31.12.'37.
MijnHeer Lateur,
Na twee dagen afwezigheid neem ik kennis van uw kaart van 28 dezer.[1] Dergelijke brutale dingen kunnen mijn kalmte niet verstoren. Ik hoop, dat de betaling, die U zult ontvangen hebben, eer uw schrijven hier toekwam, het beste antwoord zal geweest zijn.
Over de gestelde voorwaarden kan veel gepraat worden: ik zal het niet doen! U hebt een stuk papier van mij en... het gelijk hebt gij vast! Al werd deze heele zaak me door U opgedrongen, nadat dat U er mede op de heele lijn mislukt waart. Denk alleen hierop: de uitgevers kennen er niets van, dan geeft de schrijver uit met de U bekende gevolgen! Ik heb met de week van het boek 23 ex[emplaren] in depot gezonden; er werd één verkocht! Ziet ook tegen welken prijs vele uitgaven - ook de uwe, - nu aangeboden worden: er bestaan geen uitgevers meer, alleen nog opruimers! Als U daarover een oogenblik nadenkt, zult U met mij moeten bekennen, dat de schuld niet ligt alleen en uitsluitend aan de uitgevers.
Ik heb het zwaartepunt van mijn zaak, - geen N[aamloze Vennootschap] en geen directeurszaak, - verlegd op een andere tak, omdat ik zag, dat er met het idealisme van een uitgeverszaak niets dan putten te maken waren.
Daarmede kan ik sluiten en zal pogen U eerlijk en trouw te voldoen.
(handtekening Joris Lannoo)
Annotations
[1]
Deze kaart van Streuvels vonden we niet terug in de geraadpleegde archieven.