<Resultaat 871 van 2531

>

Waarde Heer Lateur,
Hierbij een check van 2500 fr[ank] aan te teekenen als volgt: laatste betaling van eereloon voor "Tieghem" (= 2.000 fr[ank])[1] en 500 fr[ank] afkorting op Reynaert.[2]
Hier ligt nog steeds een Gezelle in 14 deelen voor U,[3] die we met gelegenheid thuis bezorgen.
Ik nam de rest van het Oorlogsdagboek over en breng het eerstdaags op de markt.
Van de Pillecyn verneem ik zooeven, dat dezer dagen een recensie van Marnix Gijsen eerstdaags in De Standaard verschijnt, met, schrijft de Pillecyn: "een azijnpisserij van Toussaint, waarop ik in 't zelfde nummer antwoord". De belangstelling zal dus misschien nu bepaald gewekt worden, want de verkoop vlot niet. Het is ten andere een algemeen verschijnsel, dat niet aan 't werk ligt, doch aan den tijd, dien we beleven.
Ik zorg in de eerste dagen voor den verkoop van het boek "Tieghem" tijdens het zomerseizoen op Tieghem zelf.
Hoogachtend gegroet.
(handtekening Joris Lannoo)

Annotations

[1] Volgens het contract (artikel 2) voor Tieghem, Het Vlaamsche lustoord moest Streuvels 0.80 frs. per gedrukt exemplaar honorarium krijgen, dat is de gezamenlijke som van 4000 (vierduizend) franken. Deze som moest als volgt uitbetaald worden: de helft (2000 frs.) bij het verschijnen van het boek,- vastgesteld op uitersten datum van 1 Augustus 1932 - en de andere helft (2000 frs.) drie maanden daarna, zijnde 1 November 1932.
[2] Het betreft hier de betaling van 5 exemplaren Reinaert de Vos.
[3] In 1925 werd van start gegaan met de uitgave van Guido Gezelle's Dichtwerken. Dit was een heruitgave van het volledige werk van Gezelle, in 10 delen, ter ere van de vijfentwintigste verjaardag van diens dood.
  • In juli 1925 verschenen:
    • 1. Dichtoefeningen. Vijfde druk. Tielt, J. Lannoo, s.d. [1925]
    • 2. Kerkhofblommen. Zestiende druk. Tielt, J. Lannoo, s.d. [1925]
  • in augustus 1925 verschenen:
    • 3. Gedichten, gezangen, gebeden en kleengedichtjes. Zevende druk. Tielt, J. Lannoo, s.d. [1925]
    • 4. Liederen, eerdichten en reliqua. Zesde druk. Tielt, J. Lannoo, s.d. [1925]
    • 5 en 6. Tijdkrans. Vijfde druk. Tielt, J. Lannoo, s.d. [1925]. 2 boekdelen
  • in september 1925 verschenen: 7 en 8. Rijmsnoer. Vijfde druk. Tielt, J. Lannoo, 1925. 2 boekdelen
  • in oktober 1925 verschenen:
    • 9. Hiawadha's lied. Vijfde druk. Tielt, J. Lannoo, s.d. [1925]
    • 10. Laatste verzen. Zesde druk. Tielt, J. Lannoo, s.d. [1925]
Deze uitgave was een samenwerking tussen Drukkerij-Uitgeverij J. Lannoo in Tielt en Uitgeverij L.J. Veen in Amsterdam.
Op 30 januari 1925 schreef Abramsz aan Streuvels: Alvorens mij met drukker en papierhandelaar over Gezelle 1/10 te verstaan, zou ik U gaarne, natuurlijk met Uw goedkeuring, mijn plan eerst willen voorleggen. Teneinde eens van mijn ongeveer 2000 ex. 11/14 af te komen, zou ik 2000 ex. willen drukken van 1/10 en 1000 extra 1/10 om, als die 2000 1[1]/14 eventueel weg zijn, dan verder alleen 1/10 te verkoopen. Ik bemerk uit Uw schrijven, dat U voor België ook 1/10 noemt en dus 11/14 onuitgegeven laat, [...] Ik MOET voor mijn 3000 ex. natuurlijk bij Thieme terecht komen, omdat deze 11/14 heeft gedrukt. Vindt U mijn plan goed, dan kan ik U den prijs voor België der 2000 ex. opgeven, nadat ik met Thieme heb onderhandeld en daarna een concept-contract opmaken, wanneer ik den ingenaaiden verkoopsprijs voor Nederland heb bepaald. Alvorens iets te doen, wacht ik eerst Uw antwoord. Brief in Letterenhuis, S 935/B2/Veen
In Kort overzicht van de geschiedenis van L.J. Veen's Uitgeversmaatschappij N.V Amsterdam (1947) lezen we op p. 68 van de catalogus: Guido Gezelle, Dichtwerken. 1925. XIV dln. Guido Gezelle's Dichtwerken waren in Nederland in 14 delen verschenen, de 10 delen die in 1925 opnieuw uitgegeven werden, met 4 bijkomende deeltjes Gelegenheidsgedichten. Dit wordt bevestigd in een brief van de firma Veen aan Streuvels van 13 januari 1925: mijn 2000 ex. Gezelle 11/14 (Gelegenheidsgedichten, kleine uitgave). Deze gedichten verschenen voor de eerste maal in 1912 bij Veen: Guido Gezelle, Gelegenheidsgedichten. Amsterdam, L.J. Veen, 1912. In 1913 verscheen een tweede, in 1915 een derde druk.

Register

Naam - persoon

De Pillecyn, Filip (° Hamme, 1891-03-25 - ✝ Gent, 1962-08-07)

Letterkundige en Vlaams strijder.

De Pillecyn studeerde Germaanse Filologie aan de Universiteit van Leuven, was actief in de studentenkring Met Tijd en Vlijt en was voorzitter van het Algemeen Katholiek Studentenverbond. Tijdens de oorlog was hij een van de leiders van de frontbeweging. Hij schreef er enkele gedichten, die Lannoo in 1920 - samen met gedichten van Jozef Simons - bundelde onder de titel Onder den hiel. Vanaf 1919 concentreerde De Pillecyn zich op de journalistiek. Na zijn medewerking aan het dagblad De Standaard, werd hij hoofdsecretaris van het dagblad De Tijd, dat zich meer met de Vlaamse kwestie bezighield. In dezelfde periode hielp hij bij de publicatie van het satirische weekblad Pallieter. In 1926 promoveerde hij tot doctor in de Germaanse filologie, met een studie over Verriest. Tijdens het interbellum was hij leraar te Malmédy en later te Mechelen. Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd hij in 1941 directeur van het Middelbaar Onderwijs. De repressie veroordeelde hem na de Tweede Wereldoorlog wegens een te grote Vlaamsgezindheid tot vijf jaar gevangenisstraf. In de gevangenis van Sint-Gillis schreef hij drie romans: Jan Tervaert (1947), Mensen achter den dijk (1949) en De Veerman en de jonkvrouw (1950). Na zijn vrijlating in 1949 bleef hij verderschrijven (o.a. Aanvaard het Leven, 1956 en Rochus,1951). De Pillecijn schreef tevens een studie over Stijn Streuvels, Stijn Streuvels en zijn werk (1932).

Gijsen, Marnix (° 1899-10-20 - ✝ Lubbeek, 1984-09-29)

Pseudoniem van: GORIS, Jan Albert (20.10.1899 - Lubbeek, 29.09.1984).

Broer van René Goris.

Volgde de lagere school bij de broeders der christelijke scholen van het Sint-Henricusgesticht en de moderne humaniora (handelsafdeling) bij de jezuïeten in het Franstalige Sint-Ignatiusinstituut, waar hij in juli 1916 het consilium abeundi kreeg, naar zijn zeggen vanwege een brochure Studenten oordeelt. Dat dit louter aan flamingantische en activistische sympathieën of militantisme te wijten zou zijn geweest, kan een element van mythevorming a posteriori zijn. De in 1917 in Willem Gijssels' activistisch weekblad Vlaamsch Leven debuterende dichter stond, zonder een protagonist te zijn, wel onder invloed van het politiek-culturele klimaat van het activisme. Goris was op 16 september 1917 aanwezig bij de betoging tegen kardinaal Désiré Mercier en in 1918 werd hij medewerker en redactiesecretaris van Floris Couteeles gematigd activistisch weekblad De Eendracht, dat een unionistische, federalistische staatsinrichting voorstond. Na de Eerste Wereldoorlog werkte Goris als secretaris van de katholieke volksvertegenwoordiger Alfons Van de Perre mee aan de voorbereiding van de Interpellatie van de drie Van's en van de kapitaalverhoging van De Standaard. Hij trad bij gelegenheid op als verslaggever voor de krant en zorgde, als enige redacteur bij de jonge Standaard Boekhandel, voor verscheidene uitgaven, onder meer Willem Meybooms Laatslaapstertje. (Willem Meyboom was het pseudoniem van zijn jeugdvriend en aanvankelijke mentor, later bestrijder Floris Couteele). Tevens was Goris sporadisch medewerker aan de krant Ons Vaderland (1914-1922), het weekblad De Stormram - met onder meer het gedicht Aan Wies Moens - het weekblad Ons Volk Ontwaakt, het studentenblad Storm en aan August Van Cauwelaerts weekblad Het Vlaamsche Land. Van mei 1920 tot 1924 was hij redactiesecretaris van laatstgenoemd blad. De jonge letterkundige - het pseudoniem Marnix Gijsen verenigt de naam van de antiklerikale Antwerpse burgemeester Marnix van Sint-Aldegonde en de familienaam van de moeder van de dichter -- sloot aan bij Eugène De Bocks expressionistische tijdschrift Ruimte, waarin zijn gedichten Loflitanie van den H. Franciscus van Assisië - met aan het slot de beroemd geworden, veel geciteerde bede 'Geef aan ons allen en geef aan mij, een vaderland om te beminnen' - en Tijdzang voor Herman van den Reeck verschenen, en werkte mee aan het tijdschrift Vlaamsche Arbeid. De beide tijdschriften wilden breken met de vooroorlogse burgerlijke en esthetiserende cultuur. In 1925 verscheen zijn toonaangevende dichtbundel Het huis. Goris behaalde in deze periode aan de Leuvense universiteit het (wetenschappelijk) diploma van licentiaat en in 1925 de graad van doctor in de geschiedkundige en zedekundige wetenschappen met een proefschrift over de Portugese, Spaanse en Italiaanse handelskolonies te Antwerpen. Met reisbeurzen verbleef hij voor studie en archiefwerk in Fribourg (Zwitserland), Parijs, Londen en Den Haag en in 1926-1927 studeerde hij met een Educational Foundation-studiebeurs van de Commission for Relief in Belgium sociologie aan de universiteit van Seattle. Na zijn terugkeer in België werd hij in Leuven benoemd tot docent in de economische geschiedenis (1927-1932) en op 1 juli 1928 door de Antwerpse burgemeester Frans Van Cauwelaert als kabinetschef aangeworven. In die periode trok de Vlaams-nationalistische pers de Vlaamse integriteit van de auteur in twijfel. Dit gebeurde in een polemiek over de vaak verkeerd geïnterpreteerde slagzin 'Wordt rijk', die ten onrechte aan hem werd toegeschreven. In werkelijkheid was die uitdrukking voor het eerst gebruikt door hoofdredacteur Marcel Cordemans in De Standaard van 15 mei 1927 in een discussie over de groeiende reactie tegen de overheersing van het Fransgezinde kapitaal in Vlaanderen. Cordemans, die niet signeerde, betoogde dat de Vlamingen onverdroten een tegenmacht moesten opbouwen. Gijsen zelf heeft zich enkele maanden later gemengd in een discussie over het 'arrivisme' dat, in het licht van die 'Wordt rijk'-slagzin, door Vlaams-nationalisten aan sommige Vlaamsgezinden werd verweten. In het studentenblad Ons Leven van 14 december 1927 kantte hij zich tegen een negativistische houding en betoogde dat het de plicht was van de jongere Vlamingen zich sociaal en intellectueel op te werken om in de gemeenschap een zekere rang te verwerven en invloed uit te oefenen. Couteele, die Gijsen zijn samenwerking met Van Cauwelaert en de minimalisten kwalijk nam, maakte hem en zijn geestesgenoten tot mikpunt in zijn Dagboek van een arrivist, een tijdschriftenrubriek die in 1931 in boekvorm verscheen. Goris kristalliseerde een tijdlang in zijn persoon de tegenstelling tussen cultureel en politiek flamingantisme en distantieerde zich definitief van wat hij 'de kleine kanten van het romantisch flamingantisme' noemde. Hij zou altijd een mikpunt blijven van Vlaams-nationalistische afwijzing en spot. Na de Antwerpse coalitiewisseling op 1 januari 1933 werd Goris door burgemeester Camille Huysmans tot directeur van de dienst Schone Kunsten en Propaganda benoemd. In 1934 werd hij kabinetschef van minister van economische zaken Van Cauwelaert en hij bleef deze functie van 1935 tot 1938 ook onder minister Philip Van Isacker uitoefenen. In die context werd Goris betrokken bij de organisatie van tentoonstellingen en jaarbeurzen in het buitenland, waar hij een duidelijker Vlaamse aanwezigheid kon bewerkstelligen dan tot dan toe gebruikelijk was. In 1939 werd hij als eerste Vlaming tot commissaris-generaal voor toerisme benoemd, een groot schandaal in de Franstalige pers. Vanaf 1927 trad Goris tevens naar voren als vooraanstaand katholiek intellectueel: redactielid van Dietsche Warande en Belfort; literair criticus en kroniekschrijver in De Standaard - met onder meer de geduchte Kroniek der poëzie - in de tijdschriften voor lectuurvoorziening Boekengids, De Boekenkast en Contact, in de krant De Courant en het weekblad Elckerlyc; betrokken bij de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen, bij initiatieven rond het boekwezen en bij het totstandkomen te Antwerpen van het Museum van de Vlaamsche Letterkunde. Zijn essay Ons volkskarakter. Een poging tot inzicht (1932) gaf aanleiding tot een polemiek. Gijsen betoogde hierin dat de studie van de goede en de ongunstige kenmerken van het Vlaamse volk een der meest dringende opgaven was voor wie wou bijdragen tot de groei van zijn cultuur. Het nuchtere maar met liefde geschreven essay gaf daartoe een aanzet. Een klemtoon legde Goris op het provinciaal karakter van Vlaanderen, gevolg van het feit dat de landsleiding en de buitenlandse vertegenwoordiging en politiek altijd in handen van Nederlands onkundigen en 'Vlaams-vreemden' zijn geweest. Als adjunct-commissaris-generaal van het Belgisch paviljoen op de wereldtentoonstelling van New York (die plaatshad in 1939-1940) verbleef Goris bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in Amerika. Hij zou er nog lang blijven. Hij leidde te New York het Belgian Information Center (1941-1945), oefende tot 1964 het ambt uit van commissaris voor de voorlichting in het Belgian Government Information Center, werd in 1961 benoemd tot gevolmachtigd minister en in 1964 tot ambassadeur. Ondertussen trad hij op als cultureel gezant avant la lettre voor België en Vlaanderen en als correspondent uit Amerika van het Nationaal Instituut voor Radio-omroep (NIR). Na zijn opdracht als commissaris-generaal van het Belgisch paviljoen op de wereldtentoonstelling van Montreal (1967) vestigde hij zich in 1968 in Brussel en verliet hij de diplomatieke dienst als ereambassadeur. De oorlogsomstandigheden en zijn persoonlijke evolutie bewerkstelligden Goris' overgang tot het agnosticisme en het stoïcisme. De in het vrijzinnige Nieuw Vlaams Tijdschrift gepubliceerde roman Het boek van Joachim van Babylon (1947) vertolkte zijn breuk met de overgeleverde inzichten omtrent volk en godsdienst. De roman ontlokte veel literaire reacties en bracht een felle polemiek teweeg. Hij reveleerde een prozaschrijver van een intellectualistisch getint oeuvre van meestal ik-verhalen. Het zijn - met een melancholische ondertoon geschreven - ironisch-kritische belijdenissen en afrekeningen met het verleden en het thuisland, of diaspora-verhalen, waarin via spitse anekdotiek in een geromanceerde para-autobiografie naar een praktische moraal wordt gezocht voor het individu in zijn verhouding tot het andere geslacht, de maatschappij en een opperwezen. 'Weer thuis' werd Goris-Gijsen een openbare figuur in de Vlaamse culturele wereld. Hij deed zijn intrede in de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (verkozen in 1953), was actief in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel en kreeg in zijn tijdschrift Kunst en Cultuur jarenlang een tribune voor controversiële kronieken. In 1970, 1976 en 1982 steunde hij Vlaamse socialistische lijsten bij de gemeenteraadsverkiezingen te Elsene. Zijn literair werk werd bekroond met de Grote Staatsprijs ter bekroning van een schrijversloopbaan (1974) en met de Prijs der Nederlandse Letteren (1974). In 1975 werd hem voor zijn verdiensten op literair vlak de titel van baron verleend.

Gijsen, Marnix (° 1899 - ✝ 1984)

Pseudoniem van: Jan-Albert Goris

Antwerpse dichter, romanschrijver, criticus en essayist. Zijn literaire werk weerspiegelt grotendeels de evolutie van zijn geloofsovertuiging: van zeer katholiek in het interbellum tot areligieus en stoïcijns na Tweede Wereldoorlog. In 1920 publiceerde hij, die op dat moment vooral als expressionistische dichter actief was, een Studie over Karel van de Woestijne.

Lateur, Frank (° Heule, 1871-10-03 - ✝ Ingooigem, 1969-08-15)

Geboren als Frank Lateur en bakker van opleiding, maar onder zijn pseudoniem Stijn Streuvels als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, Vlaanderen, De Gids en De Nieuwe Gids. De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.

Toussaint van Boelaere, Fernand Victor (° 1875-02-18 - ✝ 1947-04-13)

Vlaamse prozaschrijver, dichter en vertaler. Hij was in 1907 medestichter (en enige tijd secretaris) van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen. In 1931 werd hij voorzitter van de Vlaamse PEN-club. Hij hoort bij de groep auteurs van de tweede reeks van Van Nu en Straks. Na W.O. II ontpopte hij zich als "inquisiteur" van de Vlaamse letteren door - in de context van de epuratie - erg hard en verbeten op te treden tegen auteurs als Felix Timmermans.

Titel - werken van Streuvels

Streuvels, Stijn, Tieghem, Het Vlaamsche lustoord (1908). [studie]
Tweede [= derde] bijgewerkte [druk], Tielt, Drukkerij-Uitgeverij J. Lannoo, [1932], 175 + [I] p., 18,5 x 12,3 cm.
Streuvels, Stijn, Tieghem, Het Vlaamsche lustoord (1908).
Druk
  • [Eerste druk], Gent, Boek- en Steendrukkerij Fr. Vercauteren, [1908], 51 + [I] p., 17,5 x 11,5 cm.
  • [Tweede druk], Gent, Boek- en Steendrukkerij Fr. Vercauteren, [1908], 148 + [II] p., 17,5 x 11,5 cm.
  • [Tweede druk], Amsterdam, L.J. Veen's Uitgeversmij., [1933], 18,1 x 12,2 cm.
  • Tweede [= derde] bijgewerkte [druk], Tielt, Drukkerij-Uitgeverij J. Lannoo, [1932], 175 + [I] p., 18,5 x 12,3 cm.
  • [Vierde druk], in: Volledig werk. Deel II. Brugge-Utrecht: Uitgeverij Orion, N.V. Desclée De Brouwer, [1972], p. 743-866.
Streuvels, Stijn, Reinaert de vos, Naar de handschriften van het middeleeuwsche epos herwrocht door Stijn Streuvels (1907). [bewerking]
Met een inleiding van Prof. Dr. J.W. Muller en verlucht met randen en teekeningen door B.W. Wierink, Amsterdam, L.J. Veen, [1910], [VI] + 28 + 184 p., 33 x 25 cm. Luxe-uitgave.
Streuvels, Stijn, Reinaert de vos, Naar de handschriften van het middeleeuwsche epos herwrocht door Stijn Streuvels (1907).
Voorpublicatie
  • Eerste vijf hoofdstukken verschenen in de Nieuwe Rotterdamsche Courant, nr. 3, januari 1907, Eerste blad, C.
Druk
  • Amsterdam, G. Schreuders (voor de Mij voor Goede en Goedkoope Lectuur), [1907], 219 + [IX] p., 18,4 x 12,3 cm. Nederlandsche Bibliotheek onder leiding van L. Simons, Nos. XI-XII.
  • Amsterdam, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, [1910], 214 + [VIII] p., 18,3 x 11,5 cm, Nederlandsche Bibliotheek onder leiding van L. Simons, Nos. XI-XII.
  • Amsterdam, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, 1918, 206 + [X] p., 18,3 x 11,9 cm. Nederlandsche Bibliotheek onder leiding van L. Simons, Nos. XI-XII.
  • Brussel, [Arbeiderspers], [1956], [II] + 228 + [IV] p., 18,5 x 11,5 cm, Reinaert-Reeks, nr. 64.
  • Uyt het Middelnederlandsch in verstaanbaar Vlaamsch herschreven door Stijn Streuvels en uitgegeven door het Davidsfonds in 't jaar O.H. M.C.M.X. Opgeluisterd met teekeningen door Gustaaf van de Woestijne, 200 p., 28,2 x 22 cm. Nr. 167 van de Davidsfonds-uitgaven.
  • Uyt het Middelnederlandsch in verstaanbaar Vlaamsch herschreven door Stijn Streuvels en uitgegeven door het L.J. Veen te Amsterdam in 't jaar O.H. M.C.M.XI. Opgeluisterd met teekeningen door Gustaaf van de Woestijne.
  • Met een inleiding van Prof. Dr. J.W. Muller en verlucht met randen en teekeningen door B.W. Wierink, Amsterdam, L.J. Veen, [1910], [VI] + 28 + 184 p., 33 x 25 cm. Luxe-uitgave.
  • Opgeluisterd met teekeningen door Gustaaf van de Woestijne, Amsterdam, L.J. Veen, in 't jaar O.H. M.C.M.XXI, 170 + [II] p., 28 x 22 cm.
  • Opgeluisterd met teekeningen door Gustaaf van de Woestijne, [Brugge-Utrecht], Desclée De Brouwer, [1969], 142 + [X] p., 20 x 27 cm.
  • Fragment. Gedrukt ter N.V. Drukkerij 'Vada' te Wageningen, in het jaar MCM.XXVIII, 16 p., 23,8 x 15,7 cm.
Streuvels, Stijn, In oorlogstijd 1915-1916 (1914-1916). [bio]
Streuvels, Stijn, In oorlogstijd 1915-1916 (1914-1916).
Deel
  • In oorlogstijd. Augustus 1914. Uit het dagboek van Stijn Streuvels.
    voorpublicatie
    • Deel I, 17 augustus 1914, onder de titel "Landgedicht (Uit mijn dagboek)". De Gids, LXXIX, 1915, dl 1, p. 569-573.
    • Deel I, 18 augustus 1914 (fragment) in Duitse vertaling onder de titel "Panik in Flandern". Vossische Zeitung, 1915, nr. 104 (= 26 Februar).
    • Deel I, 24, 25, 26 augustus 1914, onder de titel "De vliegende maandag. Uit het oorlogsdagboek van Stijn Streuvels". De Vlaamsche Post, I, 1915, nrs. 1 t/m 7 (= 22 t/m 28 februari).
    druk
    • [Eerste druk], Amsterdam, L.J. Veen, z.j. [1915], [VIII] + 64 p., 22 x 15,5 cm.
    • [Tweede druk], Tielt, Drukkerij Lannoo, z.j. [1939], [VIII] + 64 p., 22 x 15,5 cm.
  • In oorlogstijd. September 1914. Uit het dagboek van Stijn Streuvels, Amsterdam, L.J. Veen, z.j. [1915], [IV] + 79 + [I] p., 22 x 15,5 cm.
  • In oorlogstijd. October 1914. Uit het dagboek van Stijn Streuvels, Amsterdam, L.J. Veen, z.j. [1915], [IV] + 85 + [III] p., 22 x 15,5 cm.
  • In oorlogstijd. November 1914. Uit het dagboek van Stijn Streuvels, Amsterdam, L.J. Veen, z.j. [1915], 54 + [II] p., 22 x 15,5 cm.
  • In oorlogstijd. December 1914. Uit het dagboek van Stijn Streuvels.
    voorpublicatie
    • Deel V, 2, 3, 4 december 1914, onder de titel "De grens over". Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift, XXV, 1915, dl 50, p. 284-297 (oktober).
    druk
    • [Eerste druk], Amsterdam, L.J. Veen, z.j. [1916], 127 + [I] p., 22 x 15,5 cm.