< | Resultaat 322 van 2531 | > |
---|
De Swerts, Joz (° Antwerpen, 1890-03-08 - ✝ Merksem, 1939-06-28)
Leraar tekenen en illustrator, o.a. van enkele werken van Streuvels. Hij signeerde zijn werk meestal als Joz. Hij werd bekend als afficheontwerper, o.m. voor de IJzerbedevaarten, als boekillustrator en als een der belangrijkste medewerkers van Pallieter (1922-1927). Joz tekende wekelijks een karikatuurportret van een figuur die in de publieke belangstelling stond, welke dan de frontpagina sierde en de illustratie vormde bij het hoofdartikel van Filip De Pillecyn. Ook de 'Opstellen' van 't Pallieterke in hetzelfde weekblad werden door hem geïllustreerd. Hij was een der eerste en beste karikaturisten in de moderne Vlaamse pers, die zijn tekenstift als een wapen gebruikte om de verworpenheid van zijn volk aan de kaak te stellen. Dat Pallieter het vijf jaar volhield was vooral aan hem te danken.
Lateur, Frank (° Heule, 1871-10-03 - ✝ Ingooigem, 1969-08-15)
Geboren als Frank Lateur en bakker van opleiding, maar onder zijn pseudoniem Stijn Streuvels als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, Vlaanderen, De Gids en De Nieuwe Gids. De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.
Walgrave, Aloïs (° Gent, 1876-02-09 - ✝ Brugge, 1930-02-28)
Priester.
Kandidaat in de wijsbegeerte en letteren. In zijn studententijd werkte hij mee aan Jong Dietschland (1898-1914), een driemaandelijks studententijdschrift voor kunst en letteren, dat zich als katholiek profileerde. In 1920 werd hij pastoor te Vollezele. Hij was tevens leraar, en Vlaamsvoelend als hij was, prentte hij zijn leerlingen de liefde voor de moedertaal in. Tevens wijdde hij hen in in de poëzie, vooral die van Guido Gezelle. Walgrave dichtte zelf in de trant van Gezelle en schreef een paar bijbelstukken voor collegetoneel. Na jarenlange studie van de gedichtengroei van Gezelle (in o.a. Gedichtengroei. Studieën op Gezelle) publiceerde hij een uitvoerige levensbeschrijving van de West-Vlaamse meester onder de titel Het leven van Guido Gezelle (2 delen, 1923-1924). In 1923 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde.