22 III '47.
Den Heer Frank Lateur, Ingooigem.
Geachte Heer Lateur,
Hierna geef ik U het antwoord van den heer
De Meyer: "Gezien de huidige situatie van de boekenmarkt, zou ik zeker dit jaar niet meer dan twee boeken van
Str[euvels] laten verschijnen en bij voorkeur "
Zonnetij" en "
Dorpsgeheimen", beide in de
Lijsternestreeks.
[1] Ik acht het wenschelijk met de "
Kerstvertellingen" en "
Genoveva" te wachten.
[2] Wenscht gij de kleine uitgaven "Vertelsels van het Jaar 0", ["] Geluk in 't Huishouden" en de anderen uit deze reeks zelf uit te geven, daar heb ik geen bezwaar tegen, maar ik verkies er niet aan mede te doen."
Tot daar d[e ]h[ee]r De Meyer. Ik meen dat d[e ]h[ee]r De M[eyer] Kerstvertellingen wenscht later uit te geven, omdat "Kerstekind" pas heruitgegeven werd als schooluitgave en eerlang zal aangeboden worden met platen van J[eanne] Hebbelinck: dit verhaal maakt het zwaarste en bekendste deel van "Kerstvertellingen" uit.
"Genoveva" zal hij misschien wat lijvig vinden voor dezen zwakken tijd, zoodat zeker een betrekkelijk zwaren prijs noodzakelijk wordt. Wat ik hierboven schrijf, zijn vermoedens, want d[e ]h[ee]r D[e Meyer] schrijft geen woord meer dan wat ik in bovenstaande acht eerste regels van mijn brief overtikte.
Ik bezit de herziene handschriften van "
Dagen", "
Najaar", "
Zonnetij" & "
Dorpsgeheimen".
[3] De illustratie voor volgende werken werd door U reeds goedgekeurd en is in mijn bezit: "
Minnehandel", "
Werkmenschen"
[4] & "
Dorpsgeheimen". We kunnen dus zeker beginnen met "
Dorpsgeheimen" te drukken en uitzien wie het best "
Zonnetij" zou kunnen illustreeren,... indien U met het plan van den
d[e ]h[ee]r D[e Meyer] kan instemmen.
Ik denk er niet aan "Vertelsels van 't Jaar Nul" en "Geluk in 't Huishouden" nu heruit te geven. Ik voel wel iets voor de kleine uitgave van "Genoveva". Welke zijn de andere titels die vrij zijn?
Ik wil hier stoppen, omdat er kans is dat ik persoonlijk over deze uitgaven met U zal kunnen van gedachten wisselen, waarschijnlijk in de eerste dagen en omdat straks alle poststukken moeten vertrekken. Zoo weet U toch iets.
[2]
De houding van d[e ]h[ee]r De Meyer verwondert me geenszins, omdat de boekhandel te weinig koopt en nog slechter betaalt. Wij voelen het misschien minder, omdat onze zaak meer takken heeft en dat prentjes verkoopen of drukken + het drukken van boeken enz[ovoort] ook inkomsten oplevert, maar ik meen, dat de uitgeverij zeker best voorzichtig is.
Met vriendelijke hoogachting,
(handtekening Joris Lannoo)