< | Hit 1651 of 2531 | > |
---|
De Meyer, Maurits (° Elversele, 1895-03-02 - ✝ Wilrijk, 1970-11-24)
Uitgever en volkskundige.
Studeerde tussen 1916 en 1918 klassieke filologie en geschiedenis aan de door de Duitse bezetter vernederlandste Gentse universiteit von Bissing Universiteit). Dit had tot gevolg dat de Belgische universiteiten en de Centrale Examencommissie voor hem na de oorlog gesloten bleven. Spoedig trad hij in dienst van de nog jonge uitgeverij Standaard Boekhandel, waarvan hij 35 jaar lang directeur (01.10.1924) en later beheerder was. Zo was hij ook medestichter van de Vereniging ter Bevordering van het Vlaamse Boekwezen (VBVB), die hij ook als voorzitter zou leiden, en was hij betrokken bij de organisatie van de Boekenbeurs voor Vlaanderen in Antwerpen. Als wetenschapsman verwierf de Meyer faam door zijn activiteiten op gebied van volkskunde - het is mede dankzij hem dat men deze wetenschap in Vlaanderen ernstig is gaan beoefenen. De Meyer specialiseerde zich in de studie van Vlaamse sprookjes, waarover hij in binnen- en buitenland publiceerde.
Lateur, Dina (° Ingooigem, 1916-02-24 - ✝ Gent, 2000-04-06)
Lerares.
Dina Lateur werd als derde kind (van de vier) uit het huwelijk van Stijn Streuvels met Alida Staelens geboren in het Lijsternest in Ingooigem. Door de Eerste Wereldoorlog was de bewegingsvrijheid van de mensen beperkt. Daardoor had Streuvels ruim de tijd om zich met zijn dochter bezig te houden. Maar Dina was ook een inspiratiebron voor Streuvels. Als 'Prutske' werd Dina onsterfelijk gemaakt in het gelijknamige boek van Streuvels. Dina Lateur was gehuwd met een leraar, Frank Demey en werkte zelf als lerares in Sint-Bavo in Gent.
Lateur, Frank (° Heule, 1871-10-03 - ✝ Ingooigem, 1969-08-15)
Geboren als Frank Lateur en bakker van opleiding, maar onder zijn pseudoniem Stijn Streuvels als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, Vlaanderen, De Gids en De Nieuwe Gids. De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.
Leonard, Jos (° Antwerpen, 1892-11-28 - ✝ Elsene, 1957-05-13)
Graficus, rijkshoofdinspecteur van het Technisch Onderwijs.
Jos Léonard studeerde enige tijd aan de Academie van Antwerpen. Gezondheidsredenen verplichtten hem er echter toe zijn opleiding te onderbreken. Zijn geestdrift voor de moderne kunststromingen (neo-impressionisme, kubisme, futurisme) bracht hem al heel vroeg in contact met pioniers als Paul Van Ostaijen. In 1920 verzorgde hij de illustraties voor De Witte van E. Claes en voor Loflitanie van St. Franciscus van M. Gijsen. Hij maakte zowel litho's, tekeningen als meubelontwerpen. Als rijkshoofdinspecteur voor het plastisch onderwijs had hij veel invloed op de modernisering van dit onderwijs. Hij was al vroeg met kubisme, futurisme en orfisme bezig. Hij heeft ook het Antwerpse milieu beïnvloed. Hij liet zich inspireren door het lyrisme van Kandinsky en de sfeer van De Stijl. Het rustige evenwicht is karakteristiek voor zijn werk. Hij specialiseerde zich in reclame, fotomontage, gebrandschilderde glasramen, boekillustraties, boekbanden, ...
Orlick, Bruno
Om tijdens de Duitse bezetting in W.O. II manuscripten over militaire en politieke kwesties te kunnen publiceren, moesten de uitgeverijen die manuscripten eerst laten beoordelen door het Referat Schrifttum van de Propaganda Abteilung in Brussel. De eerste censor was Hans Teske; Bruno Orlick was zijn assistent.
Teske, Hans (° Hamburg, 1902 - ✝)
Hoogleraar germanistiek, censor bij de Propaganda-Abteilung.
Teske studeerde aanvankelijk aan de universiteit van Hamburg. Van Hamburg ging hij naar Heidelberg, waar hij in 1924 promoveerde op een proefschrift, getiteld Het binnendringen van de Hoogduitsche Schrijftaal in de Nederlandsche stad Lüneburg. Hij werd medewerker aan het Deutsche Rechtswörterbuch (Pruisische Academie van Wetenschappen) en vestigde zich in 1927 als privaatdocent te Heidelberg. In 1934 werd hij naar Hamburg geroepen voor een leerstoel in de Germaanse Filologie, vooral op het gebied van het Nederduits. Teske was tevens de leider van het Hamburger Wörterbucharchiv aan de Hanzische Universiteit. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Teske censor bij de Propaganda-Abteilung.
Standaard Boekhandel
De Standaard Boekhandel vond zijn oorsprong in het weekblad Ons Volk Ontwaakt, dat in 1911 een boekhandel begon. In 1919 werd de boekhandel een onderdeel van het dagblad De Standaard en kreeg ze de naam De Standaard Boekhandel. In 1924 werd De Standaard Boekhandel een zelfstandige Naamloze Vennootschap. De krant De Standaard werd de grootste aandeelhouder. Op dat moment deed Maurits De Meyer zijn intrede als directeur van de boekhandel. Hij bleef in deze functie werkzaam tot 1960. Zijn opdracht bestond erin de filialen in Brussel en Antwerpen uit te bouwen en een breed uitgavenfonds op te zetten. Een eerste belangrijke uitbreiding van de Standaard Boekhandel vond plaats in 1926. Er werd een afdeling geopend in de Naamsestraat in Leuven door de overname van de Vlaamsche Boekenhalle, toen de enige Vlaamse boekhandel in de universiteitsstad. Op 1 oktober 1933 gebeurde dat in Gent, met de overname van de boekhandel Siffer. In de jaren '30 behoorde Streuvels tot het literaire fonds van de uitgeverij met werken als Lenteleven (1938) en De teleurgang van den Waterhoek (1939). Gedurende de Tweede Wereldoorlog bleef de Standaard Boekhandel onder de leiding van De Meyer gewoon verder werken. Precies tijdens die periode kwam er als gevolg van de leeslust van de mensen een samenwerking met de drukkerij-uitgeverij Lannoo tot stand bij het uitbrengen van de Lijsternestreeks .
De uitgeverij opende zijn eerste boekhandel in 1919 te Brussel onder de naam 'Afdeeling Boekhandel van de n.v. De Standaard'. In 1920 werd een tweede boekhandel geopend te Antwerpen.
Propaganda Abteilung
Na de inname van Brussel tijdens de Tweede Wereldoorlog en na het uitbouwen van de 'Militärverwaltung', het militaire bestuur, was er nood aan een propaganda-afdeling ('Propaganda Abteilung') om de nieuwsmedia onder controle te houden. De propaganda-afdeling, met hoofdzetel te Brussel, liet zich vooral in met culturele aangelegenheden. Zo bestonden er afdelingen ('Staffeln'), die elk voor één tak van de kunst instonden (pers, letterkunde, film, radio, ...). De propaganda-afdeling activeerde enkele instellingen. In de eerste plaats werd na de Duitse inval het distributie-agentschap Dechenne (ontstaan in 1908 als 'Agence Dechenne. Messageries de la Presse') opnieuw in werking gesteld als filiaal van het 'Reichsverband deutscher Zeitungsverleger' (RVDZ). Het agentschap verwierf een monopoliepositie voor het verdelen van kranten en tijdschriften, maar het beschikte eveneens over een boekhandel, die naast het distribueren van uitgaven ook haar eigen herdrukken op de markt bracht. Door de papierschaarste was het voor de drukkerijen moeilijk om aan voldoende papier voor hun uitgaven te geraken: eerst moest de goedkeuring gevraagd worden bij de 'Propaganda Abteilung', daarna pas werd het beschikbare papier gedistribueerd door de Papiercentrale. Verder werden er van overheidswege nog allerlei beperkingen opgelegd, zoals het verminderen van het aantal bladzijden, kleinere formaten en lagere oplagen.