Utrecht, 6 Maart 1933
Den Weled[elen] Heer Stijn Streuvels"Het Lijsternest", Ingoyghem.
Zeer Geachte Heer Streuvels,
Uw schrijven van 3 Maart[1] heeft mij uitermate verbaasd.
Tijdens het bezoek, dat de heer Eyck en ik U brachten,[2] heeft U het contract betreffende de uitgave van "De Rampzalige Kaproen" geteekend, na eerst nauwgezet van den inhoud te hebben kennis genomen.
Op Uw eigen verzoek werd een bepaling opgenomen, waarbij de verschijning van het boek, "in het voorjaar 1933 (Maart/April)" wordt gegarandeerd.[3] Hoe U er toe komt in het begin van Maart een verontwaardigde dreigbrief te schrijven is mij een raadsel. En maatregelen te nemen om het boek elders te doen verschijnen, indien het op 1 April niet verschenen zou zijn, is niet alleen voorbarig, maar daarenboven nutteloos waar U door de onderteekening van het contract accoord gaat met de verschijning in Maart of April.
Ik mag hieraan toevoegen, dat ik Uw houding niet bijster vriendelijk vind, daar, er, na de teekening van het contract niets gedaan of gelaten werd, dat met het contract in strijd is. De proeven worden U tijdig toegezonden. Indien U de correctie in den contractueel vastgestelden tijd verricht,[4] zal het boek verschijnen, als in het contract vermeld.[5]
Hoogachtend,
DE GEMEENSCHAP UITGEVERS UTRECHT
(handtekening C. Vos)
Directeur.
v[os]/u[itgeverij]Directeur.
Annotations
[1]
Cf. brief van Stijn Streuvels aan C. Vos van 3 maart 1933.
[2]
Dit bezoek vond plaats op vrijdag 25 november 1932.
[3]
Deze bepaling (9A) luidt: De uitgevers zullen zorg dragen, dat het werk in het voorjaar 1933 (Maart/April) zal verschijnen.
[4]
In het contract (bepaling 7o) wordt vermeld dat voor de correctie den auteur een tijd van twee weken wordt toegestaan.
[5]
Cf. antwoord van Stijn Streuvels op 7 maart 1933. Het verschijnen van het boek zal toch enige vertraging oplopen: cf. de brief van De Gemeenschap aan Streuvels van 10 mei 1933.
