den 19 Juli 1923
Waarde Heer Lateur,
Heden liet ik 't boek De Blijde Dag terugsturen[1] + een soort proef voor de schikking van de 1e bl[ad]zijden en een monster van het papier dat zal gebruikt worden.[2] Ik verwacht het papier Zaterdag en dan zouden we van af Maandag vlug doorwerken.
De teekeningen zend ik U nu ook.[3]
Ik ben zinnens het kleinste clicheetje te gebruiken op den omslag; doch weet nog niet juist hoe.[4]
't Kontrakt steekt ook hierbij[5] en een dezer dagen zult u van de Bank voor H[andel] [en Nijverheid] bericht ontvangen, dat de 1550 fr[ank] t' uwer beschikking zijn.[6]
Intusschen hoogachtend
(handtekening Joris Lannoo)
Annotations
[2]
Het betreft hier een proef en papier van Het kerstekind. De proef en het papier zijn niet bij de brief overgeleverd.
[3]
Cf. brief van Stijn Streuvels aan Joris Lannoo van 9 juli 1923.
[4]
Cf. antwoord van Streuvels op 20 juli 1923.
[5]
Het contract voor Het kerstekind wordt bewaard nu in het Letterenhuis (S 935/C).
[6]
Het betreft hier de betaling van de eerste helft van het honorarium voor Het kerstekind. Volgens artikel 7 uit het contract moest de betaling als volgt geschieden: de helft, zijnde: 1550 (vijftien honderd vijftig) franken, bij het onderteekenen van dit contract. De andere helft bij het verschijnen van het boek, dat voor eersten September 1923 moet geschieden. Letterenhuis, S 935/C