Ingoyghem
bei Kortrijk
in aufrichtiger Verehrung
< | Resultaat 990 van 2531 | > |
---|
Hartmann-Sommer, Martha
Duits vertaalster van Nederlandstalige literatuur. Ze vertaalde onder meer werk van Streuvels:
Jacob, Antoon (° Boom, 1889-03-08 - ✝ Antwerpen, 1947-02-23)
Literair-historicus, hoogleraar, activist.
Bezocht het Koninklijk Atheneum te Antwerpen en was er voorzitter van de leerlingenvereniging De Vlaamsche Bond (1906) en vanaf 1905 secretaris van het tijdschrift De Goedendag. Studeerde Germaanse filologie aan de universiteit te Gent. Vluchtte bij het uitbreken van WO I naar Amsterdam. In 1913 was hij begonnen met de uitgave van H. Consciences briefwisseling en in 1916 werd hij benoemd tot docent in de Nederlandse en Algemene Letterkunde aan de (door de Duitse bezetter opgerichte) 'Vlaamsche Hoogeschool' te Gent. Jacob was een gematigd activist die na 1918 werd gevangengezet. Hij weigerde om tegen de belofte van politieke non-activiteit vrijgelaten te worden en stuwde vanuit de gevangenis de amnestiebeweging voort. In 1934 werd hij lector voor Nederlandse taal en cultuur aan de universiteit te Hamburg. Een jaar later oefende hij invloed uit op de toewijzing van de prestigieuze Rembrandtprijs van de Hanze-universiteit in het voordeel van Streuvels (1935).
Schmülling, Hermine (° Kleef, 1881 - ✝ Repelen, 1936-11-09)
Duits vertaalster van Vlaamse literatuur, die veel heeft bijgedragen tot de verspreiding van Streuvels' werk in Duitsland. In 1936, tijdens de opkomst van de NSDAP, pleegde ze zelfmoord. Ze vertaalde "Prütske" (1935, o.t. "Prutske") en een aantal kerstnovellen die werden gebundeld in "Weihnachtgeschichten" (1937).
Streuvels, Stijn (° Heule, 1871-10-03 - ✝ Ingooigem, 1969-08-15)
Geboren als Frank Lateur en bakker van opleiding, maar onder zijn pseudoniem Stijn Streuvels als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, Vlaanderen, De Gids en De Nieuwe Gids. De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.
J.C.C. Bruns Verlag
Johann Christian Conrad Bruns nam op 1 januari 1834 de Bösendahlschen Buch- und Steindruckerei in Minden over. Hij drukte vooral kranten zoals de Patriotische Zeitung van 1854 tot 1858 en sinds 1856 het Minden-Lübbecker Kreisblatt, het latere Mindener Tageblatt. Op 1 februari 1881 verruimde de opvolger Gustav Bruns de zaak: de drukkerij werd een uitgeverij waaraan men de naam van de oude Bruns verbond. Heinrich Hart werd in 1885 aangetrokken om realistische en naturalistische auteurs te engageren en de Berliner Monatshefte für Literatur, Kritik und Theater te leiden. Bovendien was J.C.C. Bruns' Verlag in 1898-1899 de uitgever van Die Gesellschaft, het naturalistische tijdschrift van Michael Georg Conrad. J.C.C. Bruns' Verlag kreeg pas voorgoed een prestigieus profiel nadat de zoon Max Bruns was aangetreden als uitgever. Hij concentreerde zich vooral op vertalingen.
Reichsschrifttumskammer
Vanaf 22 september 1933 gold in Duitsland de 'Reichskulturkammer'-wet. Deze wet bepaalde in 7 paragrafen het culturele landschap in Duitsland. In het kader van de nationaal-socialistische gelijkschakeling werden alle professionele kunstenaars verenigd in de 'Reichskulturkammer'. Joseph Goebbels (Reichspropagandaminister) stond aan het hoofd van deze organisatie, die diende om politieke tegenstanders en ongewenste personen uit te schakelen, aangezien het lidmaatschap een vereiste was tot verdere beroepsuitoefening. De 'Reichskulturkammer' werd opgedeeld in een 'Schrifttums-', 'Theater-', 'Film-', 'Musik-' en 'Pressekammer' en een 'Kammer der bildenden Künsten'. Voor de literatuur speelde vooral de 'Reichsschrifttumskammer' een belangrijke rol. Deze 'Kammer' was verantwoordelijk voor die personen die 'von der Urproduktion der Dichtung angefangen, bis zum gewerblichen Vertrieb am Schrifttum arbeiten'. Op 21 december 1933 werd bekend gemaakt welke personen in het 'Reichsverband Deutscher Schriftsteller' (RDS), de voorloper van de Reichsschrifttumskammer, opgenomen dienden te worden. Naast schrijvers en dichters behoorden ook uitgevers, boekhandelaren en bibliothecarissen tot de RDS. Vele schrijvers die het niet eens waren met de nationaal-socialistische ideeën, ontvluchtten Duitschland. Het RDS telde ca. 12.000 leden, die vanaf 1 oktober 1935 automatisch leden werden van de 'Reichsschrifttumskammer' (en wier lidgeld voortaan diende om de RSK ('Reichsschrifttumskammer') uit te bouwen.
In 1935 werd de RDS ontbonden en met de 'Reichsschrifttumskammer' versmolten. Een aanvraag tot lidmaatschap bestond uit een uitvoerige vragenlijst met betrekking tot de levensloop. Daarbij moest men ook een bewijs van herkomst voegen, een advies van de NSDAP, de Gestapo en van de leiding van de 'Reichsschrifttumskammer'. Werd men geweigerd of werd men later uitgesloten, dan werd dit op vier plaatsen vermeld: in het beursblad van de Duitse boekhandel, in het blad van de uitleenbibliotheken en in de tijdschriften Der Schriftsteller en Der Autor.
Een van de belangrijkste taken van de 'Reichsschrifttumskammer' was het opstellen van heel vertrouwelijke lijsten met de ongewenste literatuur. Met de 'Liste I des schädlichen und unerwünschten Schrifttums' (eind 1935) had men het middel bij uitstek om een systematische en gerichte invloed uit te oefenen op de literatuurproductie. Alle geëmigreerde auteurs werden verboden en ook buitenlandse literatuur werd in grote lijnen als schadelijk geclassificeerd. De 'Reichsschrifttumskammer' werd tot in 1937 geleid door Hans Friedrich Blunck. In 1937 werd hij opgevolgd door Hanns Johst.