den 23 April 1923.
Waarde Heer Lateur,
Het f[ormaa]t van de proef meet 1 c[enti]m[eter] meer in hoogte en breedte, omdat we achterna moeten kunnen snijden.[1]
Veen is gulzig, meen ik! Kan ik onmiddellijk de vertalingen uit Tolstoï ter lezing krijgen, om te weten of ze dienen kunnen voor prijsuitdeelingen.[2] De boekjes zullen, na afwerking, 17 x 11 c[enti]m[eter] meten.[3]
Ik zal onderhandelen voor Land & Leven voor de drukonkosten, doch zou ook wenschen (omtrent) de volgende inlichtingen te hebben: 1. Formaat; 2. het nabijkomend getal clichés; 3. het aantal vellen druks. — Dan kan ik er met goed gevolg mede bezig zijn en aan Veen schrijven, om de zaken vooruit te helpen.[4]
In afwachting hoogachtend.
(handtekening Joris Lannoo)
Annotations
[1]
Het betreft hier de proef van Het kerstekind.
[2]
Op het einde van het schooljaar werd door de school aan de leerlingen een leesboek geschonken.
[3]
Lannoo heeft het hier opnieuw over de herdruk van Het kerstekind. Het uiteindelijke formaat bedraagt 18,5 x 12,5 cm.
[4]
Op 11 april 1923 schreef de firma Veen aan Streuvels: Als Lannoo-Maes idée heeft in exploitatie LANDSCHE WONING, dan zijn wij moreel haast verplicht, bij hem te laten drukken. Doch ziet U eens nauwkeurig Uw VERTELSELS; vindt U die mooi gedrukt? Postscriptum: Krijg juist een schrijven van hem. Ik wacht nog even met de beantwoording. Brief in Letterenhuis, S 935/B2
Cf. verder de brieven van Stijn Streuvels aan Joris Lannoo van 28 april en van 1 juni 1923.