17 3 45.
Geachte Heer Lateur,
Ik ben bereid de 28
ex[emplaren] van
Dr. Lauwers' Schriften te koopen.
[1] U brengt ze wel mede bij uw volgend bezoek. Ik kan echter niet verkoopen tegen 200
fr[ank][2] omdat de boekhandel reeds minstens 25 % korting moet hebben en dat daardoor reeds 50
fr[ank] uitgaan!
Zoodra de
ex[emplaren] van
de Vl[aschaard] op Hollandsch papier binnen zijn,
[3] zal ik U onmiddellijk verwittigen. Ik schrijf er nog over aan
d[e ]h[ee]r Puylaert. Het schijnt dat de twaalf speciale banden of liever de zes speciale banden iets zeer fijn zullen zijn.
Drukken voor
d[e ]h[ee]r Grymonprez kan ik in elk geval nu niet,
[4] vermits 1
° wij nog steeds beperking in het verbruik van de drijfkracht hebben, al mogen de menschen uit de Leiestreek vrijuit gebruiken en 2
° dat wij aan het bouwen zijn. Daardoor is een machiene in een kast gezet, omdat in dit deel van onze drukkerij veranderingen plaats hebben: het zal ander halve maand duren eer de tweede dubbeltoerpers opnieuw zal kunnen werken. We hebben daarbij zooveel zetsel staan, dat we maanden verachterd zijn met ons werk door allerlei onverlangde beperkingen. Misschien kan
d[e ]h[ee]r Grymonprez Vonksteen te Langemark aanspreken? Maar indien het om papier gaat, kan ik zeker zijn vraag niet inwilligen: ik zie niet in dat ik alle uitgaven, die ik zou moeten kunnen op de markt brengen zal kunnen op behoorlijken tijd laten verschijnen. De toestand van de papiermarkt wordt met den dag erger en ik ontving
[2]gister het antwoord, dat ik verwachtte op een brief, dien ik aan den man stuurde, die in ons land zeker het best op de hoogte is van de papierfabrikatie: er is in maanden geen vooruitzicht op beternis in de papierbevoorrading! U begrijpt, dat ik dan beslist alle papier voor eigen zaken MOET houden. Al zou ik het gaarne gedaan hebben om U dienst te bewijzen, was de toestand eenigszins aan het opklaren gegaan.
Gister had ik hier Pater
Bouweraerts S[ocietatis Jesu], op bezoek. U hebt hem laatst bij ons ontmoet. Ik vertelde U dan van het opzetten van dezen Jesuiet samen met zijn confrater den bekenden
P[ater] Van Laer, dat ze vier seizoenenboeken voor de jeugd klaar maken.
[5] Het eerste zou het winterboek zijn, dat met November moet klaar komen. Kunnen we op een verhaal of novelle van U rekenen: ik heb er U om gevraagd toen de paters vertrokken waren en U scheen de zaak niet ongenegen.
[6] de medewerkers worden
gehonoreerd Indien U daartoe bereid is, zouden we uw bijdrage vooraan in de uitgave opnemen als eerste bijdrage: ik stelde het hun voor en ze waren er onmiddellijk mede akkoord. Definitief wordt het heele eerste deel rond Paschen vastgesteld en het zou me genoegen doen kon ik dan aan de Paters uw antwoord mededeelen.
[7] Ook
Van Hemelrijck,
[8] Vande Velde,
Boschvogel e[n anderen] zouden medewerken en waarschijnlijk ook
Meulemans en
Tinel met een paar liederen. Daarbij ook bijdragen van allerlei Jesuieten,
enz[ovoort] Elk seizoen zou een nieuw deel verschijnen, zoodat in
Febr[uari], Mei en Augustus '46 de volgende
d[e]l[en] zouden verschijnen. Ik verwacht dus bij gelegenheid hierover uw antwoord en groet U inmiddels vriendelijk.
(handtekening Joris Lannoo)
Annotations
[3]
De exemplaren op Hollands papier van de
vijftiende druk van De vlaschaard, die bij de binder Van Dieren te Antwerpen waren.
[5]
Deze uitgave resulteerde in:
- H. Bauweraerts, L. Monden (red.), Dit nieuw seizoen. I. Winter. Lannoo, Tielt, 1945.
- H. Bauweraerts, L. Monden (red.), Dit nieuw seizoen. II. Lente. Tielt, Lannoo, 1946.
- H. Bauweraerts, L. Monden (red.), Dit nieuw seizoen. III. Zomer. Tielt, Lannoo, 1946.
- H. Bauweraerts, L. Monden (red.), Dit nieuw seizoen. IV. Herfst. Tielt, Lannoo, 1946.
[7]
Van de hand van Streuvels verscheen '
Wintervreugde' in
Dit nieuw Seizoen. I. Winter.
Tielt, J. Lannoo, 1945, p. 61.
[8]
Lannoo bedoelt hoogstwaarschijnlijk Emiel Van Hemeldonck, van wie in de reeks 'Dit nieuw seizoen' zowel in de editie over de 'Herfst' als in die over de 'Zomer' een bijdrage" werd opgenomen.