<Resultaat 677 van 2531

>

Waarde Heer Lateur,
Dezen morgen ontvang ik bericht, van Filip De Pillecyn, dat hij schikt den zaterdag 6 Februari aanstaande naar de streek te komen. Wilt U mij definitief laten weten wanneer we U het best en eveneens waar we U kunnen ontmoeten? Wist ik dat er tijd genoeg is om alles te bepraten en dat De Pillecyn goed te poot is, dan zou ik voorstellen, dat we naar Ingooigem komen, zooals ik verleden Zaterdag gekomen ben. Ik vind het echter wat gewaagd, omdat we meteen, samen met den schrijver ook de manier van uitgeven moeten bespreken. Misschien zouden we de illustraties alle van achteren in 't boek[1] kunnen opnemen. Ik zou verkiezen, dat U, na afspraak met mij zelf dan naar uw goeddunken voor de illustraties zoudt zorgen. Zooveel mogelijk alle illustraties nieuw.
Gister kreeg ik een kaartje van Roemans waarin hij me zijn handschrift terugvraagt. Ik heb natuurlijk geweigerd, om de U bekende redens.[2]
De illustraties voor Warden Ooms nieuwen roman[3] zijn zondag morgen aangekomen en reeds in handen van den clicheur.[4] Ik verkies nog niet te laten zetten, omdat een heel deel clichés moeten in den tekst gewerkt worden. Tevens zou ik[ ]verkiezen, dat de voorgenomen vergadering niet voor Dinsdag 9 Februari zou plaats hebben. Tegen dien datum zal zeker reeds een deel gezet zijn en zult U reeds over het uitzicht van het werk kunnen oordeelen en zal ik zeker zijn over omvang enz[ovoort]
Intusschen hoogachtend.
(handtekening Joris Lannoo)

Annotations

[1] Filip De Pillecijn, Stijn Streuvels en zijn werk. Amsterdam, L.J. Veen, 1932. Er verschenen eveneens exemplaren met 'Drukkerij-uitgeverij Lannoo, Tielt' op het titelblad.
[2] Cf. brief van Joris Lannoo aan Stijn Streuvels van 16 januari 1932. Roemans kreeg van de firma Veen een recensiemap van Streuvels' werken in bruikleen toegestuurd. Vermoedelijk had hij die nodig voor zijn Bibliographie van de Moderne Vlaamsche Literatuur 1893-1930: de Vlaamsche tijdschriften(1930-1934). Nu De Pillecijn zijn biografie over Streuvels zou beginnen, vroeg hij deze map aan Roemans. Deze laatste beweerde echter 'het cahier' niet meer in bezit te hebben. Als reactie daarop weigerde Lannoo het handschrift van zijn bibliografie terug te geven, zolang De Pillecijn de recensies niet kreeg. Briefwisseling L.J. Veen - Stijn Streuvels 1931-1932, Letterenhuis, S 935/B2/Veen
Het kaartje van Roemans aan Lannoo vonden we niet terug in de geraadpleegde archieven.
[3] Edward Vermeulen, Tegen Sterren en Wind. Tielt, J. Lannoo, 1932, 287 p. Met illustraties van Jozef Speybrouck. De werken van Edward Vermeulen (Warden Oom), 22.
In dit boek wordt de evolutie van de Vlaamse strijd vanaf Rodenbach tot in de jaren 1930 beschreven. Vermeulen legde het accent op het moeizame doorbreken van het nationale besef, eerst bij de intellectuelen en de studentenverenigingen, daarna bij de mensen 'op den buiten'.
[4] Vermoedelijk gaat het hier om de firma Vergouts & De Schutter uit de Venusstraat 21 te Antwerpen. De firma Vergouts & De Schutter was een Antwerpse firma, die gespecialiseerd was in fotogravures. Een ruzie binnen de firma zorgde ervoor dat Vergouts uit de firma stapte. De Schutter is nu nog altijd gevestigd in de Venusstraat te Antwerpen, maar verliet deze gebouwen eind 2002. De firma De Schutter verhuisde dan naar de buitenring van Antwerpen. De oude gebouwen worden gebruikt door de bib van de UA. (Informatie verkregen door Godfried Lannoo.)

Register

Naam - persoon

De Pillecyn, Filip (° Hamme, 1891-03-25 - ✝ Gent, 1962-08-07)

Letterkundige en Vlaams strijder.

De Pillecyn studeerde Germaanse Filologie aan de Universiteit van Leuven, was actief in de studentenkring Met Tijd en Vlijt en was voorzitter van het Algemeen Katholiek Studentenverbond. Tijdens de oorlog was hij een van de leiders van de frontbeweging. Hij schreef er enkele gedichten, die Lannoo in 1920 - samen met gedichten van Jozef Simons - bundelde onder de titel Onder den hiel. Vanaf 1919 concentreerde De Pillecyn zich op de journalistiek. Na zijn medewerking aan het dagblad De Standaard, werd hij hoofdsecretaris van het dagblad De Tijd, dat zich meer met de Vlaamse kwestie bezighield. In dezelfde periode hielp hij bij de publicatie van het satirische weekblad Pallieter. In 1926 promoveerde hij tot doctor in de Germaanse filologie, met een studie over Verriest. Tijdens het interbellum was hij leraar te Malmédy en later te Mechelen. Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd hij in 1941 directeur van het Middelbaar Onderwijs. De repressie veroordeelde hem na de Tweede Wereldoorlog wegens een te grote Vlaamsgezindheid tot vijf jaar gevangenisstraf. In de gevangenis van Sint-Gillis schreef hij drie romans: Jan Tervaert (1947), Mensen achter den dijk (1949) en De Veerman en de jonkvrouw (1950). Na zijn vrijlating in 1949 bleef hij verderschrijven (o.a. Aanvaard het Leven, 1956 en Rochus,1951). De Pillecijn schreef tevens een studie over Stijn Streuvels, Stijn Streuvels en zijn werk (1932).

Lateur, Frank (° Heule, 1871-10-03 - ✝ Ingooigem, 1969-08-15)

Geboren als Frank Lateur en bakker van opleiding, maar onder zijn pseudoniem Stijn Streuvels als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, Vlaanderen, De Gids en De Nieuwe Gids. De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.

Roemans, Rob (° Gent, 1904-04-14 - ✝ Vorst, 1968-02-29)

Doctor in de Germaanse filologie en schrijver.

Roemans studeerde Germaanse Filologie te Gent (1922-1926) en promoveerde op een proefschrift over Jan Frans Willems. Tijdens zijn studentenjaren was hij lid van de vereniging ' 't Zal wel gaan' en hield hij talrijke voordrachten over de vernederlandsing van de Gentse Rijksuniversiteit. Van 1927 tot 1964 gaf hij les en ijverde daarbij steeds voor een beschaafd taalgebruik. Als filoloog gaf hij Middelnederlandse teksten en bloemlezingen uit, doch was vooral de pionier van de wetenschappelijke bibliografie in Vlaanderen. Naast persoonsbibliografieën (o.a. van Stijn Streuvels) publiceerde hij vanaf 1930 een bibliografie van de Vlaamse tijdschriften, die na zijn dood werd verdergezet door Hilda Van Assche.

Vermeulen, Edward (° Beselare, 1861-04-12 - ✝ Hooglede, 1934-07-06)

Pseudoniem: Warden Oom

Gemeenteontvanger en schrijver.

Vermeulen studeerde aan het Klein Seminarie te Roeselare. Aanvankelijk wilde hij priester worden, maar een ziekte op 16-jarige leeftijd verhinderde dit. Hij herstelde en bleef op de ouderlijke hoeve werken, tot hij in 1898 gemeenteontvanger van Hooglede werd. Algauw begon Vermeulen te schrijven. Naast bijdragen in Biekorf en Manneke uit de Mane, schreef hij onder het pseudoniem Warden Oom enkele romans (o.a. Herwording, 1911; Trimards, 1912), waarin hij zijn Vlaamse overtuiging sterk naar voren liet komen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verbleef hij een tijdlang in de Turnhoutse gevangenis omdat hij verdacht werd van anti-Duitse geschriften. In 1924 ondertekende hij het manifest van het Katholiek Vlaamsch Nationaal Verbond, maar actief optreden deed hij niet. In 1931 werd ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag een huldiging georganiseerd te Roeselare. Drie jaar later stierf deze 'Conscience van de twintigste eeuw' te Hooglede.