den 16 April 1923.
Waarde Heer Lateur,
Ik ben hard aan 't werk geweest vandaag met "Kerstekind".
Ik zal last hebben om zulk zwaar papier te krijgen in 't klein formaat: ik zag de staalboeken van 5 papierfabrieken en vond niets. Nu vraag ik of ze niets anders in magazijn hebben en hoop toch wel te gelukken.
Hierbij een paar — onverbeterde natuurlyk — bl[ad]zijden voor 't uitzicht van den bladspiegel.[1] — Mij bevalt het. — De eerste letter van elk hoofdstuk zal beginnen met een Initiaalletter.
Een honorarium van 3600 fr[ank] voor de 5000 ex[emplaren] vind ik wat hoog, omdat ik dooreen[ ]genomen elk ex[emplaar] niet hooger dan 2.10 à 2.15 fr[ank] zal kunnen verkoopen, indien de verkoopprijs in den boekhandel 4 fr[ank] zou zijn.[2]
De oplage op 6000 brengen vind ik wat gewaagd![3]
Uw ondervinding zal wel mogelijk maken een lichtelijk gewijzigd voorstel te doen, dat deze week nog klaar komt, zoodat we nog e[erstkomende] week beginnen drukken.
In afwachting, hoogachtend
(handtekening Joris Lannoo)
Annotations
[1]
Niet bij de brief bewaard gebleven.
[2]
De vierde uitgave van Het kerstekind werd in de boekhandel uiteindelijk aan 5 frank verkocht. Het ereloon ten gunste van Streuvels bedroeg 3100 frank: Art. 7. De betaling van het honorarium geschiedt: de helft, zijnde: 1550 (vijftien honderd vijftig) franken, bij het onderteekenen van dit contract. De andere helft bij het verschijnen van het boek, dat voor eersten September 1923 moet geschieden. (Uit het contract) Cf. brief van Joris Lannoo aan Stijn Streuvels van 18 juni 1923.
[3]
Artikel 1 uit het contract voor Het kerstekind (d.d. 9 juli 1923) luidt: De eerste ondergeteekende staat aan tweeden ondergeteekende het door hem geschreven werk af: "Kerstekind", voor deze ééne uitgaaf van hoogstens 5000 (vijfduizend) exemplaren.