WANNINGSTRAAT 19.
Ingoyghem
België
< | Resultaat 14 van 2531 | > |
---|
De Saedeleer, Valerius (° Aalst, 1867-08-10 - ✝ Etikhove, 1941-09-26)
Schilder.
Na lang rondgezworven te hebben (o.m. in Tiegem), vestigde hij zich na WOI definitief in Etikhove. Van impressionistisch werk evolueerde zijn stijl naar het vastleggen van atmosferische landschappen. Hij lag mee aan de grondslag van de zogenaamde 'Latemse School', genoemd naar de kunstenaarskolonie in het Leiedorp Sint-Martens-Latem. Van 1914 tot 1921 werkte hij in Engeland. Streuvels ontmoette de Saedeleer voor het eerst rond 1900. Wanneer die later (1908) naar Tiegem verhuisde, werden de vriendschapsbanden nauwer. Vanuit het Lijsternest had Streuvels een uitzicht op de villa van de schilder.
Rodenbach, Albrecht (° Roeselare, 1856-10-27 - ✝ Roeselare, 1880-06-23)
Dichter, toneelschrijver, acteur, redenaar en tekenaar.
Albrecht Rodenbach stichtte in Leuven, samen met o.a. Pol De Mont en A. Joos, de Algemene Studentenbond, met als orgaan Het Pennoen. Zijn krachtige strijdliederen oefenden een grote invloed uit op de Vlaamse Beweging. Zijn bekendste werk is Gudrun, een nationaal drama van liefde en trouw.
Rodenbach, Albrecht (° 1856 - ✝ 1880)
Katholieke schrijver uit Roeselare, die onder meer met zijn drama en poëzie de Vlaamse zaak verdedigde. Samen met zijn Hugo Verriest, zijn leraar aan het Klein Seminarie van Roeselare, werd hij het boegbeeld van de 'Blauwvoeterie', een heroïsche, romantisch-nationale jongerenbeweging.
Streuvels, Stijn (° Heule, 1871-10-03 - ✝ Ingooigem, 1969-08-15)
Geboren als Frank Lateur en bakker van opleiding, maar onder zijn pseudoniem Stijn Streuvels als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, Vlaanderen, De Gids en De Nieuwe Gids. De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.
Van Looy, Jacobus (° Haarlem [Nederland], 1855-09-12 - ✝ Haarlem [Nederland], 1930-02-24)
Nederlands prozaschrijver, dichter en schilder, typisch vertegenwoordiger van de kunst der Tachtigers en tevens een van de belangrijkste auteurs van het Nederlands impressionistisch proza. Zijn literair werk kan getypeerd worden als schetsmatig, fragmentarisch en ongeordend. Jaapje (1917), waarin Van Looy zijn weeshuisherinneringen verwerkte, mag tot zijn bekendste werken gerekend worden. Als schilder wordt Van Looy gerekend tot de Amsterdamse school. Hij maakte naast figuurstukken ook portretten.
Vermeersch, Gustaaf (° Veurne, 1877-05-20 - ✝ Aalst, 1924-12-10)
Volgde enkel de lagere school en werd in 1889 telegramdrager in Deurne. In 1897 werkte Vermeersch zich door zelfstudie op tot treinwachter en werd in 1905 tot hoofdtreinwachter benoemd en overgeplaatst naar Monceau-sur-Sambre op de lijn Charleroi- Aarlen.Vermeersch' flamingantisme bleek al vóór 1900, toen hij meestal anoniem opgenomen hekelbriefjes schreef naar De Vlaamsche Gazet van Brussel, waarin hij protesteerde tegen de verfransing van de stations en het spoorwegpersoneel. Het lezen van De Oogst van Stijn Streuvels zette hem ertoe aan zelf te gaan schrijven en hij publiceerde tussen 1903 en 1910 drie novelles, drie romans, en verschillende kortverhalen. Nadat Vermeersch was overgeplaatst naar Monceau-sur-Sambre richtte hij in De Vlaamsche Gazet een oproep tot de Vlamingen die in de kolenbekken werkten, om hen in een neutrale bond te verenigen. Zo stichtte hij de Vlaamse Bond De Eendracht, waarvan ook in de gemeenten rond Charleroi diverse afdelingen werden opgericht. Hij legde contact met Hippoliet Meert, met wiens hulp hij De Eendracht inrichtte als de afdeling Charleroi van het Algemeen-Nederlands Verbond, en in het kader hiervan ook een ziekenhuis en volksbibliotheek installeerde. Het stichten van volksscholen kwam wegens technische moeilijkheden niet van de grond. Met deze initiatieven trachtte Vermeersch het Vlaamse taal- en 'stambewustzijn' van de in Wallonië verblijvende Vlamingen in stand te houden. Hij sprak hierover op het 29ste Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres te Brussel (1906). In Ingelmunster (vanaf 1907) trachtte Vermeersch de Vlaamse spoorwegbeambten te organiseren in een vereniging die de Vlaamse tegenhanger moest worden van de Association amicale et mutuelle des Chefs-garde et Gardes. Hij vond hiervoor een spreekbuis in het Nieuwe Ambtenaarsblad van uitgever J. Schoepen, waarin hij vaak onder de pseudoniemen van Treinoverste, Nemo, Bavo en Burchard Knap schreef. Hij publiceerde ook het vlugschrift Het treinpersoneel en de Vlaamsche taal en richtte in 1909 te Brussel de Verbroedering der Vlaamsche Hoofdwachters en Treinwachters op. In 1910 opende hij in Antwerpen het eerste Kongres van Vlaamsche Staatsbedienden. Hij kwam regelmatig in conflict met zijn oversten, ook al omdat hij onder diverse pseudoniemen (als bijvoorbeeld Karloman) polemiserende artikelen liet verschijnen in het Nieuwe Ambtenaarsblad en De Beambte. Begin 1913 werd Vermeersch als hulpbibliothecaris overgeplaatst naar de bibliotheek van het ministerie van spoorwegen te Brussel. Een jaar later was hij verbonden aan de Vertaaldienst van het Algemeen Secretariaat van minister Joris Helleputte. Tijdens de bezetting koos Vermeersch voor het activisme. Hij zetelde in het bestuur van Jong-Vlaanderen. Vanaf september 1915 was hij medewerker van De Vlaamsche Post, waarin hij de Groot-Nederlandse gedachte verdedigde en pleitte voor het aanhalen van de vriendschapsbanden tussen Vlamingen en Neder-Duitsers. Dit standpunt verdedigde hij ook in zijn brochure Een Oproep tot de Vlamingen uit 1916. Datzelfde jaar ondertekende hij het Manifest van de Hoogeschoolbond voor de vernederlandsing van de universiteit te Gent (von Bissing Universiteit). Hij werd bureauchef bij de Vlaamse afdeling van het ministerie van wetenschappen en kunsten en was als afgevaardigde voor de Gouwraad van Brabant aanwezig op de algemene vergadering van 20 januari 1918 te Brussel waarop de Raad van Vlaanderen de Vlaamse zelfstandigheid uitriep. Hij werkte korte tijd ook mee aan het activistische blad De Stroom (juli-oktober 1918). Na de bevrijding vluchtte Vermeersch naar Nederland, maar in februari 1919 gaf hij zichzelf in Brussel aan. Na 3 maanden voorarrest werd hij uit zijn ambt ontzet en weer vrijgelaten.