< | Resultaat 1925 van 2531 | > |
---|
Amter, Eduard (° Leuven, 1898-12-13 - ✝ Leuven, 1969-07-02)
Secretaris-penningmeester van het Davidsfonds.
Was de zoon van een Leuvense postbode en werd na zijn lagere moderne humaniora bediende bij de Belgische Boerenbond. Deze stelde Amter vanaf 1916 als privé-secretaris ter beschikking van haar verlamde ondervoorzitter Emiel Vliebergh, de voorzitter van het Davidsfonds, waarvan Amter in 1924 waarnemend secretaris-penningmeester werd. Onder de voorzitters Arthur Boon (1925-1938) en Arthur Janssen (1938-1966) kwam de werkelijke leiding bij hem te liggen. De enorme opbloei van het Davidsfonds, van 15.000 leden in 1925 tot 74.000 in 1932, was vooral zijn werk. Dat resulteerde zowel in een brede flamingantische bewustmaking en radicalisering, als in een grootscheepse cultuurdistributie, vooral via boeken en voordrachten. Amter vond nog de tijd om populaire proza- en toneelstukken te schrijven, op te treden als secretaris-penningmeester van een Studiefonds voor kinderen van getroffen Vlamingen en een belangrijke rol te spelen in het katholiek-nationalistische leven te Leuven.
In de jaren 1930 evolueerde hij in radicaal-rechtse zin. De geweldige flamingantische moties van het Davidsfonds in 1935-1936 hebben mee het klimaat geschapen waarin de verkiezingen van 1936 een doorbraak van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) en Rex te zien gaven. Daarna propageerde Amter via het Davidsfonds de Vlaamsche Concentratie met die twee partijen, ook nog na hun veroordeling door het episcopaat. Zelf kwam hij bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1938 in Korbeek-Lo op met een concentratielijst Verenigde Katholieken, die nauwelijks Vlaamsgezindheid maar wel een fervent antisocialisme aan de dag legde. Hij werd burgemeester, maar nam al in november 1939 ontslag omdat pluralisme en democratie hem niet lagen. Hij was een van de ultraneutralistische ondertekenaars van het manifest dat op 22 september 1939 door het actiecomité Vrede door Neutraliteit - dat was door het Verbond der Vlaamse Oud-Strijders (VOS) in het leven geroepen - werd uitgegeven en dat gericht was tegen de democratische sympathieën voor Frankrijk en Engeland bij het begin van de Tweede Wereldoorlog.
Onder de Duitse bezetting in 1940 was het Amters grote bekommernis dat het Davidsfonds niet opnieuw voor tien jaar verlamd zou worden, zoals door de Eerste Wereldoorlog, of zou worden verboden door de bezetter. Hij hoopte integendeel in de Nieuwe Orde een monopoliepositie voor zijn vereniging te krijgen, als een culturele mantelorganisatie van het collaborerende VNV, maar wel met het behoud van haar godsdienstig karakter. Van die mantelorganisatie kwam niets in huis, omdat de bezetter de SS-Vlaanderen en de Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap (DeVlag) steunde tegen het VNV, terwijl Flor Grammens en het dagelijkse bestuur beletten dat Amter zich vergaloppeerde.
Hij werd van de lente van 1941 af een hardnekkige bestrijder van de culturele initiatieven van zowel VNV- als DeVlag-strekking, initiatieven die in Vlaanderen inderdaad onder meer mislukt zijn door het verzet van het Davidsfonds. In de jaren na de bevrijding verheerlijkte Amter de eenheid van Vlaanderen en België en beschuldigde hij de linkse 'volksfrontregeringen' ervan dat ze door de zuivering de katholieken wilden treffen (repressie). Toen het Davidsfonds na de intrede van de Christelijke Volkspartij (CVP) in de regering in maart 1947 besloot tot samenwerking met het August Vermeylenfonds en het Willemsfonds, volgde Amter niet van harte.
In 1951 kantte hij zich ook tegen samenwerking met het Algemeen Christelijk Werk(nem)ersverbond (ACW) om de V.B. een nieuw elan te geven. Niet alleen had hij de V.B. al vroeger graag geïdentificeerd met zijn Davidsfonds, maar na de gedwongen troonsafstand van Leopold III in 1950 (Koningskwestie) ging hij opnieuw de nationalistische toer op. In de jaren 1960-1963 trad hij naar voren als voorzitter van het Vlaams Aktiekomitee voor Brussel en Taalgrens, dat er eindelijk in slaagde om de V.B. weer in het offensief te brengen, na de ramp van de collaboratie. De taalgrens had vanouds zijn bijzondere aandacht gehad.
De Meyer, Maurits (° Elversele, 1895-03-02 - ✝ Wilrijk, 1970-11-24)
Uitgever en volkskundige.
Studeerde tussen 1916 en 1918 klassieke filologie en geschiedenis aan de door de Duitse bezetter vernederlandste Gentse universiteit von Bissing Universiteit). Dit had tot gevolg dat de Belgische universiteiten en de Centrale Examencommissie voor hem na de oorlog gesloten bleven. Spoedig trad hij in dienst van de nog jonge uitgeverij Standaard Boekhandel, waarvan hij 35 jaar lang directeur (01.10.1924) en later beheerder was. Zo was hij ook medestichter van de Vereniging ter Bevordering van het Vlaamse Boekwezen (VBVB), die hij ook als voorzitter zou leiden, en was hij betrokken bij de organisatie van de Boekenbeurs voor Vlaanderen in Antwerpen. Als wetenschapsman verwierf de Meyer faam door zijn activiteiten op gebied van volkskunde - het is mede dankzij hem dat men deze wetenschap in Vlaanderen ernstig is gaan beoefenen. De Meyer specialiseerde zich in de studie van Vlaamse sprookjes, waarover hij in binnen- en buitenland publiceerde.
Janssen, Emiel (° Vlimmeren, 1897-04-28 - ✝ Tienen, 1984-03-27)
Pseudoniem: Diotimos.
Geestelijke.
Janssen ging in Hoogstraten studeren met de Gezelle-biograaf Aloïs Walgrave als leraar. Hij trad in de Sociëteit van Jezus in 1915. Hij was een aantal jaren werkzaam in het middelbaar onderwijs maar werd daarna belast met de geestelijke vorming van jongere confraters. Hij schreef geestelijke werken, korte essays en verzen. In 1939 verscheen zijn belangrijkste Gezelle-boek, namelijk Zo dichte en zo doe'k. Hij was lid van het Guido Gezellegenootschap. Hij publiceerde regelmatig Gezellestudies in Gezelliana,Gezellekroniek,... Hij was ook begaan met Streuvels, Timmermans en Van Eeden.
Lateur, Frank (° Heule, 1871-10-03 - ✝ Ingooigem, 1969-08-15)
Geboren als Frank Lateur en bakker van opleiding, maar onder zijn pseudoniem Stijn Streuvels als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, Vlaanderen, De Gids en De Nieuwe Gids. De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.
Lateur, Paul (° Ingooigem, 1909-01-04 - ✝ Halle, 1993-06-21)
Kunstenaar.
De enige zoon van Streuvels was geen briljante leerling, maar door zijn artistieke aanleg lag een kunstambacht voor de hand. In 1924 ging hij naar Maredsous, voor een kunstopleiding in de abdijschool. Streuvels had besloten dat zijn zoon edelsmid zou worden. Paul vestigde zich later in Brussel als tekenaar.
Van Dieren, Jan Petrus (° Grave, 1818-05-15 - ✝ Antwerpen, 1887-01-20)
Stichter van de Antwerpse drukkerij en uitgeverij Van Dieren.
Jan Petrus van Dieren vestigde zich in 1839 in Antwerpen, waar hij in 1840 werd ingeschreven als 'imprimeur-libraire' en de drukkerij-uitgeverij V. van Dieren & Co. oprichtte. Hij verzorgde omvangrijke taalkundige en literaire uitgaven als het Nederlansch Letterkundig Woordenboek van P. Weiland. In 1842 gaf hij werken van Theodoor Van Ryswyck uit. Ook op het gebied van het dagblad- en tijdschriftwezen maakte hij zich verdienstelijk. Hij was de stichter van Het Handelsblad (sedert 1844), De Huisvriend (1865-1913) en van De Belgische Illustratie (1869-1884).
Daarnaast gaf hij o.m. de werken uit van August Snieders en van Hendrik Conscience (vanaf 1850). De Antwerpse firma drukte standaardwerken als de Geschiedenis van Vlaanderen, Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden, Vlaanderen door de eeuwen heen, Flandria Nostra en Lectuurrepertorium. Jan Petrus Van Dieren overleed in 1887, maar zijn zonen Jan (1847-1926) en Theofiel (1855-1918) de leiding over. Na de Eerste Wereldoorlog werd Jans zoon (1882-1961) directeur. Zijn neef, Vincent, nam in 1913 de drukkerij Van Os-de Wolf over en bouwde ze uit tot de befaamde drukkerij V. Van Dieren en Co. Van Dieren & Co. staakte haar werkzaamheden in 1968.
Van Hemeldonck, Emiel (° Zwijndrecht, 1897-11-29 - ✝ Arendonk, 1981-01-13)
Vlaams schrijver.
Van Hemeldonck was inspecteur (1928-1949), daarna hoofdinspecteur (1949-1959) van het Lager Onderwijs. Hij is een veelgelezen en vruchtbaar schrijver van goedgebouwde en boeiend vertelde streekromans die in de Antwerpse Kempen spelen (Dorp in de hei, 1938; Maria, mijn kind, 1944) en van breed opgezette historische romans, ook grotendeels met regionalistische inslag (De cleyne Keyser, 1943). Hij schreef ook een paar geslaagde psychologische romans (Troosteres der bedrukten, 1956; Hier zijn mijn handen, 1959).
Vander Plaetse, Antoon Gerard (° Tielt, 1903-12-30 - ✝ Kortrijk, 1973-02-08)
Vlaams voordrachtskunstenaar en regisseur.
Hij behoorde van 1926 tot 1930 tot het gezelschap van het Vlaamse Volkstoneel (onder Joh. De Meester jr.), van 1930 tot 1940 tot dat van het Nationaal Vlaams Toneel (onder Staf Bruggen) en was sinds 1928 leraar in dictie. Hij werd in ruime kring bekend met voordrachten uit het werk van Gezelle, Verschaeve, Streuvels en Timmermans. Vander Plaetse regisseerde klassiek toneel, openluchtspelen (o.a. het Guldensporenspel te Kortrijk, 195?; het Rodenbachspel te Roeselare, 1956) en stoeten als de Praalstoet van de Nederlandse Taal (Kortrijk, 1960). Hij stichtte de West-Vlaamse Discotheek (1955).
Davidsfonds
Deze culturele en christelijke vereniging werd op 15 januari 1875 door de Leuvense studentenvereniging Met Tijd en Vlijt opgericht. Ze fungeerde als de tegenhanger van het vrijzinnige Willemsfonds en werd genoemd naar Jan-Baptist David. Het Davidsfonds bestaat nog steeds en heeft tot doel de algemene ontwikkeling van het Vlaamse volk te stimuleren. Lannoo hielp in 1913 bij de heroprichting van de Tieltse afdeling, waarvan hij in de zomer van 1928 een bestuursfunctie toegewezen kreeg.