<Resultaat 322 van 2531

>

Waarde Heer Lateur
Deel I en II zijn verschenen![1] Heden liet ik honorarium van I en II — bijgaande nota opsturen (postchecks), alsook 20 ex[emplaren] van elk deel.[2]
Van Joz nog geen nieuws [,] ik schreef hem Dinsdag.[3]
Hierbij ook een brief van E[erwaarde Heer] Walgrave.[4] Hebt U wenken te geven voor mijn antwoord.[5] A[lstublieft] brief terugsturen.
Hoogachtend
(handtekening Joris Lannoo)
Zien we U nooit meer? (Paraaf Joris Lannoo)

Annotations

[1] Guido Gezelle, Guido Gezelle's dichtwerken. 1. Dichtoefeningen. Vijfde druk. Tielt, J. Lannoo, s.d. [1925]; 2. Kerkhofblommen. Zestiende druk. Tielt, J. Lannoo, s.d. [1925].
[2] Cf. antwoord van Streuvels op 4 juli 1925.
[3] Cf. antwoord van Streuvels op 4 juli 1925. Joz zou pas antwoorden op 28 juli.
[4] Op 1 juli 1925 schreef Walgrave aan Joris Lannoo: Ik ontvang eene aankondiging van Uwe nieuwe uitgave van Gezelle's Gedichten. Volgens daar gezeid is, moet het 1e deel reeds verschenen zijn en zullen de andere kort opvolgen. De uitgave zal zeer verzorgd zijn, staat er. Dat zal wel, wat de druk betreft ben ik er gerust in. Maar tekst, verklaring? Zullen herhalingen en verkeerde opgaven verbeterd zijn sedert de Hollandsche uitgaven, die alle om 't slechtst zijn? Ik beef bij het denkbeeld dat, als alles verschenen is, wij nog eens een uiterlijk verzorgde, innerlijk gebrekkige uitgave gaan hebben. Vergeef het mij, maar al wat Gezelle betreft, bekommert mij zoo! Indien het mag, zend mij de proeven van ieder deeltje éér het voor goed afgedrukt wordt. Dan zal ik U de aanmerkingen maken die anders — te laat — na het verschijnen moeten gebeuren en den indruk geven van beknibbeling. Er is al een groote fout in de aankondiging[.] Gezelle werd niet geboren den 14 Mei, maar 1 Mei ... Zie wel! Wat zal 't in die boekjes zijn? [...] Ik vrees. Laat ons al doen dat we kunnen om een zeer correcte uitgave te hebben. Zie naar niemand en zend me zoo ge kunt de proeven; op twee dagen hebt ge ze telkens weer. Ik vraag voor 't werk niets dan een expl. der uitgave als gedachtenis en om de collectie mijner Gezelle-uitgaven. Brief in Letterenhuis, W 183/B
[5] Cf. antwoord van Streuvels op 4 juli 1925.

Register

Naam - persoon

De Swerts, Joz (° Antwerpen, 1890-03-08 - ✝ Merksem, 1939-06-28)

Leraar tekenen en illustrator, o.a. van enkele werken van Streuvels. Hij signeerde zijn werk meestal als Joz. Hij werd bekend als afficheontwerper, o.m. voor de IJzerbedevaarten, als boekillustrator en als een der belangrijkste medewerkers van Pallieter (1922-1927). Joz tekende wekelijks een karikatuurportret van een figuur die in de publieke belangstelling stond, welke dan de frontpagina sierde en de illustratie vormde bij het hoofdartikel van Filip De Pillecyn. Ook de 'Opstellen' van 't Pallieterke in hetzelfde weekblad werden door hem geïllustreerd. Hij was een der eerste en beste karikaturisten in de moderne Vlaamse pers, die zijn tekenstift als een wapen gebruikte om de verworpenheid van zijn volk aan de kaak te stellen. Dat Pallieter het vijf jaar volhield was vooral aan hem te danken.

Lateur, Frank (° Heule, 1871-10-03 - ✝ Ingooigem, 1969-08-15)

Geboren als Frank Lateur en bakker van opleiding, maar onder zijn pseudoniem Stijn Streuvels als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, Vlaanderen, De Gids en De Nieuwe Gids. De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.

Walgrave, Aloïs (° Gent, 1876-02-09 - ✝ Brugge, 1930-02-28)

Priester.

Kandidaat in de wijsbegeerte en letteren. In zijn studententijd werkte hij mee aan Jong Dietschland (1898-1914), een driemaandelijks studententijdschrift voor kunst en letteren, dat zich als katholiek profileerde. In 1920 werd hij pastoor te Vollezele. Hij was tevens leraar, en Vlaamsvoelend als hij was, prentte hij zijn leerlingen de liefde voor de moedertaal in. Tevens wijdde hij hen in in de poëzie, vooral die van Guido Gezelle. Walgrave dichtte zelf in de trant van Gezelle en schreef een paar bijbelstukken voor collegetoneel. Na jarenlange studie van de gedichtengroei van Gezelle (in o.a. Gedichtengroei. Studieën op Gezelle) publiceerde hij een uitvoerige levensbeschrijving van de West-Vlaamse meester onder de titel Het leven van Guido Gezelle (2 delen, 1923-1924). In 1923 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde.