SCHOORL (N.H.) 15/1 1925
Myn waarde Streuvels
Jammer dat ge niet gekomen zyt! Maar laat ons hopen op later. Houd het plan vast!
Wat uw opmerking betreft,[1] het belletristische deel van Elseviers betreffend, ik begryp dat wel, en het is een opmerking, die meer in het algemeen de jongste producten hier te lande treft dan Elseviers alleen — ik verzeker je dat ik neem: het beste van wat ik krijgen kan! — toch [2]geloof ik dat gy wel wat al te veel generaliseert. Zeker, er wordt veel door vrouwen geschreven, maar als het zoo fuzzy is als b[ijvoorbeeld] het werk van Ina Boudier, of van Hermance Löhnis, kan ik niet zeggen, dat ik er [iets] tegen heb. En ik vind, behalve deze namen, in de lyst der medewerkers over 1924: L[odewijk] van Deyssel, J[an Willem] de Boer, Siegfried van Praag, Aart van der Leeuw, H[endrik] van Loon, P[ierre Henri] Ritter J[unio]r, Antoon Thiry, J[ohan] Treffers... deze gy wel geen van allen van vrouwelykheid, dilettantisme of Salonfähigkeit[2] zult beschuldigen. Ook lykt mij dit lystje nogal erg bont & afwisselend.
Nu wat betreft je aanbod van eigen werk.[3] Ik zou het ééne willen hebben — en het andere niet laten gaan! Op dat Kerstverhaaltje leg ik alvast gaarne beslag voor ons Decembern[umme]r.[4] Maar gy schryft "kan ik dat tegen 't Decembern[umme]r van '25 gereed maken?" Laat mij je attent maken, dat de inhoud van December uiterlyk begin October dient vastgesteld (1 Nov[ember] geheel in proef, 15 Nov[ember] persklaar!). Dus wat ik je verzoeken mag: Stuur my die novelle zoo vroeg mogelyk. [3]Wat het langere verhaal betreft, dat zou '26 moeten worden, want voor '25 kan ik, op 't stuk van prozaverhalen, niets ,langers' meer accepteeren.[5] Nu is de vraag: kan dat? Wanneer denkt ge ermee gereed te zullen zijn? En kunt ge zoolang wachten?
Dezen brief overlezend, treft mij... dat er wel erg vaak in 'getroffen' en 'betroffen' wordt! Wil verontschuldigen — ik schreef vanmiddag stellig al 12 of 14 brieven.
Je belangstelling & je "goede wil" hebben mij opnieuw plezier gedaan, myn dank ervoor & zeer hartelyke groeten van ons beiden.
Steeds gaarne de uwe
(handtekening Herman Robbers)
VICHTE
16.1.1925
Den Heer Frank Lateur
te Ingoijghem
België
te Ingoijghem
België
Annotations
[1]
De brief waarin Streuvels deze opmerking maakt, is vermoedelijk verloren gegaan, maar aan de hand van Robbers' brief is men toch in staat de inhoud ervan in grote lijnen te reconstrueren.
Uit de eerste regel blijkt dat Streuvels het plan had opgevat eens naar Schoorl te gaan, maar om onbekende redenen is het bezoek er niet van gekomen.
Streuvels' opmerking heeft waarschijnlijk betrekking op de inhoud van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Volgens Streuvels zou Robbers in het literaire gedeelte van zijn tijdschrift te veel vrouwelijke schrijfsters met te weinig talent toelaten. Hij beschuldigt hen van dilettantisme en Salonfähigkeit. Johannes Tielrooy getuigde naar aanleiding van het vijftigjarige bestaan van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift dat vrouwelijke auteurs van gering talent, ondanks Robbers' nauwkeurigheid in het oordeelen, toch nog te dikwijls toegang kregen. Hetzelfde mag [...] worden getuigd van de afdeeling poëzie. Het is waar dat dichters, en vooral weer dichteressen, zijn toegelaten, wier werk wel een belofte scheen in te houden, maar die deze niet hebben ingelost, zoodat Robbers hier blijkt verkeerd te hebben geraden; het is ook waar dat hij er niet consequent genoeg op gelet heeft, of de hem ter plaatsing aangeboden gedichten producten der verbeeldingskracht waren, en te vaak poëzie heeft gezien in iets wat slechts berijmde gevoeligheid verdiende te heeten.... J. Tielrooy, 'Een vijftigjarige: "Elsevier's Maandschrift"', in: Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift, 50 (1940), 100, p. 486
[2]
salonfähig:
- (van personen) met nette manieren;
- (van begrippen, opvattingen, verschijnselen) (in nette kringen) bespreekbaar
[3]
De twee werken die Streuvels hier aanbiedt zijn waarschijnlijk de novelle Kerstmis in Niemandsland en de roman De teleurgang van den Waterhoek. In Streuvels' memoires lezen we namelijk dat in de winter van 1924 het plan werd ontworpen en begonnen aan de Teleurgang van de Waterhoek. Stijn Streuvels, Ingooigem, p. 91
[4]
Kerstmis in Niemandsland werd gepubliceerd in Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift, 35 (1925), 70, p. 403-425 (december), gedateerd: 'Stuyveskerke, december 1925'. Deze novelle werd in 1926 opgenomen in de bundel Werkmenschen en in 1939 in Kerstvertellingen.
[5]
De teleurgang van den Waterhoek verscheen niet als voorpublicatie in Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift
.
