Thielt, 20 September 1932.
Waarde Heer Lateur,
Best dat ik met U geen afspraak had, voor gister om te Kortrijk samen te komen. Sedert Zondag heb ik de volledige crisis in mijn vrouwvolk. Moeder was en blijft voort te bed, het meisje dat de kinderen verzorgt kwam er niet uit en onze oude meid was zoo doof geworden als een pot. Ik kreeg hulp van een ziekenzuster voor de zieken, - nog drie kinders er bij, - en mijn schoonzuster zorgt voor de gezonde. Zoo was ik weder gered. En ondertusschen komen geen nieuwe zieken bij en verbeteren, al die nu in bed zitten.
Indien U dien cliché van de Avelghemsche bakkerij niet in de eerste dagen kunt vinden, kan ik er niets mee doen.
[1] Eveneens met de andere Avelghemsche foto's: ik moet bepaald beginnen pagineeren, zoodra de clichés aankomen, anders geraken we nooit vooruit en lijk er veel clichés ingewerkt moeten worden, zou het een eindeloos herbeginnen zijn, indien achteraf nog clichés moesten bijkomen. Indien U meent dat er nog een vijftal clichés werkelijk van belang of typisch zijn, zend ze dan maar per omgaande zoodat ik ze dadelijk per express naar Brussel kunne sturen. Ik kan natuurlijk nog altijd het juist gewicht van het fabrikaat papier niet opgeven zoolang we niet gepagineerd hebben en dat wordt ook noodig. Eerstdaags zal er mee moeten begonnen worden: alles is besteld, doch die illustraties kunnen me vast hebben, daar ik te weinig papier zou hebben en dan sta ik er mee, want het papier dat we verwerken is niet in die dikte in den handel. Ook verlangt
Abramsz absoluut, dat het boek tegen 1 November klaar komt en ik verlang het evenzeer. Van
D[e Pillecyn] moet ik nog het laatste deel van het handschrift in handen krijgen vooraleer door te kunnen werken, doch hij beloofde het stellig voor het
[2]einde der week. Ik reken er op om dan spoedig met proeven den boekhandel hard te kunnen bewerken.
Misschien nog heden avond en in elk geval morgen laat ik U reeds een paar
ex[emplaren] van "
De Vlaschaard" sturen.
[2] - Wat de gebonden
ex[emplaren] betreft ben ik zinnens slechts een soort te laten binden: verlangt U er absoluut in den band van
Veen, dan neem ik die; indien U die verkiest met de teekening van
Cantré, dan laat ik uitsluitend die maken ook voor den handel. Daarover zullen we aanstaanden Dinsdag kunnen spreken. Mij is het om het even, doch vermits het een
jubileum-uitgave is, meen ik, dat we best het cachet er van zouden behouden.
U moet verkeerd begrepen hebben: ik ben
Rigouts alleen kleine sommen verschuldigd voor
geb[onden exemplaren] van de gewone uitgave, waarvan me enkele
ex[emplaren] besteld worden.
[3] Al de rest van deze uitgave wordt geregeld met U als schrijver en met
Van Mierlo als drukker. 700
fr[ank] ben ik
Rigouts niet schuldig. Ik vind dat hij geweldig moet overdrijven met zijn prijs! Als er reden is om hem eens aan te pakken, was het niet alleen voor zijn vroegere uitvluchtsels, maar ook voor deze... poging tot aftroggelarij! In den handel zou het die som misschien wel opbrengen, doch de banden kunnen nooit zooveel kosten. U moest toch de
ex[emplaren] los gratis ontvangen?
Hierbij een kaartje, dat ik heden morgen ontvang. Vooraleer te antwoorden stuur ik het U door. Kan ik door U geholpen
[3]worden aan boeken, die ik niet uitgaf, indien hij er zou verlangen en dat tegen een civiel prijsje? Of zou het niet beter zijn, dat U rechtstreeks met dien vertaler zoudt handelen en tevens antwoorden natuurlijk? Zooniet zend me omgaande die briefkaart met uw antwoord terug. Daar uit kan voor U heel wat voortkomen; voor mij niet.
[4]
Zonder tegenbericht tot Dinsdag 27 dezer. Intusschen hoogachtend en genegen.
(handtekening Joris Lannoo)
Annotations
[1]
Cf. vraag van Joris Lannoo in zijn brief aan Streuvels van
17 september 1932. De volgende dag, op
21 september 1932, kan Streuvels melden dat hij het cliché dadelijk heeft gevonden. Filip De Pillecijn was een werk over Streuvels aan het voorbereiden, nl.
Stijn Streuvels en zijn werk. De Amsterdamse firma Veen en uitgeverij Lannoo waren het aanvankelijk oneens over wie het werk mocht uitgeven. Uiteindelijk verzorgde Lannoo de uitgave voor België, de firma Veen was verantwoordelijk voor de Nederlandse uitgave. De Vlaamse uitgave besloeg 202 pagina's. Ze werd gedrukt op zwaar kunstdrukpapier en gezet uit de Hollandse Medievalletter, 12 punten. 110 meestal onbekende foto's, tekeningen en facsimiles versierden de uitgave. Het boek kostte 30 fr. ingenaaid en 44 fr. gebonden in linnen. Er werden ook 50 genummerde exemplaren gedrukt op Russel With Artpaper en gebonden in linnen tegen 75 fr. per exemplaar. Het boek kreeg een sierlijk en gekleurd schutblad.
Catalogus Uitgeverij Lannoo 1933
'Uitleg bij de platen':
- Portret van den Jubilaris, met de zes kruisjes. Tegenover titelblad.
- Zicht op het geboortedorp Heule (p. 11).
- Bladzijde handschrift uit het Cahier de Narrations (p. 13).
- Moeder met de twee zonen bij den rondreizenden portrettetrekker - eene gebeurtenis! (p. 14).
- De Verluchting van het Schrijfboek (p. 15).
- De Vroegste Handteekening (p. 15).
- De Familiegroep in 1890 (p. 17).
- De Bakkerij te Avelgem, waar een tijdlang twee merkwaardige namen boven de deur prijkten (p. 18).
- De Scheldemeerschen in den Winter, waar Streuvels ging varen (p. 19).
- Portret van den negentienjarigen Pasteibakker (p. 21).
- De Schelde te Avelgem (p. 22).
- De eerste Inspiratie onder de hoede van Vader Vondel (p. 24).
- Moeder Lateur, die sprekend gelijkt op haar broer Guido Gezelle (p. 25).
- Bij Moeder en Zuster en den hond Pan (p. 26).
- Aan 't Werk in het kleine, smalle Kamertje te Avelgem; op tafel: het Idioticon en Loquela; aan den wand: eene plaat van Memlinck, de Oogst van Meunier, een Tanagrabeeldje, de portretten van Dostojevski, Ibsen, Verhaeren, Van Langendonck; op de schouw: Gezelle en Vermeylen (p. 27).
- De groote Gebeurtenis: de eerste literaire Brief van Karel van de Woestyne, den 15 Mei 1896 (p. 28-29).
- Schaduwknipsel (p. 30).
- De Scheldemeerschen met den Kluisberg (p. 31).
- Uit den joligen Tijd, met broer Karel en kozen Cesar (p. 32).
- Een bocht van de Schelde (p. 34).
- Uit den somberen Tijd (p. 35).
- De Kerkstraat te Avelgem, met den Dorpsbarbier, den Kleermaker, enz. Links, de twee Schoolgaande Kinderen, Alida en Marietje Staelens (p. 36).
- Foto uit den Tijd van Lenteleven (p. 38).
- Horieneke in den bloemenwegel (p. 39).
- De Ontmoeting met Jules De Praetere, die Lenteleven zal drukken (p. 41).
- Met kozen Cesar in de Pampas (p. 42).
- Met pastor Verriest en pastor Cuppens (p. 44).
- In zwarte Gepeinzen verdiept (p. 45).
- Het Lijsternest (p. 47).
- Een Propagandatocht te Wacken, voor de Verriest-feesten, met Van Severen, Vermeylen, Eeckels, Toussaint, Sevens en Modest Huys (p. 48).
- Aan het groote Raam (p. 50).
- Over de Halve-deur (p. 51).
- De Veldwegel achter het Huis (p. 53).
- Geteekend Portret door Jules Fonteyne, in 1912 (p. 54).
- Het Uitzicht ten Oosten, naar den Hoogen Berg te Tieghem (p. 56).
- De Vogelnesten boven de Woning (p. 58).
- Tocht in de Kempen, met Prof. Geurts, Cesar Gezelle, pastor Verriest, pastor Cuppens en Karel Lateur (p. 59).
- Geteekend Portret door Flor. Aerts, in 1919 (p. 61).
- Aan de Werktafel (p. 63).
- 't Blanke Vel Papier (p. 64).
- Een Krabbel van Flor. Aerts (p. 66).
- De Lange, rechte Steenweg, voor den Oorlog, de vermaarde Olmendreef (p. 67).
- De Houthakker aan 't Werk (p. 69).
- Op 't Lijsternest is de bakker zijn Oven Trouw Gebleven - Element: Vuur (p. 70).
- Terug van den Veldarbeid (p. 72).
- Voeten die Vast op den Grond Staan (p. 73).
- Element: Lucht (p. 75).
- Met Vrienden op Reis (p. 76).
- Ontwerp Bladzijde voor Ingoyghem uit Openlucht. Ter plaats geschreven, op den Heuvel te 4 ure 's Morgens bij 't opstaan der zon. (1/3 verkleind) (p. 78).
- Een Zonne-foto (p. 79).
- Op Reis met de Mijol-Club (p. 80)
- Per Schip op Avontuur met de Schilders (p. 82).
- Bezoek te Gemoet (p. 83).
- Winterwerk: onder 't Licht der Lamp (p. 85).
- Het Werktuig (p. 86).
- Bezoek aan Mistral, te Arles (p. 87).
- Bloemen en Planten moeten Verzorgd worden (p. 89).
- De Boomen van Ongediert gezuiverd, houden den Mensch Lenig en Stevig (p. 91).
- 's Morgens voor Dag en Dauw om Mollen te Vangen (p. 93).
- Den Voomiddag in den Hof met Boomen en Planten Bezig (p. 94).
- 's Namiddags bij de Boeken (p. 95).
- De Mensch heeft Oogen om te Kijken (p. 97).
- Noenestond in den Zomer (p. 99).
- Boomen die men zelf Geplant heeft, zijn de Schoonste (p. 100).
- In de Veranda (p. 103).
- Bloesemweelde in de Kruin van den Appelaar (p. 104)
- Krabbel van een Waalschen Schilder (p. 106).
- Op Wandel (p. 107).
- De Beste Vrienden zijn de Boeken (p. 108).
- Element: Water (p. 110).
- Masker (p. 113).
- Lijsters gereed het Nest uit te Vliegen (p. 114).
- Ondertusschen wordt er kalm voortgewerkt (p. 115).
- De Ingang langs den Tuin (p. 117).
- Van hieruit blikt men over de Wijde Ruimte (p. 118).
- 't Jongste van het Nest (p. 119).
- Masker door Van Immerzeel (p. 121).
- Met 't Waterhoen op de Leie (p. 122).
- Borstbeeld door Gaston Martens (p. 124).
- Op Zoek naar het Juiste Woord (p. 126).
- Op den Uitkijk (p. 127).
- Prutske aan 't Mijmeren (p. 129).
- In 't Land van Genoveva. 't Laacher Meer in 't Eifelgebergte (p. 131).
- Masker achter Tralies (p. 134).
- Onder de Boomen (p. 135).
- Onder den IJzertoren te Dixmuide (p. 136).
- Krabbel door Alb. Vandyck (p. 139).
- Tocht op de Leie (p. 140).
- De Geschrevene Tekst wordt naderhand Getypt (p. 143).
- Prentenkijken blijft altijd eene prettige Bezigheid (p. 146).
- Bladzijde Handschrift uit Alma (op de helft verkleind) (p. 148).
- Medaillon door Karel Lateur (p. 150).
- Zicht over Ingoygem dorp (p. 151).
- 's Zondags in den Zomertuin (p. 154).
- Een Duitsche Baanwacht die weinig ontzag uitoefent (p. 155).
- In de Bibliotheek te Antwerpen (p. 156).
- Op 't Water met Saverijs (p. 160).
- Na den Arbeid smaakt de Pijp lekker (p. 164).
- Bezoekers op Lijsternest worden Welkom toegewuifd (p. 167).
- Bij de Kippen (p. 171).
- Portret geteekend door Alb. Vandyck (p. 176).
- Moeder met haar Twee Jongste Dochters (p. 181).
- Het Gezin (p. 186).
- En nu op Reis (p. 190).
- Tweede Bezoek in 't land van Genoveva (p. 193).
- Het Wapenbord (p. 195).
- Het Lijsternest: 't Geen de Tijd er van gemaakt heeft (p. 196).
- Het Feestmaal van den 60-Jarige: Wààr en Wie is de Jubilaris? (p. 198).
[2]
Boekbeschrijving: gebonden, grijze heellinnen uitgeversband, geïllustreerd met een houtsnede (portret van boer Vermeulen) van Jozef Cantré in zwart. Sneden besnoeid. Er bestaan ook gebrocheerde exemplaren onder beige omslag met letterdruk in groen en zwart en onder grijze omslag met uitgeversadres L.J. Veen. Verder ook een grijze heellinnen band, eveneens onder uitgeversadres van deze laatste.
Paul Thiers, Oog in oog met Streuvels, p. 74