<Resultaat 240 van 2531

>

Waarde vriend Streuvels,
Myn hartelyken dank voor je portret, door Fonteyne. Ik zal het een mooi plaatsje op myn kamer geven.
Is met dien bundel[1] nu alles in orde gekomen? Het spyt my nog steeds erg, dat je bydrage ten slotte niet in Elsevier kon komen.[2] Zend mij maar spoedig een vergoeding in den vorm [2]van een verhaal, liefst iets dat ik ongeïllustreerd kan plaatsen; dan hoeft het geenszins zoo lang te duren!
Denken jelie in Vlaanderen er aan, dat Van Deijssel den 22en Sept[ember] zestig wordt? Zyn adres is Ged[empte] Oudegracht 148 R Haarlem. Maar dien 22e is hy in den Haag, p[er adres] Boutens, Laan Copes van Cattenburch 49[.][3]
Nogmaals dank &
vele groeten van ons beiden hier
Steeds Je (paraaf Herman Robbers)
Den Heere Frank Lateur
Ingoijghem
België
N.B: De poststempel is uitgescheurd.
HERMAN ROBBERS
RED[ACTIE] ELSEVIER'S MAANDSCHRIFT
SCHOORL. (N[oord Holland])
 

Annotations

[1] Cf. Streuvels' brief aan Robbers van 10 juli 1924.
[2] Cf. Streuvels' briefkaart aan Robbers van 4 december 1923.
In september 1923 verbleven Streuvels en de kunstschilder Emmanuel Viérin te Veurne. Streuvels' voorliefde voor de Polders en de Westhoek resulteerde in november in het werk Veurn-Ambacht, dat in 1924 werd opgenomen in de verhalenbundel Herinneringen uit het verleden. H. Speliers, Dag Streuvels, p. 481
In Streuvels' memoires lezen we het volgende: In de nazomer ben ik met Viérin naar Veurne getrokken — de landstreek met de wijde horizonnen, de stilte en de eenzaamheid. Viérin heeft er geschilderd en ik heb er gewerkt aan Land en leven in Vlaanderen. Het is een streek waar men materie kan opdoen om honderd boeken te schrijven. De motieven liggen er voor het grijpen. Het zit er vol van wondere typen, autochtone bewoners in de eindeloze vlakten, hoge luchten, afgezonderd van alle betrek met de andere bevolking, waar sedert de schepping niets is veranderd. De winden waaien er over de eindeloze weiden en de elementen hebben er hun vrije weister. Ieder dorp is een wereld op zichzelf, en de pastoors die er lange tijd in het "Blote" gevestigd zijn, op een dorp met 300 zielen en duizend koeien — met hofsteden anderhalf uur van elkander afgelegen, worden er van die zonderlingen, met rare manieren, die men: déformations professionnelles noemt. Een en ander van die ondervindingen die ik er bij mijn verblijf heb opgedaan onder de bevolking, zijn opgenomen in het boek: Herinneringen. Stijn Streuvels, Ingooigem, p. 87
[3] Op zaterdag 22 september 1924 werd Lodewijk Van Deyssel 60 jaar. Die dag werd hij door P.C. Boutens op grootse wijze gehuldigd in Huize Kleykamp en met een banket in hotel De Twee Steden in Den Haag. Streuvels kon niet aanwezig zijn op het feest. Hij werd echter door de redactie van de Nieuwe Rotterdamsche Courant verzocht een heilgroet aan Lodewijk Van Deyssel te schrijven, die verscheen in De Nieuwe Rotterdamsche Courant 81 (1924) Avondblad B, p. 1. Op 8 november werd Van Deyssel gehuldigd in de Vlaamse Club en in de Taverne Royale te Brussel op initiatief van een comité bestaande uit Em. De Bom, Cyriel Buysse, Alfred Hegenscheidt, Stijn Streuvels, Herman Teirlinck, Fernand Toussaint Van Boelaere, August Vermeylen en Karel Van de Woestijne. Harry G.M. Prick, 'Lodewijk van Deyssel', in: Bzzlletin, (1979), 69, p. 23-24

Register

Naam - persoon

Boutens, Pieter Cornelis (° Middelburg, 1870-02-20 - ✝ 's-Gravenhage, 1943-03-14)

Nederlands dichter.

Hij studeerde klassieke talen te Utrecht, was korte tijd leraar en wijdde zich na 1904 geheel aan letterkundig werk. Zijn vroege poëzie is niet denkbaar zonder de nieuwe vrijheid die door Kloos, Verwey en vooral Herman Gorter was ontstaan, maar als 'Negentiger' afkerig van het impressionisme, zag Boutens het vers als een directe en zinrijke openbaring van de ziel. Deze innerlijke bewustwording heeft zich bij hem voltrokken onde de invloed van Plato, bij wie hij zijn eigen vermoeden van de aardse ballingschap der ziel en van de zichtbare schoonheid als onvolmaakte afspiegeling van de Onzichtbare, bevestigd vond. Zo werd Boutens' werk steeds meer belijdenis van een mystiek-wijsgerig levensgevoel, dat soms wel gebruik maakt van katholieke termen en symbolen, maar niettemin wezenlijk platonisch-humanistisch moet heten. Door zijn gerichtheid op het boventijdelijke heeft deze poëzie uiteraard een statisch karakter. Een aparte plaats in zijn oeuvre neemt de bundel in die hij in 1919 liet verschijnen onder de titel Strofen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe. Als vertaler heeft hij ernaar gestreefd de klassieke tekst in zijn genuanceerde betekenis volledig tot zijn recht te doen komen. Het best geslaagd zijn de Homerus-vertalingen. Boutens' invloed op de generatie van 1910 (Bloem, Van Eyck, A. Roland Holst) is diep en duurzaam geweest.

Fonteyne, Jules (° Brugge, 1878-07-22 - ✝ Brugge, 1964-08-11)

Tekenaar - schilder.

Nadat Jules Fonteyne in 1897 als primus aan de Brugse Academie afstudeerde, kreeg hij zijn verdere opleiding in Brussel en aan het Hoger Instituut van Antwerpen, waar hij de prijs behaalde voor graveerkunst. Hij reveleerde als grafisch kunstenaar met zijn eenvoudige illustraties voor het Kerstekind van Stijn Streuvels (1910). In oktober 1914 vertrok hij met zijn familie naar Engeland, waar hij onder invloed van de Prerafaëlieten kwam te staan. Na de oorlog keerde hij terug naar België en tekende er veel kerkmeubels voor de opnieuw opgebouwde kerken. In 1920 werd hij als leraar in de toegepaste kunsten aangesteld aan de Academie. In 1924 werd hij er directeur. Fonteyne manifesteerde zich vooral als etser-tekenaar. Van zijn hand zijn talrijke affiches, prentkaarten en portretten (o.a. een aantal potloodtekeningen en een profieltekening in 1912 van Streuvels, van Jozef Dochy, van Karel de Flou,...) bewaard. Hij vervaardigde ex-librissen en illustreerde talrijke boeken, o.a. van Streuvels (Het Glorierijke Licht en Morgenstond, Sint Jan, De Boomen, Vertelsels van Gokkel en Hinkel; De schoone en stichtelijke historie van Genoveva van Brabant).Zijn tekeningen zijn altijd voluit figuratief en af en toe zelfs suggestief. Bij voorkeur heeft hij in zijn tekeningen de volkse mens geportretteerd zoals hij die in het Brugge van zijn tijd kon observeren.

Streuvels, Stijn (° Heule, 1871-10-03 - ✝ Ingooigem, 1969-08-15)

Geboren als Frank Lateur en bakker van opleiding, maar onder zijn pseudoniem Stijn Streuvels als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, Vlaanderen, De Gids en De Nieuwe Gids. De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.

Van Deyssel, Lodewijk (° Amsterdam, 1864-09-22 - ✝ Haarlem, 1952-01-26)

Pseudoniem van Karel Johan Lodewijk Alberdingk Thijm.

Nederlands criticus en prozaschrijver.

Jongste zoon van J. A. Alberdingk Thijm. Maakte zijn literair debuut in Dietsche Warande, het tijdschrift van zijn vader. Als oprichter en medewerker aan het tijdschrift De Nieuwe Gids bepaalde hij in sterke mate de kritiek ten aanzien van de traditionele literatuuropvatting en ook het opkomende naturalistische proza. Hij stichtte samen met A. Verwey het Tweemaandelijksch Tijdschrift en was in 1905 medeoprichter en eerste voorzitter van de Vereniging van Letterkundigen. Van Deyssel wordt gewoonlijk beschouwd als de verpersoonlijking van het artistieke individualisme van 'tachtig'. Het meest gekend zijn zijn naturalistische romans Een Liefde (1887) en De kleine Republiek (1889).

Titel - werken van Streuvels

Streuvels, Stijn, Herinneringen uit het verleden (1924). [bio]
[Eerste druk], Thielt, Drukkerij-Uitgeverij J. Lannoo, 1924, 280 + [VIII] p., 21,4 x 15,7 cm.
Extra info:
Colofon: 'De omslagteekening is van Alb. Saverys. Van deze uitgaaf werden 25 exemplaren getrokken op Hollandsch papier, genummerd van 1 tot 25.'
Streuvels, Stijn, Herinneringen uit het verleden (1924).
Druk
Streuvels, Stijn, Veurn-Ambacht [bio]
Streuvels, Stijn, Veurn-Ambacht
Bio
  • Streuvels, Stijn, Herinneringen uit het verleden (1924).
Streuvels, Stijn, Ingoyghem II, 1914-1940 (1957). [bio]
[Eerste druk], [Brugge], Desclée De Brouwer, [1957], 206 + [II] p., 20 x 13,3 cm.
Streuvels, Stijn, Ingoyghem II, 1914-1940 (1957).
Voorpublicatie
  • [Academische toespraak bij de benoeming tot Doctor honoris causa aan de Universiteit te Leuven], verschenen in het extra nummer van Ons Leven, 17 november 1937.
  • [Academische toespraak bij de benoeming tot Doctor honoris causa aan de Universiteit te Leuven], Nieuw Vlaanderen, III, 1937, nr. 49 (= 4 december), onder de titel: Wat ik in mijn werk heb uitgebeeld.
  • [Pastorale] - Dietsche Warande en Belfort, LIII, 1953, p. 14-18 (januari), gedat. November 1952.
  • [De gevarenis van Djooske Dekkers] - Dietsche Warande en Belfort, LVII, 1957, p. 65-68 (januari).
Druk
  • [Eerste druk], [Brugge], Desclée De Brouwer, [1957], 206 + [II] p., 20 x 13,3 cm.
  • [Tweede druk], in: Volledig werk. Deel IV. Brugge-Utrecht: Uitgeverij Orion, N.V. Desclée De Brouwer, [1973], p. 1333-1503.