Raritäten abschreiben lassen und gebe ihn Ihnen anbei mit Dank wieder zurück.
Daß Sie immer noch
R[eichsmark] 275.- von
Nico Rost zu bekommen haben, wußten wir nicht.
[6] Wir sehen nun allerdings keine prak
[2]tische Möglichkeit, dieses Geld einzutreiben, denn Herr
Rost ist doch offenbar ein außerhalb Deutschlands lebender Schwindler. Einfach wäre die Sache, wenn Herr
Rost künftig von uns noch Honorare aus "
Knecht Jan" zu bekommen hätte, aber dies ist ja nicht der Fall. Infolgedessen haben wir keine praktische Möglichkeit, ihm das Geld abzuziehen; dies ist auch der Grund, warum es Herrn
Pohl nicht gelungen ist, bei ihm das Geld für Sie herauszuholen. Aber auch Sie werden mit uns der Meinung sein, daß man nicht etwa Herrn
Ackermann, der ja selbst geschädigt ist, dafür haftbar machen kann. Im Grunde genommen hat die
moralische Haftpflicht Herr
Pohl, der im Jahre 1928
Nico Rost (in einem Brief an mich) als seinen Freund bezeichnet hat. Aber auch Sie werden nicht den Wunsch haben, in dieser Richtung bei Herrn
Pohl Schritte zu unternehmen.
Die Ansichtskarte von Ihnen (lesend am Tisch)
[7] ist ganz reizend, und ich danke Ihnen dafür herzlich. Wir legen sie in unsere Sammlung von
Streuvels-Bildern.
Empfangen Sie nun herzliche Wünsche zum Jahreswechsel
[.] Möge 1936 Ihnen und Ihrem Hause recht viel Glück bringen! Auch mein Teilhaber
[8] läßt sich Ihnen bestens empfehlen.
Ihr verehrungsvoll ergebener
(handtekening Adolf Spemann)
Annotations
[1]
Het 'Zusatzvertrag' voor
Knecht Jan werd op 17 december 1935 door Engelhorn Verlag opgesteld en ondertekend, op 20 december door Gerhart Pohl. Streuvels ondertekende het als allerlaatste op 24 december 1935. Het aanvullend contract ('Zusatsvertrag') voor
Prütske werd op 17 december 1935 door Engelhorn Verlag opgesteld en ondertekend, op 20 december door Gerhart Pohl. Hermine Schmülling zette haar handtekening op 24 december onder het akkoord, Streuvels ondertekende het als allerlaatste op 27 december 1935. (Letterenhuis, S 935/C)
[2]
Volgens artikel 3 van het aanvullend contract voor
Knecht Jan moest Engelhorn Verlag na ondertekening van het contract een éénmalige som van 75 RM aan Pohl betalen ter aflossing van Pohls rechten zoals die vastgelegd waren in het contract van 12/14 februari 1934. Volgens artikel 6 van het aanvullend contract voor
Prütske moest Engelhorn Verlag na ondertekening van het contract een éénmalige som van 150 RM aan Pohl betalen ter aflossing van Pohls rechten zoals die vastgelegd waren in het contract van 24/27 december 1934.
[3]
Streuvels had op 29 september 1934 een langlopende overeenkomst afgesloten met Gerhart Pohl als literair-agent. Tijdens zijn bezoek aan het Lijsternest op 8 april 1935 had Spemann de overeenkomst met Pohl mogen inzien.
Voor het contract van Prütske waren weer eens drie handtekeningen nodig geweest: die van Streuvels, die van Spemann en ook nog die van Pohl. Ik ben van Uw meening, schreef Streuvels aan Nimtz, dat Dr. Spemann (en de uitgeverij Engelhorn) een heel ander slag menschen zijn, waarmede men gerust en in vertrouwen kan handelen. En het is feitelijk een fataal toeval dat wij Dr. Sp niet eenige weken eerder ontdekt hebben, om alzoo de tusschenpersoon Pohl uit te schakelen,- die feitelijk verder - nu de zaken bij Engl zoo staan - wij hadden kunnen missen, en hetgeen hem nu als 1/3 uitbetaald wordt, aan ons beiden ware ten goede gekomen. Maar... het is nu zoo. H. Speliers, Als een oude Germaanse eik, p. 226, p. 265; brief van Streuvels aan Nimtz, d.d. 13.02.1935, Letterenhuis, S 935/B2
Ondertussen had Streuvels met een brief van 30 mei 1935 het akkoord Streuvels-Pohl met directe ingang opgezegd. In deze brief stond: Für "Liebeshandel" soll grundsätzlich der bisherige Zustand noch gültig bleiben, jedoch mit der Maßgabe, daß der Vertrag dafür von Engelhorn entworfen werden soll.
[4]
Deze brief vonden we echter niet terug in de geraadpleegde archieven.
[5]
Dit citaat ontleent Spemann aan de eerste scène uit
The Life of King Henry the Fifth. We vinden deze zin terug in een gesprek tussen korporaal Nym en luitenant Bardolph in een straat in Londen. Nym zegt:
I am no Barbason; you cannot conjure me. I have a humour to knock you indifferently well. If you grow foul with me, Pistol, I will scour you with my rapier, as I may, in fair terms: if you would walk off, I would prick your guts a little, in good terms, as I may: and that's the humour of it.
[6]
Na zijn ontslag bij Universum-Bücherei bood Gerhart Pohl de roman
Knecht Jan aan uitgever Otto Quitzow aan, die het in 1929 uitgaf met Nico Rost en Werner Ackermann als vertalers. De samenwerking tussen Rost en Ackermann was maar van korte duur en beperkte zich tot die ene roman en één fragment uit
Prutske. Rost ging er daarna met de centen vandoor. Tussen beide vertalers kwam het tot een vlammende ruzie.
H. Speliers, Als een oude Germaanse eik, p. 136
[7]
Streuvels bezorgde Spemann de postkaart waarop de schrijver aan zijn schrijftafel te zien is. De foto werd genomen door Gaston Gyselynck. (S 935/P)