<Resultaat 649 van 2531

>

Waarde Heer Lateur,
Antwoord op uw schrijven van 20 dezer.[1] — Ook ik en d[e ]h[eer] Abramsz zagen het niets anders in dan U. We vragen uw oordeel en vermits het gunstig is, zullen we het plan trachten in werkelijkheid te brengen.[2] Dan ook rekenen wij op uw medewerking waar het kan. B[ijvoorbeeld] de volledige verzameling dagblad-artikels zult U wel verleden week verzameld hebben en wij kunnen ze noodig hebben.[3] Mijns inziens zou toch moeten een groote brok in het boek voorkomen, die een overzicht van uw werk in elk opzicht geeft; daarna of misschien nog beter er voor kunnen de bijdragen van de andere medewerkers komen.[4] Ik schrijf ook aan d[e ]h[eer] Abramsz.[5] — Met De Landtsheer trek ik de zaak wel klaar.[6]
Ik mag U tevens melden, dat ik verleden week een heele nieuwe Linotype kocht met drie soorten matrijsen[7] van den Hollandschen Medievalletter[8]: dus zal mijn uitgeverij er niet bij verliezen. En zoo komt mijn plan van uitbreiding mijner zaken stilaan tot werkelijkheid.
Zoodra een van ons beiden iets nieuws weet over deze uitgave, zou hij best schrijven: we moeten vooruit, indien we voor Najaar 1932 willen klaar komen, want Filip werkt niet vlug of liever werkt wel vlug, doch stelt telkens te lang uit.
Hoogachtend gegroet.
(handtekening Joris Lannoo)

Annotations

[1] Cf. brief van Stijn Streuvels aan Joris Lannoo d.d. 20 oktober 1931.
[2] Dit plan resulteerde in: Filip De Pillecijn, Stijn Streuvels en zijn werk. Amsterdam, L.J. Veen, 1932.
Stijn Streuvels en zijn werk is vooral belangrijk geweest omwille van de vele foto's en illustraties. Voor het eerst werden zo veel foto's van Streuvels — meer dan 100, de meeste nog nooit gepubliceerd — in boekvorm uitgegeven. Verantwoordelijke hiervoor was de fotograaf G. Gyselynck van 'de Foto-Centrale' te Kortrijk. P. Thiers, Stijn Streuvels, leven en werk, p. 77
[3] Het boek Stijn Streuvels en zijn werk bevat geen bibliografie, zodat we niet konden achterhalen welke dagbladartikels naar aanleiding van Streuvels' zestigste verjaardag op 3 oktober 1931 precies gebruikt werden.
[4] Andere medewerkers: Filp De Pillecijn, Joris Eeckhout, Jules Persyn, Dirk Coster, Antoon Coolen, Herman De Man en Herman Robbers. Bijdragen van deze mensen zijn er vermoedelijk niet geweest. Op blz. 200 en 201 van Stijn Streuvels en zijn werk bevindt zich 'Stijn Streuvels' Bibliographie', daarna komen de 'vertalingen van Stijn Streuvels' werk' (p. 201-202) in het Duits, Engels en Frans.
[5] Op 29 oktober 1931 schreef Joris Lannoo aan de Amsterdamse uitgeverij Veen: Intusschen kan ik U mededeelen, dat De Pillecijn aanvaard heeft over Streuvels te schrijven. Kan ik van U de recensies ontvangen en de documentatie, die in uw bezit is? Dat zal het werk van den heer [De Pillecyn] veel vergemakkelijken. Brief in Archief Joris Lannoo te Tielt, classeur 4, Briefwisseling S-Z, 1931-1932
[6] Streuvels stelde in zijn brief aan Lannoo van 20 oktober 1931 voor om voor de illustratie van het te verschijnen Stijn Streuvels en zijn werk De Lantsheer aan te spreken: Voor de illustratie zoudt Gij al het noodige vinden in den film door De Lantsheer hier voor enkele weken opgenomen - eene illustratie geheel onuitgegeven en waar voorzeker iets bijzonders kan mede gemaakt worden. Gij hoeft hem slechts het negatief van den film in bruikleen te vragen, en van de beste dingen vergrootingen te laten maken en die te clicheeren.
[7] De linotype is de eerste mechanische zetmachine, die eind negentiende eeuw door Ottmar Mergenthaler (1854-1890) werd uitgevonden en tot voor kort in gebruik was. I.p.v. de letters met de hand te zetten, tikt de zetter de letters in, waardoor telkens een koperen gietvormpje (een matrijs) uit een zgn. magazijn naar beneden glijdt. Wanneer de regel volledig is, wordt lood in de matrijzen gespoten, zodat een regel schrift of een 'line of type' ontstaat (vandaar de naam linotype). De gegoten regel wordt vervolgens uitgestoten en de matrijzen worden opnieuw naar boven getransporteerd. Lettercatalogus drukkerij Lloyd N.V., p. 15; G. Rogers, Gids voor de redacteur, p. 146
[8] In 1912 ontwierp Sjoerd H. de Roos voor de Lettergieterij Tetterode/Amsterdam een lettertype dat gebaseerd was op een vroegere Venetiaanse lettervorm. Dit krachtige type kreeg de naam 'Hollandse Mediaeval' en was lange tijd het standaardtype in vele drukkerijen. Andere lettertypes van de Roos zijn de Erasmus Mediaeval (1922), de Grotius-letter (1926) en de Egmont (1933). In de hedendaagse typografie spelen ze geen rol meer. Lettercatalogus N.V. Altiora/Averbode, p. 64; D. Dooijes, Over de drukletterontwerpen van Sjoerd H. de Roos, p. 38-44

Register

Naam - persoon

Abramsz, A.P. (° 1887 - ✝ 1938)

Directeur van de Amsterdamse uitgeverij L.J. Veen.

Dhr. Abramsz trad in 1888 toe tot de Nederlandse uitgeverij L.J. Veen. Aanvankelijk bestond zijn taak uit het colporteren van boeken. Zijn persoonlijke voorkeur ging uit naar de werken van Marie Corelli en Hall Caine. Na het overlijden van de stichter L.J. Veen, werd Abramsz bedrijfsleider. Toen in 1930 het bedrijf in een naamloze venootschap werd omgezet, werd hij tot directeur benoemd. Na bijna vijftig jaar zich ijverig ingezet te hebben voor deze zaak, overleed Abramsz in 1938.

De Landtsheer, Clemens (° Temse, 1894-05-25 - ✝ Oostende, 1984-04-04)

Bediende en secretaris van het IJzebedevaartcomité.

Clemens De Landtsheer, die bestemd was de drukkerij en uitgeverij van zijn vader over te nemen, volgde een drukkersopleiding in Turnhout (1907-1910). Hij werkte er echter slechts enkele jaren. Als cultuurflamingant verleende hij zijn medewerking aan het blad De Schelde en de plaatselijke studiekring Onder Ons. Door zijn ervaringen aan het front tijdens de Eerste Wereldoorlog radicaliseerde hij zijn Vlaamsgezindheid. Dit resulteerde in een actieve medewerking aan verschillende Vlaamse verenigingen. Hij werd voorzitter van de gemeentelijke afdeling van het Verbond der Vlaamsche Oud-Strijders (V.O.S.), was medestichter van de Vlaamsche Toeristenbond (V.T.B.) en werd in 1924 secretaris van het IJzerbedevaartcomité.

De Pillecyn, Filip (° Hamme, 1891-03-25 - ✝ Gent, 1962-08-07)

Letterkundige en Vlaams strijder.

De Pillecyn studeerde Germaanse Filologie aan de Universiteit van Leuven, was actief in de studentenkring Met Tijd en Vlijt en was voorzitter van het Algemeen Katholiek Studentenverbond. Tijdens de oorlog was hij een van de leiders van de frontbeweging. Hij schreef er enkele gedichten, die Lannoo in 1920 - samen met gedichten van Jozef Simons - bundelde onder de titel Onder den hiel. Vanaf 1919 concentreerde De Pillecyn zich op de journalistiek. Na zijn medewerking aan het dagblad De Standaard, werd hij hoofdsecretaris van het dagblad De Tijd, dat zich meer met de Vlaamse kwestie bezighield. In dezelfde periode hielp hij bij de publicatie van het satirische weekblad Pallieter. In 1926 promoveerde hij tot doctor in de Germaanse filologie, met een studie over Verriest. Tijdens het interbellum was hij leraar te Malmédy en later te Mechelen. Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd hij in 1941 directeur van het Middelbaar Onderwijs. De repressie veroordeelde hem na de Tweede Wereldoorlog wegens een te grote Vlaamsgezindheid tot vijf jaar gevangenisstraf. In de gevangenis van Sint-Gillis schreef hij drie romans: Jan Tervaert (1947), Mensen achter den dijk (1949) en De Veerman en de jonkvrouw (1950). Na zijn vrijlating in 1949 bleef hij verderschrijven (o.a. Aanvaard het Leven, 1956 en Rochus,1951). De Pillecijn schreef tevens een studie over Stijn Streuvels, Stijn Streuvels en zijn werk (1932).

Lateur, Frank (° Heule, 1871-10-03 - ✝ Ingooigem, 1969-08-15)

Geboren als Frank Lateur en bakker van opleiding, maar onder zijn pseudoniem Stijn Streuvels als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, Vlaanderen, De Gids en De Nieuwe Gids. De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.