Thielt, 6 Augustus 1932
Waarde Heer Lateur,
Hierbij een kaartje, dat ik heden morgen ontvang en dat misschien veel uitlegt. Toch schrijf ik nog een woordje, om aan te dringen.
[1]
Maandag wordt "
De Vlaschaard" uut goeten
[2] aangepakt. Het papier is aangekondigd, zoodat we nu door ons miseries zullen zijn.
De eerste clichés,
[3] die gemaakt werden waren bestemd voor het ongesatineerd Duitsch naturapapier.
[4] Indien de druk doorgaat op glanzend papier of op kunstdruk
[5] zal natuurlijk een fijner raster
[6] gevraagd worden.
Foto 75 steekt niet in mijn verzameling; ze kan niet verloren zijn vermits ik ze niet meer aangeraakt heb en ze opgesloten gelaten heb, sedert we de schifting gemaakt hebben.
Het boek kan wel gezet worden, doch niet gepagineerd, zoolang het eerste hoofdstuk niet in orde is.
We ontvingen wel van
d[okte]r Lauwers werk[7] 300 gewone en 50 luxe-
ex[emplaren]
Prutske[8] en
Reinaert[9] werden persoonlijk aan
d[e ]h[eer] De Ceuleneer aangeboden minstens een paar maand geleden, ik meen na de dood van Moeder, dus ongeveer begin Mei.
[10] Hij kocht niets en beweerde nog
ex[emplaren] te bezitten van
Prutske. Dat hij slechts nu reageerde
[11] is zijn zaak: hij kon het even goed dadelijk na mijn bezoek gedaan hebben, doch heeft er me niets van gezegd. Misschien gebeurt het nu onder invloed van de verkoop van mijn colporteur. Hij heeft echter meer last met
Prutske dan met
Reynaert.
Van
Toerisme kreeg ik geen antwoord op herhaald schrijven
[12] en vond ik bij mijn bezoek te Aalst
[13] den hoofdopsteller niet thuis, al had ik verscheidene dagen te voren mijn bezoek aangekondigd. Nu verneem ik dat er een hulpsekretariaat te Diksmuide zal werken en ik zal er eens heengaan. Misschien ontmoet ik daar
Van Overberghe en pak hem dan aan over die kwestie. Dat ze van krommen haas gebaren is geen nieuws: meer dan twee jaar geleden vragen ze aan mijn schoonbroeder een bijdrage over Algiers,
[14] hij zendt ze in, ze antwoorden dat ze buitengewoon belangwekkend is en dat ze zullen opnemen en... de bijdrage verscheen niet spijts herhaald aandringen en er komt zelfs geen antwoord.....
Filip heeft beloofd een geïllustreerde bijdrage over uw werk in
Ons Volk Ontwaakt te schrijven .
[15] In andere geïllustreerde bladen zou ik dat ook wel bekomen en daartoe kunnen misschien de foto's gebruikt worden, die niet in 't boek zullen voorkomen.
Hoogachtend
(handtekening Joris Lannoo)
Annotations
[1]
Joris Lannoo reageert in deze brief op alles wat Streuvels schreef op
5 augustus 1932.
[2]
uut goeten: definitief
[3]
Dit zijn de clichés voor het boek
Stijn Streuvels en zijn werk.
[4]
Als papier tussen walsrollen wordt gevoerd, krijgt het meer glans en wordt dan gesatineerd papier genoemd. Niet-gestreken papieren worden aangeduid als 'natuurpapier'.
H. Van Krimpen, Boek over het maken van boeken, p. 63
[5]
Couchépapier of kunstdrukpapier is 'gestreken papier', dat zowel houtvrij als houthoudend kan zijn, en waarbij de druk niet op het papier zelf terechtkomt, maar op een het papier bedekkende laag, de couche, die voornamelijk bestaat uit een mengsel van caseïne en Chinese pijpaarde (kaoline), die er met borstelmachines op is gebracht en vervolgens gepolijst. Een grote faam genoten de Engelse fabrikanten.
Huib Van Krimpen, Boek over het maken van boeken, p. 62
[6]
Verlopende tonen berusten op gezichtsbedrog. Het beeld wordt opgelost in puntjes van verschillende grootte. Dat oplossen in puntjes geschiedt d.m.v. een raster, oorspronkelijk twee op elkaar gekitte glazen platen, op de ene waarvan zwarte lijnen in één richting staan, en op de andere net zulke lijnen haaks daarop. De fijnheid van een raster wordt uitgedrukt in lijnen per strekkende centimeter of per strekkende inch. In de klasse 'fijn' vallen de rasters van 48, 54, 60 en 70 lijnen per centimeter. Zij tellen respectievelijk per cm² 2304, 2916, 3600 en 4900 punten. Zichtbaar grof tot zeer grof zijn de rasters 34, 30,25 en 22, die in kranten worden gebruikt en waarvan de punten met het blote oog zichtbaar zijn.
Huib Van Krimpen, Boek over het maken van boeken, p. 114-115
[7]
Dr. Emiel Lauwers jr., zoon van Dr. Lauwers, had het initiatief genomen om de verspreide geschriften van zijn vader te bundelen in een 'vorstelijke uitgave'. Stijn Streuvels was raadsman bij het samenstellen van de bundel. Het werd een 520 bladzijden tellend werk, bestaande uit een reeks opstellen van Dr. Lauwers over natuur- en heelwetenschap, reizen, gedichten en herinneringen aan vrienden. Streuvels nam de financiële verantwoordelijkheid van de uitgave op zich.
Op 17 juni 1931 hield Streuvels een lezing over dit werk en zijn auteur in de Koninklijke Vlaamsche Academie. Deze toespraak werd gepubliceerd in Verslagen en Mededeelingen van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal en Letterkunde (p. 591-600). L. Schepens, Kroniek van Stijn Streuvels, p. 91; Biekorf, 1932, p. 179-181; Karel Platteau, 'Streuvels en zijn vriend Lauwers', in: Jaarboek IV van het Stijn Streuvels Genootschap, p. 351-358
[8]
Deze luxe-editie werd verdeeld over uitgeversmaatschappij L.J. Veen en H. Cayman. Beiden gaven 500 exemplaren uit onder hun naam. De niet verkochte exemplaren (een partij van 216 exemplaren en een partij van 200 exemplaren) wil Streuvels — twee jaar later — aan Lannoo aanbieden. In 1930 stelde Streuvels Lannoo voor, de vijfhonderd exemplaren voor België uit te geven. Dit durfde Lannoo niet aan en de uitgave kwam in handen van H. Cayman te Brugge. Blijkbaar kende de verkoop geen groot succes, aangezien H. Cayman zijn niet verkochte partijen (216 exemplaren) nu kwijt wil. Volgens het verkoopcontract van de luxe-editie van
Prutske zal Lannoo 416 exemplaren aan 50 fr. per exemplaar kopen. De manier van betaling geschiedde via maandelijkse aflossingen van 500 fr. Precies n.a.v. deze maandelijkse (niet-)betalingen kwam het tussen Streuvels en Lannoo in november 1934 tot een onenigheid.
[9]
Lannoo hielp deze exemplaren 'opruimen'.
[10]
Elodie Maes, de moeder van Joris Lannoo, overleed op 29 april 1932 op tachtigjarige leeftijd. De begrafenis vond plaats op 3 mei in de Sint-Pieterskerk te Tielt. Het was een krachtdadige vrouw die tijdens de Eerste Wereldoorlog het bedrijf wist overeind te houden. Na het overlijden van haar man Jozef Lannoo (18 januari 1914) en het vertrek van Joris Lannoo naar het front (13 oktober 1914) stond zij er samen met haar jongste zoon Rafaël alleen voor. Ook wanneer deze laatste na een kortstondige ziekte in 1918 overleed, bleef Elodie
kaarsrecht staan. Terecht stond op haar bidprentje gedrukt:
een sterke vrouw in geloof, werkzaamheid en lijden. Romain Vanlandschoot, Joris Lannoo. Drukker en uitgever voor Vlaanderen. 1891-1971, p. 174
[12]
Op 15 maart 1922 verscheen de eerste editie van het bondsblad van
De Vlaamse Toeristenbond (V.T.B.),
De Toerist, dat later de naam
Toerisme kreeg.
Reeds op
9 juni 1932 schreef Lannoo aan Streuvels dat hij aan Vlaamse Toeristenbond had geschreven met de vraag om publiciteit te maken voor
Tieghem, Het Vlaamsche lustoord. Op
16 juni meldt Lannoo aan Streuvels dat hij nog altijd geen antwoord had gekregen.
[13]
Toerisme werd sedert het wegvallen van drukkerij Erasmus bij
Volksverheffing te Aalst gedrukt.
[14]
Eind 1919 trok Maria De Tavernier samen met haar twee broers Maurits en Gerard richting Algerije om er een wolhandel op te zetten. Bij hun aankomst werden ze opgevangen door pater Bernard Zuure. Deze pater woonde een tijdlang in Maison Carré, het missiehuis en tevens theologisch opleidingscentrum van de Witte Paters te Algiers. Maria verbleef een tijdlang in Maison Blanche, de missiepost voor de zusters. Ze gaf er enkele jaren les, tot Joris Lannoo haar in 1922 zoals afgesproken 'kwam halen'. Ze trouwden er op 10 augustus, maakten een huwelijksreis doorheen Algiers en keerden op 24 augustus terug naar Tielt. (Met dank aan Dhr. Godfried Lannoo.)
[15]
Het weekblad
Ons volk ontwaakt werd opgericht als een der eerste Vlaamse geïllustreerde bladen en was bedoeld als wegbereider voor
De Standaard. Het blad werd aanvankelijk uitgegeven door de s.v. Volksontwikkeling te Antwerpen (met ingang van 7 september 1911). Later, in 1919, nam de n.v. De Standaard de hele s.v. over, inclusief het weekblad. De leiding berustte bij Alfons Van de Perre en Arnold Hendrix, die hun Katholiek Vlaamsch Secretariaat bij de zaak betrokken. Het blad werd in Antwerpen geredigeerd in de kantoren van dit Secretariaat. De redactie werd als vanzelf toevertrouwd aan Ernest Claes, werkzaam als bestuurder en enige bediende van het Katholiek Vlaamsch Secretariaat. Spoedig werd een aparte hoofdredacteur voor het blad aangetrokken in de persoon van Alfons Martens. In 1918 verhuisde men naar Brussel. Het weekblad bracht populariserende artikelen en schonk grote aandacht aan Vlaamse figuren.
Ludo Simons, Het boek in Vlaanderen sinds 1800. Een cultuurgeschiedenis., p. 308-310; Elektronische NEVB; Elektronische NEVB
Het bedoelde artikel verscheen in:
Ons Volk. Jaargang 18, nr. 50, 11 december 1932, p. 785-788. Het nummer, met een foto van Streuvels op de voorpagina, was volledig gewijd aan de West-Vlaamse auteur. De Pillecijns bijdrage 'Streuveliana' bevat bovendien nog volgende foto's:
- - Streuvels met hoed als landwerker (handen in de zij, gestreept onderhemd): 'Den voormiddag in den hof met boomen en planten bezig.'
- - 'Element: Lucht.'
- - 'Voeten die vast op den grond staan.'
- - 'De boomen van ongediert gezuiverd houden den mensch lenig en stevig.'
- - 'Winterwerk: Onder 't licht der lamp.'
- - 'Het werktuig.' (close-up van pen)
- - 'Krabbel van een Waalschen schilder.'