< | Hit 722 of 2531 | > |
---|
Lateur, Frank (° Heule, 1871-10-03 - ✝ Ingooigem, 1969-08-15)
Geboren als Frank Lateur en bakker van opleiding, maar onder zijn pseudoniem Stijn Streuvels als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, Vlaanderen, De Gids en De Nieuwe Gids. De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.
Lateur, Paul (° Ingooigem, 1909-01-04 - ✝ Halle, 1993-06-21)
Kunstenaar.
De enige zoon van Streuvels was geen briljante leerling, maar door zijn artistieke aanleg lag een kunstambacht voor de hand. In 1924 ging hij naar Maredsous, voor een kunstopleiding in de abdijschool. Streuvels had besloten dat zijn zoon edelsmid zou worden. Paul vestigde zich later in Brussel als tekenaar.
Martens, Alfons (° Baarle-Nassau, 1888-01-07 - ✝ Sinaai, 1960-06-24)
Zwager van Filip De Pillecyn.
Alfons Martens studeerde aan het Klein Seminarie van Hoogstraten en opteerde voor de Belgische nationaliteit. Na correspondent te zijn geweest van De Maasbode werd Martens de eerste hoofdredacteur van Ons Volk Ontwaakt. Hij werkte er in het begin samen met Ernest Claes. Van 1922 af was Martens de bezieler van het radicaal-flamingantische satirische weekblad Pallieter, met zijn zwager Filip De Pillecyn als belangrijkste medewerker. Eind 1925 keerde hij naar Ons Volk Ontwaakt terug en hij leidde dat blad tot bij het begin van de Duitse bezetting, toen het zijn publicatie voor de duur van de oorlog staakte. Nadien werd Martens hoofdredacteur van het dagblad Het Algemeen Nieuws, plaatsvervanger van De Standaard, tot de krant in maart 1944 door het Duitse bezettingsbestuur werd overgenomen. Na de Tweede Wereldoorlog was Martens, die tot een vrij zware gevangenisstraf was veroordeeld maar na verloop van jaren in eer werd hersteld, nog enige tijd in de religieuze weekbladjournalistiek werkzaam.
Regenboog
Resoluut anti-traditionalistisch, ook naar de vormgeving modern, werkte van 1925 tot 1932 te Borgerhout de uitgeverij Regenboog, opgericht en geleid door Lode Rigouts (1904 - 1970), die nadien enige bekendheid verwierf als vertaler en bewerker van toneelstukken, vooral voor de jeugd. Rigouts bracht prozawerk van Fritz Francken (Legenden, 1925), Filip De Pillecijn (De rit, 1927), Theo Bogaerts (Brusselsche krabbels, 1927), Lode Zielens (Het jonge leven, 1928), Victor J. Brunclair (De monnik in het westen, 1929), Victor De Meyere (De beemdvliegen, 1930), toneel van P.G. Buckinx (De tredmolen, 1926), poëzie van Frans De Wild (Het huis op de vlakte, 1926), V.J. Brunclair (De dwaze rondschouw, 1926), A.W. Grauls (Cantabile, 1929), Julia Tulkens (Heibloempjes, 1931) en de epische Pan-gedichten van Karel De Winter. Tot de laatste publicaties van Regenboog behoorden de 'memoires' Tien jaar in den Belgischen kerker (1930) en Vier jaar in 't land der Incas (1931) van August Borms. De allerlaatste was de vertaling van Drie Russische novellen (1932) van Stijn Streuvels. Een latere poging van Rigouts om een Vrije Boekengilde van linkse signatuur op te richten (1938) kwam niet van de grond. L. Simons, Geschiedenis van de uitgeverij in Vlaanderen. Deel II: de twintigste eeuw, p. 107.
In een omzendbrief die het ontstaan van uitgeverij Regenboog aankondigde, stond onder andere: 'In Vlaanderen is geworden een Vlaamsch-Nationalistische uitgeversfirma REGENBOOG.' AMVC-Letterenhuis,R 296/D.